Toch verandert er nog genoeg in de wereld van inkomen en werk. Zo stijgt de koopkracht in 2026, komt er een verplichte verzekering voor zelfstandigen en wordt de kinderopvang in de toekomst bijna gratis. Wij praten je weer helemaal bij met ons nieuwsbericht!
Let op: de plannen van het kabinet zijn nog niet definitief. De Tweede Kamer moet ze nog goedkeuren, dus ze kunnen nog wijzigen.
Koopkracht stijgt gemiddeld met 1,3%
Volgens het kabinet stijgt de koopkracht van Nederlandse huishoudens gemiddeld met 1,3%. Dat betekent dat de meeste mensen in 2026 iets meer te besteden zullen hebben. De stijging valt hoger uit dan de 1% die het CPB deze zomer nog had berekend.
Komend jaar gaan gepensioneerden er het meest op vooruit, met een gemiddelde stijging van 1,5%. De hoogste inkomens volgen het gemiddelde met een toename van 1,3%. De groep met laagste inkomens ziet haar koopkracht met 1,2% stijgen. Volgens het CPB zorgt dit alles ervoor dat de armoede in 2026 afneemt van 2,9% naar 2,6%.
Wil je zelf weten wat je in het nieuwe jaar overhoudt? Bereken het dan met onze bruto/netto-check.
Wat zijn de gevolgen voor je loonstrookje?
Zoals elk jaar hebben we samen met onze partner Visma-Raet uitgerekend wat je komend jaar netto overhoudt. Hieronder zie je wat de gevolgen voor 2026 zijn, uitgesplitst naar inkomen.
Inkomen |
Brutoloon |
Nettoloon 2025 |
Nettoloon 2026 |
Verandering |
70% minimumloon |
€ 1.754 |
€ 1.686 |
€ 1.674 |
- 0,7% |
Minimumloon |
€ 2.506 |
€ 2.299 |
€ 2.319 |
+ 0,8 % |
Modaal inkomen |
€ 3.875 |
€ 3.084 |
€ 3.123 |
+ 1,3 % |
Twee keer modaal |
€ 7.750 |
€ 4.933 |
€ 4.981 |
+ 1,0 % |
Onze conclusie: als we puur naar de nettolonen kijken, zien we dat de inkomensgroepen die het minimumloon of hoger verdienen erop vooruitgaan. Ze ontvangen alle drie ongeveer 1 procent extra op hun bankrekening. Dat betekent dat de fiscale lasten voor de meeste werknemers dus lichter zullen worden.
Werknemers met een salaris onder minimumloon (het gaat dan om parttimers) gaan er echter op achteruit. Meer daarover lees je aan het einde van dit bericht.
De berekeningen zijn nog onder voorbehoud, je kan er dus geen rechten aan ontlenen.
Zelfstandigen: boetes voor schijnzelfstandigheid, verplichte verzekering en lagere zelfstandigenaftrek
Voor zelfstandigen wordt 2026 nog iets spannender dan 2025. De Belastingdienst handhaaft namelijk al sinds 1 januari op schijnzelfstandigheid, maar boetes worden (in principe) nog niet opgelegd.
In 2026 gaat dat veranderen. Vanaf dat moment kunnen zowel de opdrachtgever als de opdrachtnemer een boete krijgen als een zelfstandige eigenlijk in loondienst had moeten werken.
Twijfel je of er in jouw geval sprake is van ondernemerschap of een dienstverband? Met deze webmodule van de Rijksoverheid kun je meer duidelijkheid krijgen. Bekijk ook onze eigen checklist om te bepalen of je bij jouw contract wel of niet als zzp’er kan werken.
Verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering
Kort voor Prinsjesdag heeft het kabinet bovendien haar wetsvoorstel voor een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen naar de Raad van State gestuurd.
Volgens het wetsvoorstel Basisverzekering arbeidsongeschiktheid zelfstandigen moeten alle zelfstandigen zich collectief tot hun AOW-leeftijd verzekeren, tenzij ze zelf een private verzekering afsluiten. Zelfstandigen die ook in loondienst werken hoeven zich niet meer te verzekeren als ze via de WIA (de wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering voor werknemers) voor minimaal het minimumloon verzekerd zijn.
De premie voor de verzekering wordt naar verwachting 5,4% van de winst, met een maximum € 171 per maand. Arbeidsongeschikte zzp’ers kunnen maximaal een uitkering ter hoogte van het minimumloon krijgen. Tijdens de eerste twee jaar ziekte keert de verzekering niets uit. Ondernemers moeten daar zelf een regeling voor treffen, bijvoorbeeld via een broodfonds. Het is de verwachting dat de wet in 2030 in werking treedt.
Zelfstandigenaftrek
Ook de zelfstandigenaftrek, een korting op de belasting voor ondernemers, wordt verder afgebouwd. Deze daalt in 2026 van € 2.470 naar € 1.200 per jaar.
Nabetaling bij uitkeringen heeft straks geen gevolgen meer voor toeslagen
Voor mensen die ten onrechte een te lage uitkering hebben gekregen, gold altijd al dat ze recht hebben op een nabetaling. Die nabetaling wordt opgeteld bij het jaarinkomen van het jaar waarin de nabetaling is gedaan. Dat gaat goed als de nabetaling in hetzelfde kalender jaar plaatsvindt als het jaar waarin het tekort is ontstaan. Echter, als de nabetaling pas in een later kalenderjaar wordt gedaan, heb je als uitkeringsgerechtigde ineens een piek in je inkomen. Daardoor heb je mogelijk minder of geen recht op sommige toeslagen (of andere “inkomensafhankelijke regelingen”).
Het kabinet wil dit in 2026 aanpassen: vanaf dan telt de nabetaling niet meer mee bij je inkomen. Op die manier heeft de nabetaling dus geen gevolg meer voor onder andere je zorgtoeslag.
Bijna gratis kinderopvang in 2029
Officieel is het geen Prinsjesdagnieuws, maar we vinden het te belangrijk voor werkende ouders om niet mee te nemen. Het kabinet kondigde op 15 september aan dat het de kinderopvang vanaf 2029 voor werkende ouders bijna helemaal gratis wil maken. Het kabinet wil hiervoor een heel nieuw systeem voor de financiering van de kinderopvang invoeren.
Volgens het nieuwe systeem wordt de vergoeding rechtsreeks aan de kinderopvang betaald, in plaats van aan de ouders. Daarmee komt er een einde aan de kinderopvangtoeslag. Bovendien wordt de vergoeding onafhankelijk van het inkomen van de ouders: alle ouders krijgen dus een even hoge vergoeding. Volgens de overheid gaat het daardoor voor alle ouders meer lonen om te werken: ze raken immers niet een deel van hun toeslag kwijt.
Toeslag terugvorderen van de ouders is in het nieuwe systeem bovendien niet meer mogelijk. Hoe hoog de eigen bijdrage van ouders onder het nieuwe systeem gaat worden, is nog niet bekend.
Relatief meer belasting voor mensen met een lager inkomen
Tot slot nog een pijnlijk gevolg van de nieuwe kabinetsplannen. In 2026 gaan zo’n 800.000 mensen met een lager inkomen €600 meer belasting betalen. Dat blijkt uit onderzoek van Tijmen de Vos en Jacob-Jan Koopmans, economen van vakbond FNV. De belangrijkste oorzaak hiervan is de manier waarop de arbeidskorting wordt geïndexeerd. Dat werkt zo.
De arbeidskorting is een belastingkorting voor iedereen die werkt. Niet iedereen heeft echter recht op hetzelfde bedrag: de hoogte is namelijk afhankelijk van je jaarinkomen. Kort gezegd bouw je arbeidskorting op tot je grofweg een modaal inkomen verdient (de “opbouwfase”) en bouw je daarna weer af als je bovenmodaal verdient.
In 2026 worden zowel de maximale hoogte, als de grenzen van die zogenaamde opbouwfase van de arbeidskorting geïndexeerd. Beide bedragen worden echter op een andere manier geïndexeerd. De maximale hoogte wordt namelijk verhoogd met een percentage van 2,9% (gebaseerd op de inflatie). De grenzen van de opbouwfase worden verhoogd met het percentage waarmee het minimumloon is gestegen: 4,9%.
Het gevolg: je bouwt minder snel arbeidskorting op. Dit treft vooral mensen met een lager inkomen, en dan met name mensen die in deeltijd werken. Hogere inkomens profiteren juist van deze manier van indexeren.
Volgens FNV worden vooral mensen die “buffelen” de dupe, zoals mensen die winkels bevoorraden of werken in kraamzorg of callcenters. FNV startte dan ook een petitie tegen deze “buffelboete”.