Werkloosheidsuitkering

Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op: 09-08-2023

Werkloosheidsuitkering

Wie werkloos wordt in Nederland heeft recht op een werkloosheidsuitkering, zoals geregeld in de Werkloosheidswet (WW). Om hiervoor in aanmerking te komen, moet iemand ten minste vijf arbeidsuren per week zijn kwijtgeraakt, of minstens de helft van het aantal arbeidsuren, en daarvoor loon hebben ontvangen; beschikbaar zijn voor de arbeidsmarkt; werkloos zijn geworden buiten eigen schuld (dus geen ontslag op staande voet of op eigen initiatief); loon hebben ontvangen gedurende ten minste de laatste 26 weken in de periode van 36 weken voorafgaande aan het ontslag (wekeneis). Wie aan deze voorwaarden voldoet heeft recht op drie maanden WW. Recht op een langer durende WW-uitkering ontstaat pas als men ook aan de jareneis voldoet: een loon hebben ontvangen gedurende ten minste 208 uur in ten minste vier jaar van de laatste vijf jaar voor de eerste werkloosheidsdag. Voldoet iemand aan de jareneis dan is de uitkeringsduur maximaal 24 maanden, afhankelijk van het aantal gewerkte jaren (een maand voor elk gewerkt jaar).

Voldoet iemand niet aan de voorwaarden, of is het recht op WW afgelopen, dan kan men wellicht in aanmerking komen voor bijstand.

De hoogte van de werkloosheidsuitkering bedraagt 75% van het laatste loon gedurende twee maanden en daarna 70%.

In 2015 kregen werknemers nog maximaal 38 maanden een werkloosheidsuitkering, maar die is geleidelijk ingekort tot 24 maanden. Werknemers en werkgevers kunnen wel afspreken in de collectieve arbeidsovereenkomst (cao) om de WW aan te vullen tot de oorspronkelijke 38 maanden. Hiervoor betalen werknemers zelf de premie. 

Bron: Werkloosheidswet (WW) van 6 november 1986

 
Loading...