De derde pijler van het pensioen: individuele potjes

Hoe bouw je pensioen op in de derde pijler, via individuele potjes? En hoe doe je dat op een slimme manier? Loonwijzer legt uit hoe je kunt sparen voor je pensioen met behulp van individuele aanvullingen, lijfrentes en spaarpotten.

Wie weinig of geen pensioen in de tweede pijler heeft opgebouwd, doet er verstandig tijdig aan na te denken over aanvullend inkomen op je oude dag. De AOW, het basispensioen in de eerste pijler, is te weinig om goed van te kunnen leven, zeker als je een onvolledige AOW-uitkering hebt. Als je later over een aanvullend inkomen wilt beschikken, moet je geld opzijzetten als je nog werkt. Dat kan in de derde pijler van het pensioen, bijvoorbeeld via een pensioenspaarrekening, een pensioenbeleggingsrekening of een lijfrenteverzekering.

Belasting over pensioen in derde pijler

Net als bij de tweede pijler hoef je geen belasting te betalen over het bedrag dat je opzijzet voor je pensioen. In plaats daarvan betaal je belasting als je met pensioen gaat. Net als in de tweede pijler ligt dat geld vast tot je pensioen. Je kunt het niet eerder gebruiken als je krap bij kas zit, een wereldreis wilt maken of je kind wilt laten studeren. Het telt dan ook niet mee als vermogen waarmee rekening wordt gehouden als je een bijstandsuitkering aanvraagt.

Het gespaarde geld eerder opnemen kan wel als je je geld zelf op een spaarrekening zet of als je zelf gaat beleggen. Maar dan geniet je geen belastingaftrek over dat bedrag en moet je misschien vermogensrendementsbelasting gaan betalen (box 3). Zelf sparen of beleggen valt dan officieel ook niet onder de derde pijler van het pensioen.

Derde pijler en echtscheiding

Het pensioen in de derde pijler valt, in tegenstelling tot de tweede pijler, niet onder de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Ook de nieuwe Wet pensioenverdeling bij scheiding, die tegelijk met de Wet toekomst pensioenen ingevoerd wordt, is niet van toepassing op individuele pensioenverzekeringen en dergelijke. Wel horen deze, net als alle andere individuele spaarpotjes en bezittingen, bij echtscheiding verdeeld te worden op grond van het huwelijksvermogensrecht.

Hoeveel mensen bouwen pensioen op in de derde pijler?

Uit CBS-onderzoek (2022) bleek dat in 2019 5% van de werknemers zonder pensioenregeling via hun werkgever, zelf een aanvullend pensioeninkomen in de derde pijler opbouwde. Onder zelfstandigen was deze groep twee maal zo groot: van alle zelfstandigen bouwde 10% (95.000 personen) pensioen op in de derde pijler. Onder deze zelfstandigen waren relatief veel 55-plussers, met een hoger huishoudensinkomen (> € 40.000) of een hoger huishoudensvermogen (> € 50.000), vergeleken met de werknemers die pensioen opbouwden in de derde pijler.

5% en 10% lijken niet zulke grote aantallen, maar voor banken en verzekeraars is deze markt van samen 135.000 personen interessant genoeg om producten in de derde pijler aan te bieden. Volgens Algemene Rekenkamer onderzoek (2021) waren er in 2018 ongeveer 475.000 mensen die lijfrentepremie als aftrekpost opvoerden bij hun aangifte inkomstenbelasting.

Fiscale aftrekpost

De inleg voor producten in de derde pijler is aftrekbaar voor de belasting, binnen bepaalde grenzen. Deze grenzen staan in de Wet op de inkomstenbelasting en de bedragen worden jaarlijks aangepast. Als vuistregel kun je aanhouden dat je je inleg mag aftrekken zolang je totale pensioen in de tweede en derde pijler niet hoger is dan 80% van het gemiddelde loon, bij een opbouw over 42 jaar. Op je Uniform Pensioen Overzicht van je tweede pijler moet vermeld staan of je deze 'maximale fiscale ruimte' van dat jaar al benut hebt. Dat vind je terug onder 'A-Factor' op je overzicht. Zo weten werknemers hoeveel ze extra in hun derde pijler potje kunnen stoppen.

Voor ondernemers is de jaarruimte gerelateerd aan je winst. Je mag maximaal 13,3% van de premiegrondslag aftrekken met een maximum van € 13.570 in 2022 en € 15.317 in 2023. Als je een pensioentekort hebt uit het verleden, of in eerdere jaren niet je maximale jaarruimte hebt benut, dan is dat percentage hoger (17%). Dit heet reserveringsruimte. Dan komt er maximaal € 7.587 bij (voor 2023 € 8.065). En als je minder dan 10 jaar voor je AOW zit, is het maximumbedrag nog hoger (€ 14.978 in 2022 - € 15.922 in 2023). Er wordt altijd naar het voorgaande belastingjaar gekeken. Vrijwel alle banken en verzekeraars die pensioenproducten zoals banksparen aanbieden, hebben een tool op hun website om de bedragen die voor jou gelden te berekenen, net als de Belastingdienst.

Verdere voorwaarden voor de fiscale aftrekpost zijn:

  • je mag tussentijds geen geld opnemen;
  • je moet je opgebouwde vermogen gebruiken om een periodieke lijfrente te kopen bij een instelling (periodieke pensioenuitkering);
  • je mag doorsparen tot maximaal 5 jaar na het bereiken van je AOW-leeftijd.

Inleg eenmalig of periodiek

Een lijfrente afsluiten om extra pensioen op te bouwen kan met een eenmalige of een periodieke storting bij een verzekeraar of bank. Een eenmalige storting heet ook wel 'koopsom'. Van te voren spreek je af wanneer de opbouwfase eindigt. Bij lijfrentes die fiscaal aftrekbaar zijn, ligt de einddatum altijd in de buurt van je AOW-leeftijd. Op die einddatum komt het opgebouwde kapitaal vrij voor uitkering. Dan moet je kiezen in welke vorm de lijfrente uitgekeerd wordt. Let bij het afsluiten wel op wat er gebeurt met het opgebouwde bedrag bij overlijden. Wordt het uitgekeerd aan je partner of erfgenamen, die er dan een lijfrente van moeten kopen? Of moet je daarvoor tegelijk een overlijdensrisicoverzekering afsluiten?

Uitkering van de lijfrente altijd periodiek

Als je met pensioen gaat en de lijfrente wilt laten uitkeren, moet je van het opgebouwde kapitaal een periodieke uitkering kopen. Dat hoeft niet bij dezelfde instelling te zijn als waar je inlegde. De instelling keert in termijnen netto uit en houdt belasting en premie Zorgverzekeringswet (Zvw) in.

Er zijn verschillen tussen verzekeraars en banken bij het uitkeren van lijfrentes. Bij een verzekeraar kun je kiezen tussen een tijdelijke lijfrente (minimaal 5 jaar) of een levenslange. Daarbij kun je ook nog kiezen of je een verzekering bij overlijden wilt afsluiten. In dat geval kunnen je nabestaanden of erfgenamen een periodieke uitkering krijgen. Een bank biedt altijd een tijdelijke lijfrente aan, maar je kunt wel verschillende uitkeringsperioden kiezen. Na je AOW-leeftijd moet de uitkeringsperiode minimaal 5 jaar zijn. Als je overlijdt voordat de afgesproken periode verstreken is, kunnen je nabestaanden en/of erfgenamen van het resterende kapitaal een nieuwe lijfrente kopen.

Banksparen bij een bank of verzekeraar

Zowel banken als andere financiële instellingen, zoals verzekeraars, bieden bankspaarmogelijkheden aan. Vaak is het woord ‘pensioen’ opgenomen in dat specifieke product. Ook al heet het banksparen, het kan ook een beleggingsproduct zijn. Let dus goed op en laat je informeren voordat je een handtekening zet.

Anders dan bij gewone spaarrekeningen mag je bij banksparen het gespaarde bedrag niet zomaar opnemen. Pas als je AOW-gerechtigd bent, kun je een periodieke netto-uitkering krijgen (kopen). Soms is ook bij langdurige arbeidsongeschiktheid een periodieke uitkering mogelijk.

De rente is voor banksparen, als het een spaarvorm is, bijna altijd iets hoger dan bij de gewone spaarrekeningen. Het bedrag dat op je bankspaarrekening staat, telt bovendien niet mee voor de belastingheffing in box 3 (inkomen uit vermogen). Het geld dat je bijvoorbeeld op je internetspaarrekening spaart en vrij kunt opnemen, telt hier wel voor mee.

Beleggen voor pensioen

Je kunt in de derde pijler ook beleggen in een lijfrente om later over een aanvullend inkomen te beschikken, in plaats van hiervoor te sparen. Let op: dit kan nog steeds banksparen heten. Bij beleggen ligt het beleggingsrisico altijd bij jezelf.

Bij tegenvallende beleggingsresultaten kan het opgebouwde kapitaal veel lager uitpakken dan je hoopte. Vroeger werden dit soort beleggingspolissen ook wel woekerpolissen genoemd, omdat hoge kosten in rekening werden gebracht die bij het afsluiten van de polis niet duidelijk waren. Na jarenlange procedures en aangescherpte wetgeving en toezicht zijn woekerpolispraktijken inmiddels vrijwel uitgebannen. Wel zullen er nog mensen zijn die hierdoor in het verleden 'pensioenschade' hebben opgelopen en een lager pensioeninkomen zullen genieten dan waarmee ze rekening hebben gehouden. Dat komt overigens ook voor met pensioen in de tweede pijler.

Buiten de derde pijler beleggen voor pensioen?

Natuurlijk kun je ook een kapitaal (proberen te) vergaren voor later door zelf te beleggen, of door het uit te besteden aan een bank of beleggingsinstelling. Beleggen biedt kans op een hoger rendement dan sparen, maar er kleven ook grotere risico's aan. Je kunt dus ook veel lager uitkomen dan je hoopt. Dit soort vermogensopbouw valt net zo min als internetspaarrekeningen onder het pensioen in de derde pijler.

De gouden regel is dat je geen geld moet beleggen als je de waardevermindering bij tegenvallende beurzen niet kunt dragen. Je moet zien te voorkomen dat je op het diepste dal van de beurs je aandelen of obligaties moet verkopen. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) stelt dan ook dat je het risico kunt verminderen door te spreiden over verschillende beleggingsproducten en/of -categorieën.

Spreiden is altijd beter

Als je nadenkt over je inkomen op je oude dag is het altijd goed om meer factoren te betrekken dan alleen het inkomen in de (tweede en) derde pijler. Denk ook na over bijvoorbeeld de uitgavenkant: wat heb je nodig? Hoe staat het met je woonlasten? Is (eerder) aflossen van een hypotheek mogelijk om je woonlasten later lager te maken? Heb je een overlijdensrisicoverzekering? Wil of moet je iets nalaten aan nabestaanden, of kunnen die zichzelf redden? Zit er voor jouzelf eventueel een erfenis in? Het spreidingsadvies dat voor beleggingen geldt, is tevens een goede leidraad voor het nadenken over de eventuele aanschaf van producten in de derde pijler.

Nettopensioen

Een specifiek product voor de derde pijler is het nettopensioen. Per 1 januari 2015 is de pensioenopbouw in de tweede pijler beperkt of 'afgetopt' voor hoge inkomens. Daardoor zullen werknemers met hoge inkomens geen aanvullend pensioen van 75% middelloon in de tweede pijler kunnen bereiken. Dat kunnen ze echter zelf aanvullen. Boven een pensioensalaris van ongeveer € 115.000 (voor deeltijders naar rato) is er individueel de mogelijkheid om mee te doen aan de nettopensioenregeling van het pensioenfonds waarbij ze al in de tweede pijler pensioen opbouwen. De premie voor deze individuele regeling komt uit het nettosalaris en de uitkering vanaf pensioenleeftijd is onbelast. De nettopensioenaanspraken uit deze individuele aanvullingsregeling tellen bovendien niet mee voor het vermogen in box 3 en zijn dus vrijgesteld van vermogensrendementsheffing. Meer informatie vind je bij de Pensioenfederatie en bij je eigen pensioenfonds.

Handige links

Alles over pensioen en salaris

 
Loading...