Gelijke Behandeling

Deze pagina is voor het laatst bijgewerkt op: 09-08-2023

Gelijke beloning

Werkgevers mogen geen onderscheid maken tussen mannen en vrouwen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, bij het aanbieden van scholing, de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden (daarbij het loon inbegrepen), bij promotie of bij beëindiging van het dienstverband (art.7:646 BW).

De Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen verbiedt discriminatie op grond van geslacht in de beloning van het werk. Een werknemer kan aanspraak maken op hetzelfde loon voor werk van vergelijkbare waarde verricht door iemand van het andere geslacht. Het betreft zowel salariëring als toelagen en onkostenvergoedingen.

Uit het principe van gelijk loon voor gelijkwaardig werk volgt ook dat onderscheid op grond van godsdienst en levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht, seksuele voorkeur, nationaliteit, leeftijd, burgerlijke staat, handicap of chronische ziekte, voltijd- of deeltijdwerk en contracten voor bepaalde of onbepaalde tijd niet is toegestaan. Uitzendkrachten hebben recht op dezelfde behandeling als hun collega’s met een dienstverband.

Bronnen: Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) van 2 maart 1994; Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het werk van 1 maart 1980; Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte van 3 april 2003; Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid (WGB l) van 17 december 2003; Art.646 van Boek 7, Titel 10 Arbeidsovereenkomsten van het Burgerlijk Wetboek

Anti-discriminatie

Artikel 1 van de Grondwet luidt: 'Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan. Rechters mogen niet toetsen aan de Grondwet, wel aan de gelijkebehandelingswetgeving. 

Het Burgerlijke wetboek voorziet in het gebod tot gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het werk en verbiedt directe en indirecte discriminatie bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst, bij arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden bij promotie en bij beëindiging van het dienstverband. Indirecte onderscheid, als een ogenschijnlijk neutrale bepaling in de praktijk nadelig uitvalt voor vrouwen of mannen, kan mogelijk objectief gerechtvaardigd worden. Dan moet het doel legitiem, het middel passend en noodzakelijk zijn en niets met discriminatie van doen hebben. 

De gelijkebehandelingswetgeving verbiedt directe of indirecte discriminatie bij de werving van personeel en aanstellingsbeleid; bij het begin en einde van de arbeidsovereenkomst; bij benoeming en ontslag van ambtenaren; bij de vaststelling van arbeidsvoorwaarden; bij toelating tot en deelname aan scholing en opleiding tijdens of voor de aanstelling; bij promotie; bij arbeidsomstandigheden.

Directe discriminatie omvat ook discriminatie op grond van zwangerschap, bevalling en moederschap, of afwezigheid op grond hiervan. Onder indirecte seksediscriminatie valt ook onderscheid op grond van burgerlijke staat of familieomstandigheden.

Behalve de Grondwet, het Burgerlijk Wetboek en de Algemene Wet Gelijke Behandeling verbieden de volgende wetten discriminatie bij de arbeid: de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het werk, de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte, de Wet gelijke behandeling op grond van leeftijd bij de arbeid, de Wet verbod op onderscheid naar arbeidsduur, en de Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd.

Gelijke behandeling vrouwen en werk

Er is geen wettelijke beperking op werk voor vrouwen. Ze mogen in elk beroep werken, net als mannen.

Artikel 19(3) van de Grondwet luidt: 'Het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld.'

De Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen en een Besluit uit 1989 voorzien in enkele uitzonderingen. ‘Discriminatoire’ werving, selectie en aanstelling is toegestaan in bepaalde beroepen waarin het geslacht bepalend is. Zoals bijvoorbeeld dat van priester, acteur/actrice, zanger(es), danser(es) of artiest(e) en enige andere beroepen, nader in het besluit omschreven. 

Bronnen: §19(3) van de Grondwet uit 1815, herzien in 2008; § 5(3) van Wet gelijke behandeling mannen en vrouwen van 1 maart 1980; Besluit inzake beroepsactiviteiten van mannen en vrouwen van 19 mei 1989

Wetgeving inzake gelijke behandeling op het werk

  • Boek 7, Titel 10: Arbeidsovereenkomsten van het Burgerlijk Wetboek / Book 7, Title 10 (Employment Contracts) of Dutch Civil Code
  • Arbeidsomstandighedenwet van 18 maart 1999 / Working Conditions Act of 18 March 1999
  • Grondwet uit 1815, herzien in 2008 / Dutch Constitution of 1815, last amended in 2008
  • Algemene Wet Gelijke Behandeling (AWGB) van 2 maart 1994 / General Equal Treatment Act (AWGB) of 2 March 1994
  • Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte van 3 april 2003 / Equal Treatment (Disability and Chronic Illness) Act (WGBH/CZ) of 3 April 2003
  • Equal Treatment in Employment (Age Discrimination) Act (WGB l) of 17 December 2003
  • Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het werk van 1 maart 1980 / Equal Treatment (Men and Women) Act of 1 March 1980
  • Wet onderscheid arbeidsduur (WOA) van 3 juli 1996 / Equal Treatment (Working Hours) Act of 3 July 1996
  • Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd (WOBOT) van 7 november 2002 / Equal Treatment (Temporary and Permanent Employees) Act (Wet onderscheid bepaalde en onbepaalde tijd, WOBOT) of 7 November 2002
 
Loading...