Op de participatietop is versoepeling van het ontslagrecht geen
taboe-onderwerp meer. Nederland sluit daarmee aan bij een Europese
trend. Europese werknemers voelen zich steeds onzekerder over het
behoud van hun baan.
Het gevoel zijn baan niet zeker te zijn is in de EU wijdverbreid en neemt toe. Niet alleen mensen op een tijdelijk contract, maar ook veel werknemers met een vast contract in de leeftijdsgroep van 35-55, dwars door alle sectoren heen, weten niet zeker of ze hun baan de komende jaren behouden. En eenmaal ontslagen is de kans steeds groter dat ze hooguit weer tijdelijk aan de slag komen. Dit is de meest opvallende uitkomst van een vergelijkende studie tussen Denemarken, Duitsland, Finland, Nederland en Spanje op basis van Loonwijzer-data uit deze landen.
‘Deense model’ in opmars
Werknemers vinden
baanzekerheid het allerbelangrijkst, belangrijker dan loon en
werktijden. De vergelijkende studie laat zien dat een flink deel van de
werkende bevolking in alle landen zich op dit punt zorgen maakt. In
veel hogere mate dan het deel van de beroepsbevolking dat op een
tijdelijk contract zit.
In België bijvoorbeeld heeft 9 procent van alle werknemers een contract met beperkte looptijd (2005), maar 30 procent zei (in 2006) onzeker te zijn over zijn baan. Een vergelijkbare eerdere Europese studie gaf aan dat deze onzekerheid in 2001 nog 28 procent was.
Voor Denemarken zijn deze cijfers 10 procent tijdelijk werk, maar 28 procent ‘onzeker’ in 2006 tegen slechts 16 procent in 2001. Het Deense onbehagen weerspiegelt waarschijnlijk de vergaande versoepeling van het ontslagrecht in dat land in de laatste jaren (het ‘Deense model ‘).
Nederland komt met 15 procent tijdelijk werk en baanonzekerheid van 27 naar 28 procent voorlopig nog redelijk uit de bus, maar past wel in het patroon. Dit patroon komt in 5 van de 6 vergeleken landen terug, met uitzondering van recordhouder tijdelijke contracten en onzekerheid, Spanje. Hier liep ‘baanonzeker’ terug van 49 naar 46 procent in de afgelopen 5 jaar.
Jongeren, ambtenaren en hoogopgeleiden zijn zekerder
Onderzocht
is verder onder meer de invloed van leeftijd, opleiding en sekse.
Leeftijd maakt wat uit: jongere werknemers tot 35 ervaren minder
baanonzekerheid. En ook vanaf 55 wordt het beeld gevarieerder,
waarschijnlijk omdat de pensioenleeftijden en – stelsels van land tot
land verschillen.
Opleiding speelt ook een rol: hoe hoger opgeleid, hoe zekerder mensen van hun baan zeggen te zijn. Ook ambtenaren blijken minder onzeker over hun baan dan andere werknemers.
In België, Duitsland en Nederland blijken gevoelens van baanonzekerheid meer in sommige industrietakken voor te komen dan in andere. De onderzoekers vermoeden dat dit het gevolg is van buitenlandse concurrentie. Ook als er over ontslagen wordt gesproken of die worden verwacht neemt de onzekerheid begrijpelijkerwijs toe. En allicht gaat tijdelijk werk altijd samen met verhoogd gevoel van baanonzekerheid.
Nadelige gevolgen baanonzekerheid
De
Spaanse Loonwijzer-onderzoekers, die deze vergelijkende studie hebben
gedaan, wijzen ook nog op de gevolgen van baanonzekerheid en nemen
daartoe Spanje als voorbeeld. Dit is immers het EU-land met de grootste
groep tijdelijk werkers (een derde) en de hoogste baanonzekerheid
(bijna de helft). Met tijdelijke contracten over de hele linie in
opmars is het Spaanse geval zeker relevant. Spanjaarden krijgen minder
makkelijk dan andere EU-burgers (van de oude 15) een hypotheek om een
huis te kopen, ze blijven langer bij hun ouders wonen en stellen
kinderen krijgen uit. Ze bouwen gemiddeld minder pensioenrechten op en
worden na verloop van jaren op tijdelijke contracten met een
structureel lager inkomen ‘gestraft’ voor het feit dat ze geen vast
contract kregen.
Juni 2007