Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
1.1 Werkgever
Werkgever is:
- De natuurlijke of rechtspersoon met één of meer werknemers in dienst, die activiteiten verricht die worden gerekend tot het grafimedia-bedrijf, zoals omschreven in paragraaf 1.5 van deze cao.
 - De natuurlijke of rechtspersoon die deel uitmaakt van in een groep verbonden ondernemingen waartoe ook grafimedia-bedrijven behoren zoals omschreven in paragraaf 1.5 van deze cao en die één of meer werknemers in dienst heeft, wier gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer van deze tot de groep behorende grafimedia- bedrijven.
 
1.2 Werknemer
Werknemer is:
- De natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 1.1 sub a genoemde werkgever en een functieniveau heeft conform artikel 2.1 (functiegroep A t/m K);
 - De natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 1.1 sub b genoemde werkgever, een functieniveau heeft conform artikel 2.1 (functiegroep A t/m K) en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot het grafimedia-bedrijf, zoals omschreven in paragraaf 1.5 van deze cao;
 - De natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 1.1 sub a genoemde werkgever en die valt onder de doelgroep van de Participatiewet (Wet van 9 oktober 2003, Stb. 2003, 375, laatstelijk gewijzigd bij wet van 23 december 2015, Stb. 2015, 547) (conform artikel 2.2.2);
 - De natuurlijke persoon die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de in artikel 1.1 sub b genoemde werkgever en die valt onder de doelgroep van bovengenoemde Participatiewet (conform artikel 2.2.2) en wiens gewone taak het is bedrijfsmatige werkzaamheden te verrichten in of ten behoeve van één of meer tot in een groep verbonden ondernemingen die behoren tot het grafimedia-bedrijf, zoals omschreven in paragraaf 1.5 van deze cao.
 
1.3 Beperkende werking
Deze cao is niet van toepassing op:
- buitendienstmedewerkers gericht op commercie en acquisitie, zoals vertegenwoordigers en accountmanagers, met dien verstande dat de vertegenwoordiger c.q. commercieel buitendienst medewerker die werkzaam is in het signbedrijf wel onder de werkingssfeer van deze cao valt.
 - de werknemer die in geheel of in overwegende mate werkzaamheden verricht in een tot de onderneming behorende winkel.
 
1.4 Einde van de arbeidsovereenkomst bij bereiken AOW-gerechtigde leeftijd
De  arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer eindigt zonder dat opzegging  noodzakelijk is 
op de dag dat  de werknemer de wettelijke Algemene Ouderdoms Wet-leeftijd (AOW) bereikt. 
1.5 Werkingssfeer
- Werkingssfeer 
    
- Deze cao is van toepassing op het grafimedia-bedrijf.
 - Tot het grafimedia-bedrijf behoren de ondernemingen  of delen van ondernemingen die zich toeleggen op een of meer van de volgende  activiteiten: 
        
- het vervaardigen, bewerken en/of beheren van data met het doel deze data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, te verveelvoudigen, tot eindproducten te verwerken en te verspreiden of openbaar te maken middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm, dan wel deze hiervoor geschikt te maken.
 - het vermenigvuldigen, tot eindproduct verwerken en verspreiden of openbaar maken van data, hoofdzakelijk in de vorm van tekst en/of afbeeldingen, middels gedrukte, geprinte en/of elektronische vorm.
 
 - Onder ondernemingen worden mede verstaan inrichtingen en onderdelen van inrichtingen, staande onder beheer van een of meer natuurlijke of rechtspersonen, waarin een of meer der grafimedia- bedrijven worden uitgeoefend, uitgezonderd inrichtingen die onder beheer staan van publiekrechtelijke lichamen.
 
 - Grafimedia-bedrijf 
Tot het grafimedia-bedrijf behoren:- ondernemingen die zich toeleggen op hoogdruk, diepdruk, vlakdruk, ongeacht het te bedrukken materiaal (het grafisch bedrijf) (zie artikelen 1.5.3 t/m 1.5.5);
 - het (grafisch) voorbereidings- c.q. prepressbedrijf (zie artikel 1.5.6);
 - het (grafisch) nabewerkingsbedrijf (zie artikel 1.5.7);
 - het zeefdrukbedrijf (zie artikel 1.5.8);
 - het signbedrijf (zie artikel 1.5.9);
 - het dagbladbedrijf (zie artikel 1.5.10);
 - het reprografisch bedrijf (zie artikel 1.5.11);
 - het digitaal printbedrijf (zie artikel 1.5.12);
 - overigen (zie artikel 1.5.13).
 
 -  Hoogdrukbedrijf 
Tot het Hoogdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de hoogdruktechniek toepassen, zowel rotatief als in vellen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.
Hiertoe behoren in ieder geval Boekdrukkerijen, Flexodrukkerijen en Foliedrukkerijen. - Diepdrukbedrijf 
Tot het Diepdrukbedrijf worden gerekend die ondernemingen die de diepdruktechniek toepassen, alsmede de voorbereiding ten behoeve van dit drukproces en de op het drukproces volgende nabewerking.
Hiertoe behoren in ieder geval Rasterdiepdrukkerijen en tampondrukkerijen. - Vlakdrukbedrijf 
    
- Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die  ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht,  toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze  drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze  eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd (zie  ook artikel 1.5.12). 
    Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen,  Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar  drukwerk wordt vervaardigd (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. 
Voor wat betreft het onderdeel printtechnieken die digitaal worden aangestuurd is deze bepaling niet van toepassing op bedrijven die digitaal printen en die onder de werkingssfeer van de cao voor het Reprografisch bedrijf vallen. - Niet tot het Vlakdrukbedrijf worden geacht te behoren vlakdrukafdelingen die onderdeel uitmaken van een onderneming in de metaalindustrie.
 
 - Tot het Vlakdrukbedrijf worden gerekend die  ondernemingen die de vlakdruktechniek, al dan niet met behulp van vocht,  toepassen, zowel rotatief als in vellen, de voorbereiding ten behoeve van deze  drukprocessen en de op deze drukprocessen volgende nabewerking en deze  eventueel aanvullen met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd (zie  ook artikel 1.5.12). 
    Hiertoe behoren in ieder geval Offsetdrukkerijen,  Steendrukkerijen, Blikdrukkerijen, Glasdrukkerijen en ondernemingen waar  drukwerk wordt vervaardigd (deels) via fotodruk, dan wel plaatdruk. 
 - (Grafisch)  voorbereidings- c.q. prepressbedrijf 
Tot het (grafisch) voorbereidings- c.q. prepressbedrijf worden gerekend die ondernemingen, die geheel of in overwegende mate voorbereidende werkzaamheden verrichten ten behoeve van drukprocessen in de bedrijven, genoemd in de artikelen 1.5.3 t/m 1.5.5 en in de artikelen 1.5.8, 1.5.9 en 1.5.12.
Het betreft ondernemingen waar beelddragers en/of drukvormen worden vervaardigd voor het hoog-, diep-, vlak- en zeefdrukproces, alsmede digitale bestanden, voorzien van grafische parameters ter aansturing van deze of andere vermenigvuldigingsprocessen.
Daartoe worden teksten en/of afbeeldingen bewerkt langs mechanische, optische, elektronische of digitale weg tot eindproducten. De werkzaamheden zijn eventueel aangevuld met printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd.
De levering van deze eindproducten vindt plaats op (fotografisch) papier en/of film (analoog), of digitaal middels andersoortige dragers als magnetische en optische opslagmiddelen, dan wel rechtstreeks onder meer via kabel- of satellietverbindingen.
Tot het (grafisch) voorbereidings- c.q. prepressbedrijf worden tevens gerekend afdelingen van uitgeverijen met fotozet- en/of beeldvervaardigingsapparatuur.
 - (Grafisch)  nabewerkingsbedrijf 
    
- Tot het (grafisch) nabewerkingsbedrijf behoren  ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken  tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn  verlenen. Hiertoe worden onder meer gerekend: 
        
- het  boekbindbedrijf; 
Tot het boekbindbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, waarin de (hand-) boekbinderij, brocheerderij, linieerderij, kantoorboekenfabricage, stalenboekenfabricage of persvergulderij wordt uitgeoefend. - het  papierwarenbedrijf; 
Tot het Papierwarenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke zijn ingericht voor de verwerking van papier ter vervaardiging van:- schriften, notitieboekjes, cahiers in papieren omslag met of zonder linnen rug, alle soorten blocnotes, alsmede voor de vervaardiging van mappen en soortgelijke artikelen;
 - labels, briefkaarten en soortgelijke producten.
 
 - het  enveloppenbedrijf; 
Tot het enveloppenbedrijf worden geacht te behoren de ondernemingen, welke speciaal zijn ingericht voor de vervaardiging van enveloppen in de meest brede zin. Hiertoe wordt ook gerekend het samenstellen en gereed maken van dozen post, mappen en dergelijke. 
 - het  boekbindbedrijf; 
 - Tot het (grafisch)  nabewerkingsbedrijf behoren mede de onderdelen van ondernemingen, waarin  werkzaamheden plaatsvinden, die als regel verricht worden in de ondernemingen,  bedoeld in sub a. van dit artikel, waaronder mede worden verstaan de  werkzaamheden ter vervaardiging van: ordners (met inachtneming van het bepaalde  sub c. in dit artikel), banden, boekomslagen, agenda's, notitieblocs,  onderleggers, portefeuilles, mappen en soortgelijke artikelen uit leder,  kunststof of andere stoffen. 
Tot het (grafisch) nabewerkingsbedrijf behoren mede bedrijven die de onder de leden a. en b. genoemde bewerkingen combineren met een van de printtechnieken, die digitaal worden aangestuurd (zie ook artikel 1.5.12). - Niet tot het  (grafisch) nabewerkingsbedrijf worden geacht te behoren ondernemingen of  onderdelen van ondernemingen, waarin de volgende werkzaamheden plaatsvinden: 
        
- het vervaardigen van ordners, die bestaan uit één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, behoudens wanneer dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak artikelen vervaardigt als overigens genoemd sub a. en b. in dit artikel;
 - het vervaardigen van ordners, die bestaan uit meer dan één stuk basismateriaal, voorzien van een ordnermechanisme, indien dit geschiedt in een onderneming, die in hoofdzaak kartonnageproducten vervaardigt;
 - het verpakken en expediëren van niet opgemaakt papier in de papiergroothandel en in de papierfabrieken;
 - het vervaardigen van papieren zakken en (flexibele) verpakkingen, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.5.13 sub c.
 
 
 - Tot het (grafisch) nabewerkingsbedrijf behoren  ondernemingen die geheel of in overwegende mate grafische producten bewerken  tot eindproduct alsmede de daarbij behorende diensten in de productielijn  verlenen. Hiertoe worden onder meer gerekend: 
        
 - Zeefdrukbedrijf 
  
- Tot het zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen die  de zeefdruktechniek, eventueel gecombineerd met activiteiten zoals  tampondrukken, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal  worden aangestuurd (zie ook artikel 1.5.12), toepassen, ongeacht het te  bedrukken substraat. 
Onder zeefdruktechniek kan ook flockprinten en dergelijke worden begrepen. Onder digitaal plotten kan ook snijplotten, snijflocken, snijplastisol en dergelijke worden begrepen. - Niet hiertoe worden geacht te behoren: 
      
- onderdelen van ondernemingen, die geacht worden te behoren tot het grafisch bedrijf;
 - onderdelen van ondernemingen, die niet als hoofdactiviteit het zeefdrukprocedé ten behoeve van derden toepassen en waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een bedrijfstak-cao anders dan de Grafimedia cao of onder die van een eigen bedrijfs-cao.
 
 
 - Tot het zeefdrukbedrijf behoren ondernemingen die  de zeefdruktechniek, eventueel gecombineerd met activiteiten zoals  tampondrukken, digitaal plotten, digitaal graveren en printtechnieken die digitaal  worden aangestuurd (zie ook artikel 1.5.12), toepassen, ongeacht het te  bedrukken substraat. 
 - Signbedrijf 
    
- Signbedrijven zijn bedrijven die zich bezig houden  met het (laten) realiseren van signproducten. Deze bedrijven geven met hun materiaal-  en constructiekennis op vakkundige wijze invulling aan de realisatie van  signproducten en de daarbij noodzakelijke voorlichting. Ook kunnen zij  verantwoordelijkheid dragen voor de montage/plaatsing van het product. 
Signproducten zijn producten die als doel hebben, door middel van een beeld, beeldmerk en/of (korte) tekst , een promotionele en/of verwijzende boodschap over te brengen. De uitvoering van deze producten kan plaatsvinden in analoge en/of digitale vorm.
Onder signproducten vallen onder meer:- alle vormen van buitenreclame (bord-, voertuig-, licht- en gevelreclame, billboards, affiches e.d.)
 - alle vormen van binnenreclame (ruitreclame, posters en affiches, prijs- en schapaanduidingen e.d.)
 - huisstijluitingen
 - banners, vlaggen (inclusief evt. bijgeleverde masten)
 - producten voor markering, codering, bewegwijzering, aanduidingen e.d.
 
De daarbij al dan niet gecombineerde toepasbare technieken kunnen zijn:
*computertechniek met behulp van grafische pixels of vector gebaseerde software *CAD/CAM gebaseerde software *elektrotechniek *zeefdruktechniek *printtechnieken die digitaal worden aangestuurd *sublimatietechnieken *transfertechnieken *snijden *frezen *graveren *verven *spuiten *schilderen *monteren *het bewerken van metaal, kunststof, hout, glas, steen, keramiek en textiel. - Niet hiertoe geacht worden te behoren ondernemingen of onderdelen van ondernemingen waarvan de werknemers vallen onder de werkingssfeer van een andere door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid geregistreerde of algemeen verbindend verklaarde cao.
 
 - Signbedrijven zijn bedrijven die zich bezig houden  met het (laten) realiseren van signproducten. Deze bedrijven geven met hun materiaal-  en constructiekennis op vakkundige wijze invulling aan de realisatie van  signproducten en de daarbij noodzakelijke voorlichting. Ook kunnen zij  verantwoordelijkheid dragen voor de montage/plaatsing van het product. 
 - Dagbladbedrijf 
  
- Tot het dagbladbedrijf behoren ondernemingen, die zich toeleggen op het samenstellen en/of produceren en/of expediëren van dagbladen, alsmede de rechtstreeks hiermee verband houdende activiteiten (zie ook artikel 1.5.12).
 - Werknemers, zoals bedoeld in de Cao Grafimedia, die  in dienst zijn van één van de volgende dagbladbedrijven: i) DPG Media BV, ii)  Mediahuis Nederland Drukkerij BV, iii) Regio Distri BV, iv) NDC Mediagroep BV,  v) Friesch Dagblad BV en vi) NDC grafisch bedrijf BV (Cao-partijen spreken af naamswijzigingen door te voeren,  mits aard van de activiteiten niet wezenlijk wijzigt) vallen onder de  werkingssfeer van de Cao voor het Uitgeverijbedrijf zodat op hun  arbeidsovereenkomst de Cao voor het Uitgeverijbedrijf van toepassing is. 
Werknemers, zoals bedoeld in de Cao Grafimedia, die in dienst zijn van een ander bedrijf dan de hiervoor met name genoemde vallen onder de werkingssfeer van de Cao Grafimedia, zodat op hun arbeidsovereenkomst de Cao Grafimedia van toepassing is. 
 -   Reprografisch  bedrijf 
  
- Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die  ondernemingen of delen van ondernemingen - natuurlijke en rechtspersonen - die  diensten verrichten op het gebied van de reprografie. 
Onder reprografie wordt verstaan het maken van afdrukken of kopieën van originelen. Voorbeelden van reprografische technieken zijn lichtdrukken (diazotypie), (foto)kopiëren ('elektrofotografie'), scannen en (digitaal)printen (zie ook artikel 1.5.12), (digitaal)printen (zie ook artikel 1.5.12), scannen en vectoriseren, plotten, reproductiefotografie, microfilmen, afwerking van reprografische producten (binden van rapporten e.d., lamineren etc.) en faxen.
Onder origineel wordt verstaan al datgene dat door middel van reprografische technieken kan worden gereproduceerd. Voorbeelden zijn tekeningen, documenten, rapporten en foto's e.d. op papieren en vergelijkbare andere dragers en in de vorm van digitale informatie op diskettes e.d. Onder afdruk of kopie wordt verstaan elke reprografisch vervaardigde reproductie. Voorbeelden zijn lichtdrukken, zogenoemde (foto)kopieën, prints en plots, fotografisch vervaardigde reproducties, microfilms, al of niet verkleind of vergroot, in zwart-wit of kleur, al of niet gemuteerd, op papier of andere informatiedragers. - Niet tot het reprografisch bedrijf worden gerekend: 
      
- ondernemingen of delen van ondernemingen die behoren tot het grafisch reproductiebedrijf;
 - ondernemingen of delen van ondernemingen die uitsluitend faciliteiten aanbieden op het gebied van reprografie.
 
 - Deze overeenkomst is niet van toepassing op bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de cao's voor de Informatie-, Communicatie- en Kantoortechnologiebranche, dan wel via een algemeen verbindendverklaring onder de werkingssfeer van de cao's voor de ICK-branche vallen.
 - Deze overeenkomst is niet van toepassing op bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de cao voor het Reprografisch Bedrijf.
 
 - Tot het reprografisch bedrijf worden gerekend die  ondernemingen of delen van ondernemingen - natuurlijke en rechtspersonen - die  diensten verrichten op het gebied van de reprografie. 
 - Digitaal printbedrijf 
  
- Digitaal printbedrijf; 
Tot het digitaal printbedrijf worden gerekend die ondernemingen die in bedrijfsmatige zin en ten behoeve van derden één van de printtechnieken die digitaal worden aangestuurd toepassen, zoals gedefinieerd in lid b. van dit artikel, ongeacht het te bedrukken substraat met uitzondering van fotochemisch papier.
Deze bepaling is niet van toepassing op bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van de cao voor het Reprografisch bedrijf. - Definitie printtechnieken die digitaal worden  aangestuurd;
Vermenigvuldigingsprocessen waarbij data in elektronische vorm, veelal bestaande uit tekst en afbeeldingen, met behulp van een aan de specifieke printtechniek aangepaste elektronische wijze van bewerken van die data, door middel van inkt en/of toner zichtbaar op of in een substraat of medium gemaakt wordt.
Deze printtechnieken kunnen zijn:- elektrofotografisch printen
 - elektrostatisch printen
 - magnetografisch printen
 - thermografisch printen
 - inkjet printen (drop on demand, continuous en spray/airbrush)
 - thermal transfer printen
 - laser fotografisch printen
 
 
 - Digitaal printbedrijf; 
 - Overigen 
  
- typebureaus en computerservicebureaus of onderdelen  daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als  volgt: 
      
- indien zij overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia- ondernemingen: geheel;
 - indien zij niet overwegend werkzaam zijn ten behoeve van de toelevering aan grafimedia- ondernemingen: uitsluitend voor die afdelingen waarin hoofdzakelijk zetselvervaardiging plaatsvindt als duidelijk herkenbare activiteit;
 
 - ondernemingen, waarin etiketten worden vervaardigd, daaronder mede begrepen zelfklevende etiketten.
 - ondernemingen, waarin het kartonnage- of flexibele verpakkingsbedrijf wordt uitgeoefend voor wat betreft de (vaktechnische) productiemedewerkers in de afdelingen voorbereiding en drukkerij.
 
 - typebureaus en computerservicebureaus of onderdelen  daarvan, die diensten verlenen aan de grafimedia-ondernemingen en wel als  volgt: 
      
 - Vrijwillig  stellen onder de cao 
Tot de in de artikelen 1.5.2 t/m 1.5.13 genoemde bedrijven worden ook gerekend de bedrijven die zich met goedkeuring van de ROGB vrijwillig onder deze cao stellen. - Twijfel over werkingssfeer 
Indien twijfel bestaat of een onderneming behoort tot de hiervoor genoemde werkingssferen, beslist daarover het bestuur van de ROGB, na ingewonnen advies bij de Commissie cao-zaken. 
1.6 Wetgeving als basis
Relevante wetgeving vormt de basis voor de in deze cao vastgelegde afspraken. Wat bij wet geregeld is, wordt niet in de cao opgenomen. In beginsel worden geen afspraken in afwijking van of ter aanvulling op de wet opgenomen in deze cao, tenzij een afspraak op cao-niveau vereist is voor het kunnen maken van maatwerkafspraken tussen werkgever en werknemers en/of medezeggenschap op ondernemingsniveau.
1.7 Karakter van de cao
Deze cao is te typeren als een minimum cao. Dit betekent dat van de bepalingen van deze cao kan worden afgeweken in voor de werknemer positieve zin. Ook wordt in bepaalde cao-artikelen de mogelijkheid geboden tot het maken van bedrijfsspecifieke afspraken.
1.8 Overleg op ondernemingsniveau
- Overleg op ondernemingsniveau 
De cao bevat een aantal onderwerpen waarbij is aangegeven dat werkgever en medezeggenschap op ondernemingsniveau afspraken kunnen maken.
Zowel werkgever als medezeggenschap kunnen gemotiveerde voorstellen doen voor invulling van deze afspraken op ondernemingsniveau. Werkgever houdt in redelijkheid rekening met de belangen van werknemers en werknemers houden in redelijkheid rekening met het ondernemingsbelang.
Decentrale afspraken die op grond van de bepalingen in de Grafimedia cao 2012-2013 of de daaraan voorafgaande cao's tot stand zijn gekomen, blijven - tenzij in die afspraken anders is bepaald - van kracht en gelden als bedrijfseigen regelingen. Indien werkgever en/of medezeggenschap een bestaande regeling wensen te veranderen of te beëindigen, dienen zij hierover in onderling overleg afspraken te maken op de wijze zoals vastgelegd in 1.8 Overleg op ondernemingsniveau. - Onderwerpen 
Op ondernemingsniveau kunnen over onderstaande onderwerpen afspraken worden gemaakt:- Bedrijfseigen regelingen
 - artikel 2.1 Functie-indelingssystematiek die afwijkt van het Handboek Functie-indeling Grafimedia
 - artikel 2.4. Systematiek van periodieke verhogingen en het systeem van beoordelen en functioneren
 - artikel 2.6 Vakantietoeslag over een andere periode of in een andere frequentie
 - artikel 3.2 Aanzegging arbeidstijdregeling en invulling arbeidstijden
 - artikel 3.3 Dagdienstvenster
 - artikel 3.5 De wijze van compensatie van meer en minder uren werken
 - artikel 3.7 Bedrijfshulpverlener
 - artikel 3.8 Praktijkopleider
 - artikel 4.2 Vakantieplanning
 - artikel 5.8 Arbeidsvoorwaardelijke stimulansen bij ziekte
 
 - Medezeggenschap 
Bij het maken van afspraken op ondernemingsniveau wordt aangesloten bij de bestaande overlegstructuur in de onderneming. Dat kan zijn een centrale ondernemingsraad (COR), groepsondernemingsraad (GOR), ondernemingsraad (OR), personeelsvertegenwoordiging (PVT) dan wel het personeel. - Vormvrijheid 
In bedrijven met minder dan 50 werknemers geldt een vormvrijheid ten aanzien van het overleg en de besluitvorming. Dit laat onverlet dat hetgeen in deze paragraaf 1.8 staat vermeld onverkort van toepassing is. - Werkwijze 
Werkgever en medezeggenschap leggen samen een werkwijze vast voor overleg en besluitvorming. In de werkwijze staat: hoe en op welke wijze het overleg plaatsvindt, de tijd die medezeggenschap heeft voor intern overleg, raadpleging van de achterban en voorzieningen die deze raadpleging mogelijk maken. - Besluitvorming 
Het voorgenomen besluit moet worden voorgelegd aan een medezeggenschap met een representatieve vertegenwoordiging van werknemers die onder de werkingssfeer van deze cao vallen dan wel aan een door de medezeggenschap in te stellen commissie van werknemers die voldoende representatief is voor werknemers die onder de werkingssfeer van de cao vallen.
Als de medezeggenschap tot de conclusie komt dat het voorgenomen besluit onvoldoende draagvlak heeft bij de werknemers, bijvoorbeeld omdat met het voorstel naar het oordeel van de medezeggenschap onevenredig zwaar wordt ingegrepen in het privéleven van werknemers, heeft de medezeggenschap één keer het recht het voorgenomen besluit met redenen omkleed terug te verwijzen naar de werkgever. In dat geval neemt de werkgever zijn voorstel in heroverweging. - Mediation
Als het overleg op ondernemingsniveau vastloopt, dan kan een interventie worden gepleegd door het inroepen van een geregistreerde mediator. Als partijen alsnog niet tot afspraken kunnen komen, kunnen zij zich samen dan wel afzonderlijk wenden tot de paritaire Commissie cao-zaken die in het kader van dit artikel advies zal geven over de wijze waarop wel tot afspraken kan worden gekomen. - Bindendheid 
Afspraken op ondernemingsniveau zijn bindend voor zowel werkgever als werknemer als de afspraken tot stand zijn gekomen op de hiervoor beschreven wijze.
De afspraken staan op schrift en gelden voor een afgesproken periode. Werknemers worden hierover op de binnen het bedrijf gebruikelijke wijze geïnformeerd. 
1.9 Keten van arbeidsovereenkomsten
In afwijking van het bepaalde in artikel 7:668a lid 2 BW geldt dat detacherings- en uitzendovereenkomsten (als bedoeld in artikel 7:690 BW) die voorafgaan aan de indiensttreding bij de werkgever meetellen als één overeenkomst in de keten van opvolgende arbeidsovereenkomsten.
Hoofdstuk 2 Functie-indeling en salaris
2.1 Functie-indeling
Om de juiste  functiesalarisschaal van de door de werknemer te vervullen functie te bepalen,  dient deze functie te worden ingedeeld op één van de functieniveaus A tot en  met K in de functiesalaristabel, zoals vermeld onder artikel 2.2.1. Indien  sprake is van een werknemer die valt onder de doelgroep van de Participatiewet  geldt inschaling conform artikel 2.2.2. 
  De indeling  naar functieniveaus geschiedt door of namens de werkgever, met behulp van het  Handboek functie-indeling Grafimedia volgens de daarin beschreven procedures en  spelregels. Deze indeling wordt schriftelijk meegedeeld aan de werknemer. 
  Het Handboek functie-indeling Grafimedia maakt deel uit van  deze cao. Voor het Handboek functie- indeling Grafimedia zie het besluit tot  algemeen verbindend verklaring van bepalingen van de cao Grafimedia d.d. 18  september 2012 (Staatscourant 21 september 2012, nr. 17097). 
  Afwijkende indelingssystematiek 
  Wordt in een  onderneming of een deel van een onderneming een methode van functie-indeling  gehanteerd die afwijkt van de systematiek van het Handboek functie-indeling  Grafimedia, dan kan voor de toepassing van deze afwijkende systematiek  toestemming gevraagd worden aan de Commissie cao- zaken (zie artikel 11.3).  Deze toestemming wordt verleend indien ten minste wordt voldaan aan de volgende  voorwaarden: 
- deze afwijkende methode is gebaseerd op een in Nederland erkende systematiek;
 - de functieschaalsalarissen van de bij de afwijkende methode behorende functieniveaus zijn minimaal gelijk aan die welke vermeld staan in de beloningsstructuur onder artikel 2.2;
 - er zal voorzien moeten zijn in een sluitende eigen bezwaarprocedure, waarbij de beroepsgang naar de Commissie cao-zaken is uitgesloten.
 
2.2 Salaris
Gedurende de looptijd van de cao worden de feitelijke uurlonen, d.w.z. de vast overeengekomen bruto uurlonen, verhoogd en wel als volgt:
- Per 1 augustus 2021: € 0,18
 
Daarbij worden de decentrale invoeringsafspraken BETSY (zie 2.2.3 Definities) en de bedrijfseigen regelingen gerespecteerd. Deze verhoging geldt niet voor de medewerkers die op grond van artikel 2.2.1 of artikel 2.2.2 beloond worden conform het wettelijk brutominimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder.
- Functieniveaus  en salarisschalen 
Elke functie is geplaatst in een functieniveau en aan elk functieniveau is een salarisschaal gekoppeld. Voor het vaste salaris zijn er elf salarisschalen met bijbehorende uurlonen: schaal A tot en met K.
Elke salarisschaal kent een minimum en een maximum uurloon, en een mogelijke aanloop. De aanloopschaal is van toepassing als werknemer nog niet alle taken van zijn functie kan vervullen. Vanaf 1 juli 2021 geldt voor de aanloopschalen A tot en met F als laagst mogelijke uurloon het wettelijk brutominimumloon voor werknemers van 21 jaar en ouder bij een 36-urige werkweek.
De minima en maxima voor de salarisschalen A tot en met K zijn in onderstaande tabel weergegeven in uurlonen: 
| Vanaf 1 juni 2020: | |||
| functieniveau | aanloop vanaf | minimum uurloon | maximum uurloon | 
| A | 7,18 | 11,48 | 12,96 | 
| B | 7,43 | 11,91 | 13,69 | 
| C | 8,71 | 12,47 | 14,57 | 
| D | 9,10 | 13,04 | 15,50 | 
| E | 9,52 | 13,67 | 16,57 | 
| F | 10,08 | 14,48 | 17,94 | 
| G | 11,82 | 15,32 | 19,57 | 
| H | 12,70 | 16,47 | 21,83 | 
| I | 13,76 | 17,88 | 24,59 | 
| J | 16,74 | 19,79 | 28,26 | 
| K | 18,82 | 22,26 | 32,92 | 
| Per 1 juli 2021 ten gevolge van de invoering van het WML: | |||
| functieniveau | aanloop vanaf | minimum uurloon | maximum uurloon | 
| A | WML | 11,48 | 12,96 | 
| B | WML | 11,91 | 13,69 | 
| C | WML | 12,47 | 14,57 | 
| D | WML | 13,04 | 15,50 | 
| E | WML | 13,67 | 16,57 | 
| F | WML | 14,48 | 17,94 | 
| G | 11,82 | 15,32 | 19,57 | 
| H | 12,70 | 16,47 | 21,83 | 
| I | 13,76 | 17,88 | 24,59 | 
| J | 16,74 | 19,79 | 28,26 | 
| K | 18,82 | 22,26 | 32,92 | 
| Per 1 augustus 2021 ten gevolge van de collectieve salarisverhoging van € 0,18: | |||
| functieniveau | aanloop vanaf | minimum uurloon | maximum uurloon | 
| A | WML | 11,66 | 13,14 | 
| B | WML | 12,09 | 13,87 | 
| C | WML | 12,65 | 14,75 | 
| D | WML | 13,22 | 15,68 | 
| E | WML | 13,85 | 16,75 | 
| F | WML | 14,66 | 18,12 | 
| G | 12,00 | 15,50 | 19,75 | 
| H | 12,88 | 16,65 | 22,01 | 
| I | 13,94 | 18,06 | 24,77 | 
| J | 16,92 | 19,97 | 28,44 | 
| K | 19,00 | 22,44 | 33,10 | 
Voor de bepalingen in deze cao is als berekeningsgrondslag de basisarbeidsduur van 36 uur per week als uitgangspunt genomen.
- Wettelijk minimum (jeugd)loon
Mensen die in dienst worden genomen die vallen onder de doelgroep van de Participatiewet mogen worden betaald conform het Wettelijk Minimum (jeugd)Loon (WML). Onder de doelgroep van de Participatiewet vallen:- Mensen die onder de Participatiewet vallen en die geen wettelijk minimumloon (WML) kunnen verdienen.
 - Mensen met een indicatie op grond van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw).
 - Wajongers met arbeidsvermogen.
 - Mensen met een baan op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden (WIW) of een baan op grond van het Besluit In- en doorstroombanen (ID-baan).
 - Mensen met een medische beperking die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens studie die zonder voorziening geen wettelijk minimumloon kunnen verdienen.
 
Voor de berekening van het Wettelijk Minimum (jeugd)loon (WML) wordt uitgegaan van een arbeidsduur van 36 uur per week.
Per 1 juli 2021 geldt niet langer het bij de leeftijd van de werknemer behorende jeugdloon maar wordt minstens het wettelijk brutominimumloon van een werknemer van 21 jaar en ouder toegepast. - Definities  Uurloon 
Het uurloon is het loon op basis van inschaling in een van de functieschalen.
Feitelijk uurloon
Het feitelijk uurloon van de medewerker bestaat uit het uurloon op basis van inschaling in een van de functieschalen inclusief een eventuele persoonlijke toeslag, tenzij andere afspraken zijn gemaakt ofwel tussen werkgever en werknemer ofwel tussen werkgever en medezeggenschap in het kader van BETSY zoals vastgelegd in de cao. Het feitelijk uurloon is exclusief:- een toeslag op basis van de klokurenmatrix;
 - toeslag voor meeruren;
 - vakantietoeslag;
 - eenmalige bruto uitkering;
 - overige uitkeringen en vergoedingen.
 
Afspraken tussen werkgever en medezeggenschap, die tot stand zijn gekomen tussen 1 februari 1997 en 1 januari 2001 en/of tot stand zijn gekomen of herzien tussen 26 juni 2009 en 1 januari 2010, en die betrekking hebben op het verschil tussen het salaris van werknemer vóór invoering van de functie- indelingssystematiek Grafimedia van 1997 en het functieschaalsalaris daarna en/of het ontstane verschil tussen de ploegentoeslag op grond van de grafische cao 1996-1997 en de toeslag op grond van de klokurenmatrix voor de van dagdienst afwijkende diensten (zie artikel 3.4).
Persoonlijke toeslag
De persoonlijke toeslag is het verschil tussen het uurloon dat iemand daadwerkelijk verdient en het uurloon op basis van de inschaling van diens functie in de salaristabel (2.2.1).
De persoonlijke toeslag maakt geen deel uit van het uurloon tenzij werkgever en werknemer een andere afspraak hebben gemaakt. De persoonlijke toeslag kan ontstaan zijn in het verleden, bijvoorbeeld door tussen werkgever en medezeggenschap gemaakte afspraken in het kader van BETSY en of doordat de functie van werknemer lager is ingedeeld op grond van herwaardering en waarbij is afgesproken om het salaris niet te verlagen. Ook kan sprake zijn van bijvoorbeeld een arbeidsmarkttoeslag, een toegekende extra verhoging boven het maximumuurloon van de salarisschaal, een af te bouwen toeslag door wijziging van ploegendienst of een andere reden. De aard van de persoonlijke toeslag zal mede bepalend zijn voor de afspraak tussen werkgever en werknemer om deze wel of niet tot het uurloon te rekenen.
Maandsalaris
Het bruto maandsalaris wordt als volgt berekend:
4 x de gemiddelde arbeidsduur per week x 13 : 12 x het uurloon.
Aan het maandsalaris wordt, indien van toepassing, de persoonlijke toeslag en toeslag conform de klokurenmatrix (cao-artikel 3.4) toegevoegd.
Periodesalaris bij periodes van vier weken
Het bruto periodesalaris bij periodes van vier weken wordt als volgt berekend:
4 x de gemiddelde arbeidsduur per week x het uurloon.
Aan dit periodesalaris wordt, indien van toepassing, de persoonlijke toeslag en toeslag conform de klokurenmatrix (cao-artikel 3.4) toegevoegd.
Jaarsalaris
Het bruto jaarsalaris is 12 x het maandsalaris, of 13 x het periodesalaris bij periodes van vier weken, inclusief vakantietoeslag (artikel 2.6) en eenmalige bruto uitkering (artikel 2.7). Indien in enig jaar sprake is van een 53e week, moet werkgever er zorg voor dragen dat deze reeds is dan wel wordt uitbetaald. 
2.3 Dispensatie
Een bedrijf  dat gedispenseerd wil worden van een collectieve loonsverhoging kan dit melden  bij de door de ROGB daartoe aangewezen commissie. De ROGB-commissie dient de  dispensatie-aanvraag uiterlijk twee maanden voorafgaand aan de invoeringsdatum  van een collectieve salarisaanpassing de dispensatie-aanvraag te hebben  ontvangen. De ROGB-commissie neemt op basis van de bevindingen een bindend  besluit over het wel of niet toekennen van de dispensatie en eventueel daaraan  te verbinden voorwaarden. 
  In het  Reglement Dispensatieregeling Collectieve Loonsverhogingen staat waar de  dispensatieaanvraag aan dient te voldoen, welke termijnen in acht worden  genomen, hoe de besluitvorming plaatsvindt en bevat verder alle overige regels  die van belang zijn in het kader van de dispensatieaanvraag. Het Reglement  Dispensatieregeling Collectieve Loonsverhogingen wordt geacht onverbrekelijk  deel uit te maken van deze cao en is als bijlage opgenomen. 
2.4 Persoonlijke inschaling en aanpassing van het salaris van individuele werknemers
De werknemer ontvangt  een uurloon binnen de salarisschaal die hoort bij zijn functie. 
  Dit uurloon  zal jaarlijks per 1 januari verhoogd worden met 3% tot het maximum van de  schaal is bereikt. Met ingang van 1 februari 2019 geldt ten aanzien van deze  verhoging het volgende. De verhoging van 3% per 1 januari is alleen van  toepassing als de werknemer voorafgaand aan 1 januari meer dan zes  aaneengesloten maanden in dienst is. Werknemers die in de tweede helft van het  kalenderjaar in dienst komen, ontvangen de eerste periodieke verhoging bij de  salarisbetaling na de zesde maand na datum in dienst en vervolgens jaarlijks  per januari. 
  In afwijking  van bovenstaande kunnen op ondernemingsniveau in overleg met de medezeggenschap  afspraken worden gemaakt over de systematiek van periodieke verhogingen en het  systeem van beoordelen en functioneren. Deze systematiek heeft betrekking op de  voorwaarden en criteria om in 
  aanmerking te komen voor periodieke verhogingen, gekoppeld  aan een systeem van beoordelen en functioneren en geldt in beginsel voor alle  werknemers. Op de totstandkoming van de afspraken is de Wet op de  Ondernemingsraden (de WOR) van toepassing. 
  Werknemers die nog niet alle taken binnen hun functie  vervullen, kunnen tijdelijk in een aanloopschaal worden ingedeeld. In dat geval  wordt een ontwikkel- en/of opleidingstraject vastgelegd en een tijdlijn voor de  groei naar het (minimum) uurloon wat feitelijk bij de functie hoort. Indien er  geen tijdlijn voor de groei wordt vastgelegd, geldt dat het uurloon jaarlijks  per januari en per juli met 10% omhoog gaat ten opzichte van het vorige uurloon  dat de werknemer in de aanloopstap verdiende. 
2.5 Verandering van inschaling
Inschaling in  een hogere of lagere schaal is aan de orde als een werknemer wordt aangesteld  in een respectievelijk hogere of lagere functie of als zijn functie hoger of  lager wordt ingedeeld als gevolg van herwaardering van de functie. In geval van  inschaling in een hogere of lagere schaal maken werkgever en werknemer  schriftelijke afspraken over de consequenties hiervan zoals bijvoorbeeld over  de persoonlijke toeslag. 
  Indien er geen afspraken worden gemaakt geldt het volgende  als uitgangspunt: 
  Inschaling in hogere salarisschaal 
  De werknemer wordt in de hogere salarisschaal behorende bij  de functie ingedeeld zodanig dat hij er ten opzichte van zijn huidige salaris  op vooruit gaat of minimaal gelijk blijft. 
  Inschaling in lagere salarisschaal 
  De werknemer  wordt in de lagere salarisschaal behorende bij de functie ingedeeld. Indien  zijn huidige salaris hoger is dan het eindsalaris van die betreffende schaal  geldt het meerdere als individuele toeslag. 
2,6 Vakantietoeslag
De vakantietoeslag van 8% wordt jaarlijks opgebouwd over de  salarissen die betrekking hebben op de periode van 1 mei tot en met 30 april.  Het betreft het maand- of periodesalaris vermeerderd met indien van toepassing  een persoonlijke toeslag en een toeslag conform de klokurenmatrix (cao-artikel  3.4). 
  De vakantietoeslag wordt jaarlijks uitgekeerd uiterlijk in  de maand juni over de voorafgaande periode van 1 mei tot en met 30 april.  Werkgever en medezeggenschap kunnen in afwijking hierop afspraken maken over  andere periodes of een andere frequentie van uitbetalen (binnen de fiscale en  overige weten regelgeving). 
  Bij uitdiensttreding wordt de vakantietoeslag naar rato  berekend en uitbetaald. 
2.7 Jaarlijkse eenmalige bruto uitkering
De werknemer heeft per kalenderjaar recht op een eenmalige  bruto uitkering van 1%. 
  De grondslag  voor deze uitkering wordt gevormd door de bruto maandsalarissen (zie 2.2.3  Definities) die de werknemer heeft ontvangen in de periode november vorig jaar  tot en met oktober van het huidige jaar en de in deze periode ontvangen  vakantietoeslag en eventuele andere vaste toeslagen (tot ten hoogste het maximum  premieloon als bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen). 
  De uitkering  wordt verstrekt bij de voorlaatste salarisbetaling van het kalenderjaar. Bij  in- en uitdiensttreding gedurende het kalenderjaar wordt de uitkering naar rato  berekend en uitbetaald. 
Hoofdstuk 3 Arbeidsduur, arbeidstijd en toeslagen
3.1 Arbeidsduur en arbeidstijd
Werkgever en  werknemer maken afspraken over zowel de arbeidsduur per periode als over de  arbeidstijden. De afspraken worden vastgelegd. De afgesproken gemiddelde  arbeidsduur vormt de basis voor de beloning van werknemers per betaalperiode. 
    Onder de  arbeidsduur per periode wordt begrepen het gemiddelde aantal arbeidsuren van de  werknemer per week, per vier weken of per maand. Ook kan een (gemiddelde)  arbeidsduur op jaarbasis worden afgesproken. 
    
In de Grafimedia cao 2012-2013 was er sprake van een maximale arbeidsduur per week. Om de flexibiliteit binnen de ondernemingen te bevorderen, geldt met ingang van 1 november 2015 geen maximale arbeidsduur meer maar is de Arbeidstijdenwet van toepassing.
3.2 Aanzegging arbeidstijdenregeling en invulling arbeidstijden
Werkgever en  medezeggenschap maken afspraken over een (flexibele) arbeidstijdregeling. 
    Een  (flexibele) arbeidstijdregeling betreft afspraken over beschikbaarheid,  arbeidsduur, arbeidstijden, de balans tussen privé en werk, het tijdstip van  inwerkingtreding en of zelfroosteren tot de mogelijkheden behoort. 
    
Als er geen  afspraken over inwerkingtreding zijn gemaakt geldt een minimale aanzegtermijn  van vijf werkdagen. 
    
Bij het maken van afspraken over een arbeidstijdregeling worden onderwerpen als optimale bediening van de klant, flexibele inzet van werknemers en de mogelijkheid van (zelfstandige) invulling van de arbeidstijd door de werknemer betrokken.
3.3 Dagdienstvenster
Het  dagdienstvenster is van maandag tot en met vrijdag tussen 7.00 en 19.00 uur.  Werkgever en medezeggenschap kunnen op bedrijfs- en/of afdelingsniveau een  afwijkend dagdienstvenster afspreken. Hierbij gelden de volgende  uitgangspunten: het dagdienstvenster geldt niet voor weekenddagen, het beslaat  maximaal een aaneengesloten periode van 12 uur, de vroegste aanvangstijd van  het dagdienstvenster is 6.00 uur en de laatste eindtijd van het  dagdienstvenster is 20.00 uur. 
    
De werknemer wiens ingeroosterde arbeidstijden altijd volledig binnen het dagdienstvenster vallen, ontvangt geen toeslag op grond van cao-artikel 3.4.
3.4 Toeslagen in geval van werken buiten het dagdienstvenster
- Klokurenmatrix 
Als de ingeroosterde diensten van de werknemer geheel of gedeeltelijk buiten het dagdienstvenster vallen, is in principe sprake van toeslagen en geldt onderstaande klokurenmatrix.
Het toeslagpercentage wordt berekend over het feitelijk uurloon en is onderdeel van het salaris van de werknemer. Als de werknemer in een vast rooster werkt, betreft het een vaste toeslag per betaalperiode. Als de werknemer in een variabel rooster werkt, kan de toeslag per betaalperiode verschillen. - Klokurenmatrix  niet van toepassing 
De klokurenmatrix geldt niet voor de werknemers die werktijdafspraken hebben op eigen verzoek. Deze afspraken worden schriftelijk vastgelegd. - Matrix  correctiefactor tweeploegendienst 
Een tweeploegendienst is een stelsel van vroege en late diensten, niet zijnde nachtdiensten, in een cyclus van twee opeenvolgende weken, waarin werknemers op ten minste twee dagen per week elkaar in ploegen aflossen. Daarbij ligt op maandag tot en met vrijdag de begintijd van de vroege diensten tussen 6.00 en 7.00 uur en eindigen de late diensten tussen 19.00 en 24.00 uur.
Bij een tweeploegendienstrooster geldt een matrix correctiefactor van 5% voor iedere week waarin twee of meer vroege diensten beginnen tussen 6.00 en 7.00 uur dan wel waarin twee of meer late diensten eindigen tussen 19.00 en 24.00 uur. Gerekend over een periode van twee weken ontstaat een gemiddelde matrix correctiefactor en dat percentage wordt toegevoegd aan het gemiddelde toeslagpercentage volgens de klokurenmatrix. - Zaterdag in de  winkel 
Voor werknemers die, naast hun normale werkzaamheden, op zaterdag werkzaamheden verrichten ten behoeve van een bij de onderneming behorende winkel, is de klokurenmatrix niet toepassing. Zij ontvangen ingeval van werken op zaterdag tussen 14.00 en 18.00 uur een toeslag van 33,33% op het feitelijk uurloon. 
3.5 Meer werken
- Meer werken 
Van meer werken is alleen sprake in geval van onvoorziene wijziging van omstandigheden of calamiteit en als er op aanwijzing van de werkgever meer wordt gewerkt dan volgens het afgesproken rooster. - De waarde van meer gewerkte uren 
Als sprake is van meeruren, geldt een toeslag op het feitelijk uurloon volgens onderstaande matrix.
Op ondernemingsniveau worden afspraken gemaakt over de wijze van compensatie van meer gewerkte uren (in tijd, geld, dan wel een combinatie van tijd en geld). - Functieniveau  H of hoger 
In de individuele arbeidsovereenkomst van de werknemer in functieniveau H of hoger kan worden vastgelegd dat voor hem de bepaling over toepassing van beloning bij meer werken niet van toepassing is en hij in plaats daarvan jaarlijks de beschikking heeft over drie extra vakantiedagen (bij een fulltime dienstverband). 
3.6 Verlaging salaris als gevolg van structurele wijziging rooster
Wanneer het salaris (maand- of periodesalaris inclusief het toeslagbedrag op basis van de klokurenmatrix) structureel negatief wordt beïnvloed door de wijziging van roosters worden de vakbonden tijdig uitgenodigd voor overleg. Zij reageren binnen tien werkdagen of zij van deze uitnodiging gebruik maken.
3.7 Toeslag bedrijfshulpverlener
De werknemer die als bedrijfshulpverlener is aangesteld en als zodanig functioneert, ontvangt een toeslag. Op ondernemingsniveau worden afspraken gemaakt over de hoogte van deze toeslag.
3.8 Toeslag voor het tijdelijk functioneren als praktijkopleider
Indien een functionaris, die over de hiertoe relevante kwalificaties beschikt en die in de praktijkovereenkomst als praktijkopleider wordt benoemd, tijdelijk wordt ingezet ter instructie en begeleiding van werknemers in opleiding, dan geldt gedurende deze periode een bruto toeslag per betaalperiode. Op ondernemingsniveau worden afspraken gemaakt over de hoogte van deze toeslag.
Hoofdstuk 4 Vakantie en verlof
  4.1 Recht op vakantie
- Wettelijk recht 
De werknemer heeft een wettelijk recht op vakantie gelijk aan vier keer de overeengekomen arbeidsduur per week, ongeacht of hij arbeidsgeschikt, geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is. - Bovenwettelijk  recht 
Naast het wettelijk aantal uren vakantie heeft de werknemer een bovenwettelijk recht op vakantie van eenmaal de overeengekomen arbeidsduur per week. De werknemer die volledig arbeidsongeschikt is, heeft aanspraak op bovenwettelijke vakantie over het tijdvak van de laatste zes maanden waarin geen arbeid werd verricht (waarbij onderbrekingen van minder dan een maand worden meegerekend voor het tijdvak van zes maanden). De werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, heeft aanspraak op bovenwettelijke vakantie naar rato van de gewerkte uren (al dan niet naar loonwaarde). - Evenredige  aanpassing van vakantie 
Bij indiensttreding of uitdiensttreding in de loop van een kalenderjaar wordt de opbouw van vakantie naar evenredigheid berekend. 
4.2 Vakantieplanning
Op ondernemingsniveau kunnen afspraken over vakantieplanning worden gemaakt met de medezeggenschap.
4.3 Feestdagen
In de regel wordt niet gewerkt op: Nieuwjaarsdag, Eerste en  Tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, Eerste en Tweede Pinksterdag, Eerste en Tweede  Kerstdag, Koningsdag of de dag waarop deze wordt gevierd en vanaf 2022 5 mei. 
      Als op een feestdag toch arbeid wordt verricht, geldt de  toeslag conform de klokurenmatrix voor het werken op zondag. 
      
Goede Vrijdag, 24  en 31 december 
      Op Goede Vrijdag, 24 december en 31 december zal de  arbeidstijd niet later dan om 16.00 uur worden beëindigd, behalve als het werk  dit in redelijkheid niet toestaat. 
      Indien arbeid wordt verricht op Goede Vrijdag, 24 en 31  december na 16.00 uur, voor zover deze laatste dagen niet op een zondag vallen,  dan gelden als percentages: 50% van het feitelijk uurloon voor de uren tot  18.00 uur en 100% van het feitelijk uurloon voor de uren van 18.00 uur tot  24.00 uur. Als na 16.00 uur een nachtdienst volgt, dan gelden in afwijking  hiervan vanaf 22.00 uur de percentages volgens de klokurenmatrix. 
4.4 Toekennen onbetaald verlof
De werknemer en werkgever bespreken de duur en het tijdstip van onbetaald verlof. Uiteindelijk beslist de werkgever, waarbij een afweging plaatsvindt tussen enerzijds organisatie- en anderzijds werknemersbelang.
4.5 Roostervrije dagen
Een werknemer die op 1 januari 2016 aanspraak kan maken en daarmee een geëffectueerd recht heeft op bovenwettelijke extra vakantie van maximaal 3 dagen bij ploegendienst en/of maximaal 3 dagen voor de lengte dienstverband en/of 1 dag voor de leeftijd van 50 jaar en ouder, behoudt deze rechten in de vorm van roostervrije dagen die jaarlijks in overleg met de werknemer worden ingeroosterd. Indien deze dagen niet worden ingeroosterd komen ze aan het eind van het kalenderjaar te vervallen. Werkgever neemt het initiatief tot het inroosteren van deze dagen. Indien werkgever dit initiatief niet heeft genomen, dan komen de aan werknemer toekomende roostervrije dagen aan het eind van het kalenderjaar niet te vervallen. Aan de werknemer die op 1 januari 2016 nog geen geëffectueerd recht had, komen op grond van dit artikel geen rechten toe.
4.6 Loondoorbetaling tijdens vakantie
Tijdens vakantie ontvangt werknemer zijn loon inclusief een eventuele toeslag op grond van de klokurenmatrix (cao-artikel 3.4). Als werknemer in een variabel rooster werkt en de toeslag per betaalperiode verschilt, betreft dit de gemiddelde toeslag die werknemer in het voorgaande kalenderjaar heeft verdiend.
4.7 Pensioenopbouw aanvullend geboorteverlof
De pensioenopbouw wordt tijdens het aanvullend geboorteverlof (Wet WIEG) ongewijzigd voortgezet. Voor de berekening van de pensioenopbouw wordt uitgegaan van een (fictief) pensioengevend salaris gelijk aan 100%. Over dat (fictief) pensioengevend salaris is de volledige pensioenpremie met de gebruikelijke verdeling werkgever/werknemer verschuldigd.
Hoofdstuk 5 Ziekte en arbeidsongeschiktheid
 
  5.1 Algemeen
In dit hoofdstuk wordt geregeld de aanvulling op de wettelijke loondoorbetalingsverplichting bij ziekte en de aanvulling bij arbeidsongeschiktheid. Dit is aan de orde voor zover het loon niet meer bedraagt dan het maximum premieloon als bedoeld in de Wet Financiering sociale verzekeringen.
5.2 Loondoorbetaling tijdens het eerste en tweede jaar ziekte
De werkgever zal de werknemer, die recht heeft op loondoorbetaling tijdens ziekte op basis van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek (BW), daarop gedurende de eerste 52 weken van ziekte een aanvulling geven tot 100% van zijn laatstverdiende loon voor arbeidsongeschiktheid.
      Aansluitend  aan deze periode en over ten hoogste 52 weken zal de werkgever de werknemer,  die recht heeft op loondoorbetaling tijdens ziekte op basis van art 7:629 van  het Burgerlijk Wetboek (BW) bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarbij  deels wordt gewerkt (kan ook arbeidstherapeutisch zijn op advies van arbo-arts)  100% aanvullen over het gewerkte deel. 
5.3 Pensioenopbouw eerste en tweede jaar ziekte
De pensioenopbouw wordt tijdens de eerste twee ziektejaren ongewijzigd voortgezet. Voor de berekening van de pensioenopbouw wordt uitgegaan van een (fictief) pensioengevend salaris gelijk aan 100%. Over dat (fictief) pensioengevend salaris is de volledige pensioenpremie met de gebruikelijke verdeling werkgever/werknemer verschuldigd.
5.4 WGA-hiaatverzekering
De werkgever is met ingang van 1 januari 2019 verplicht de werknemer een WGA-hiaatverzekering aan te bieden ter dekking van het financiële risico bij arbeidsongeschiktheid. Deze verzekering omvat de hierna volgende elementen:
- In geval van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid (35-80%) heeft de werknemer die recht heeft op een WGA-uitkering, na ingangsdatum van deze WGA-uitkering, recht op een aanvulling tot maximaal 70% van zijn laatstverdiende gemaximeerde jaarsalaris voor ingang arbeidsongeschiktheid, tot de AOW-gerechtigde leeftijd maar niet langer dan tot het bereiken van de 68-jarige leeftijd. Verricht deze werknemer zodanige werkzaamheden dat hij zijn resterende verdiencapaciteit voldoende (ten minste 50%) benut, dan heeft hij, na ingangsdatum van deze WGA-uitkering, recht op een aanvulling tot maximaal 75% van zijn laatstverdiende gemaximeerde jaarsalaris voor ingang arbeidsongeschiktheid, tot de AOW-gerechtigde leeftijd maar niet langer dan tot het bereiken van de 68-jarige leeftijd.
 - De aanvulling zoals genoemd onder a wordt geïndexeerd op 1 januari met de van toepassing zijnde algemene wijzigingen van de WIA-uitkeringen, waarbij een maximum geldt van 3% op jaarbasis.
 
5.5 Werkgeverscompensatieverzekering
De werkgever is met ingang van 1 januari 2015 verplicht een  verzekering te sluiten met de navolgende inhoud: 
      De werknemer  die voor een percentage van ten minste 15 maar minder dan 35% arbeidsongeschikt  is, komt niet in aanmerking voor een uitkering op grond van de WIA. De  werkgever van deze arbeidsongeschikte werknemer heeft gedurende maximaal 60  maanden en zolang de werknemer in dienst blijft bij de werkgever, recht op een  periodieke uitkering in vervolg op de eerste twee ziektejaren. Deze wordt als  volgt berekend: 70% van het laatstverdiende maandsalaris voor  arbeidsongeschiktheid vermenigvuldigd met het daadwerkelijk door het UWV  vastgestelde arbeidsongeschiktheidspercentage. Dit percentage wordt jaarlijks  per 1 juli vastgesteld. De uitkering wordt jaarlijks per 1 juli opnieuw  vastgesteld op basis van het geïndexeerde laatstverdiende maandsalaris voor  arbeidsongeschiktheid en de inkomsten uit arbeid. Het  arbeidsongeschiktheidspercentage mag niet hoger zijn dan zoals bij aanvang door  het UWV vastgesteld. 
      Het recht op uitkering stopt:
- vanaf het moment dat de werknemer minder dan 15% arbeidsongeschikt is, of de WIA instroomt;
 - na 60 maanden of maximaal tot wanneer de werknemer de AOW-leeftijd bereikt heeft maar niet langer dan tot het bereiken van de 68-jarige leeftijd.
 
De werkgever  mag in overleg met de werknemer dit recht op uitkering ook (gedeeltelijk)  aanwenden om de extra kosten te financieren die hij moet maken om een werkplek  voor deze werknemer te waarborgen. 
      De premie  voor deze werkgeverscompensatieverzekering komt voor rekening van de werkgever. 
5.6 Beperking recht op aanvulling
Onverminderd de wettelijke mogelijkheden tot sanctionering, vervalt het recht op aanvulling op grond van de artikelen 5.2 en 5.4., als:- Werknemer zonder deugdelijke grond niet of onvoldoende meewerkt aan eigen herstel, werkhervatting of re-integratie, waaronder in ieder geval verstaan wordt het niet voldoen aan de verplichtingen als genoemd in artikel 7:660a BW;
 - Werknemer niet meewerkt aan regres bij aansprakelijkheid van derden;
 - De arbeidsongeschiktheid het gevolg is van het niet gebruiken van aanwezige beschermingsmiddelen;
 - De arbeidsongeschiktheid het gevolg is van het nemen van onverantwoorde risico's (opzet, grove schuld).
 
-     
Bij de vaststelling of sprake is van een situatie als genoemd in artikel 5.6.1 a. t/m d., vraagt de werkgever het oordeel van de arbo-arts.
 
Sanctiekortingen hoeven niet te worden aangevuld.
5.7 Verzekeringen
- Namens cao-partijen heeft de ROGB met een verzekeraar ten behoeve van werknemers en werkgevers een mantelovereenkomst gesloten, gericht op collectieve dekking van de verzekeringen als omschreven in artikel 5.4 en 5.5. De werkgever is bevoegd en gehouden deze verzekeringen binnen dit collectieve kader af te sluiten en de door werknemer uit hoofde van de verzekering als omschreven onder 5.4 verschuldigde bedragen op het salaris van de werknemer in te houden.
 - De werknemer is gehouden alle gegevens, die nodig zijn voor een goede en efficiënte uitvoering van de hiervoor genoemde verzekeringen, tijdig en volledig te verschaffen.
 
5.8 Arbeidsvoorwaardelijke stimulansen bij ziekte
Tussen werkgever en medezeggenschap worden op ondernemingsniveau afspraken gemaakt over arbeidsvoorwaardelijke stimulansen bij ziekte. Hierbij wordt op evenwichtige wijze inhoud gegeven aan de persoonlijke betrokkenheid en verantwoordelijkheid van de werknemer, onder meer door:
- het geven van voorlichting aan de werknemer over eventuele risico's en de in dat verband genomen maatregelen;
 - het, daar waar nodig, opzetten van trainingsprogramma's; e.e.a. in overleg met de deskundige arbodienst en op basis van risicoanalyse;
 - het opnemen van de verplichting van de werknemer om uitvoering te geven aan de overeengekomen maatregelen, waaronder het gebruik van de door de werkgever beschikbaar gestelde beschermingsmiddelen en het deelnemen aan trainingsprogramma's;
 - het maken van afspraken over positieve en/of negatieve arbeidsvoorwaardelijke stimulansen, die betrekking kunnen hebben op alle in geld te waarderen arbeidsvoorwaarden.
 
Onaangetast blijft daarbij het recht op loon bij  arbeidsongeschiktheid, zoals vastgelegd in de cao. 
    De regeling m.b.t. arbeidsvoorwaardelijke stimulansen wordt  niet toegepast in geval de ziekte is veroorzaakt door een bedrijfsongeval,  tenzij er sprake is van schuld of grove nalatigheid van de betreffende  werknemer. 
5.9 Verzuimmanagement en re-integratievoorziening alsmede deskundige bijstand bij het Arbeidsomstandighedenbeleid
1. 
2. 
    Het Verzuimsteunpunt  Grafimedia zal, mede door inschakeling van gecontracteerde partners en  inschakeling van derden, zorg dragen voor deskundige bijstand conform artikel  14 lid 1b (begeleiding van werknemers die door ziekte niet in staat zijn hun  arbeid te verrichten). 
    
3. 
    Het  Verzuimsteunpunt Grafimedia voorziet, mede door inschakeling van derden, tevens  in deskundige bijstand op het gebied van preventie en bescherming conform  artikel 13 van de geldende Arbeidsomstandighedenwet. Ook is via de  gecontracteerde partners van het Verzuimsteunpunt Grafimedia de deskundige  bijstand conform artikel 14 lid 1a (toetsen van de risico-inventarisatie en -  evaluatie) en lid 1c (arbeidsgezondheidskundig onderzoek en  aanstellingskeuring) geregeld. 
5.10 Branche RI&E
Er is een  geactualiseerde en erkende digitale branche Risico Inventarisatie- en Evaluatie  (RI&E) beschikbaar waarmee bedrijven risico's op gebied van  arbeidsomstandigheden, welzijn en gezondheid van medewerkers in kaart brengen  en in een plan van aanpak vastleggen welke maatregelen worden genomen in dat  kader. Hiermee wordt invulling gegeven aan de verplichting uit de  arbeidsomstandighedenwet. 
    Bedrijven met minder dan 26 werknemers kunnen de branche  RI&E geheel zelfstandig uitvoeren zonder dat een gecertificeerd arbodeskundige  nodig is. 
    Bedrijven met 26 of meer werknemers kunnen de branche  RI&E zelfstandig uitvoeren waarbij een lichte toets door een gecertificeerd  arbodeskundige mogelijk is. Dit onder voorwaarde dat de bij de uitvoering van  de RI&E betrokken preventiemedewerker de branche opleiding heeft voltooid. 
Hoofdstuk 6 Loopbaan, ontwikkeling en werktijdvermindering
 
  6.1 Duurzame inzetbaarheid
Duurzame inzetbaarheid betekent dat:
- werknemers in hun huidige functie goed (kunnen) functioneren;
 - werknemers kunnen mee bewegen met toekomstige ontwikkelingen binnen de organisatie/branche;
 - werknemers steeds voldoende gekwalificeerd zijn voor de arbeidsmarkt, zowel binnen als buiten de organisatie/branche.
 
6.2 Wederzijdse verantwoordelijkheid
Inzetbaarheid is in het belang van werkgever en werknemer.  Het werken aan inzetbaarheid is dan ook een gedeelde verantwoordelijkheid. De  werknemer neemt initiatief en investeert in zijn ontwikkeling waarbij de  werkgever hem faciliteert. De leidinggevende bespreekt periodiek met de  werknemer de mogelijkheden voor de toekomst, zowel binnen als buiten de eigen  organisatie, zowel binnen als buiten de eigen branche en/of sector waarbij de  leidinggevende en de werknemer afspraken maken over de effectuering van het  individuele plan van aanpak. 
      
Afspraken  over cofinanciering van de kosten tussen werkgever en werknemer zijn onderdeel  van het individuele plan van aanpak. Als het gaat om de versterking van de  arbeidsmarktpositie van de werknemer zal de werkgever daaraan bijdragen.  Uitgangspunt voor de cofinanciering is 50/50 tenzij werkgever en werknemer een  afwijkende afspraak maken. 
      
Cofinanciering is niet aan de orde bij beroepsgerichte opleidingen  die van belang zijn voor het bedrijf. De kosten van beroepsgerichte opleidingen  zijn voor rekening van werkgever. 
      
De mate van  inzetbaarheid is per definitie per individu verschillend. Dat betekent dat wat  bijdraagt aan die inzetbaarheid ook individueel moet worden bepaald. Daarbij  kan worden gedacht aan scholing, coaching, begeleiding, fysieke hulpmiddelen,  wijziging van (delen van) het takenpakket en/of afspraken rondom arbeidstijden  en verlof. 
      
Indien werkgever en werknemer vaststellen dat continuering van de overeengekomen arbeidspatronen leidt tot onoverkomelijke lichamelijk en/of geestelijke problemen voor werknemer, zal werkgever alles in het werk stellen om werknemer binnen het bedrijf een meer passend arbeidspatroon aan te bieden. De werkgever vraagt een arbodienst of arbeidsdeskundige om advies. Indien sprake is van negatieve arbeidsvoorwaardelijke consequenties worden tussen werkgever en werknemer hierover afspraken gemaakt die schriftelijk worden vastgelegd.
6.3 Werktijdvermindering voor het volgen van een opleiding
Indien werkgever en werknemer overeenstemming hebben bereikt over werktijdvermindering met als doel de werknemer in staat te stellen een arbeidsmarktrelevante opleiding te volgen, dan geldt het volgende recht gedurende maximaal 26 weken:
- 80% werken, 85% loon en 100% voortzetting pensioenopbouw voor de werknemer die niet langer dan 10 jaar verwijderd is van de eerste dag van de maand waarin de AOW wordt ontvangen.
 - 80% werken, 85% loon en voortzetting van de pensioenopbouw op basis van 85% van het loon voor de werknemer die langer dan 10 jaar verwijderd is van de eerste dag van de maand waarin de AOW wordt ontvangen.
 
Op het recht op werktijdvermindering ten behoeve van het volgen van een opleiding kan slechts eenmaal gedurende de looptijd van de cao een beroep worden gedaan.
6.4 Generatiepact
- Werktijdvermindering  oudere werknemers 
Afspraken over werktijdvermindering voor oudere werknemers worden op vrijwillige basis gemaakt. Dit is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van werkgever en werknemer. Van belang zijnde factoren hierbij zijn bijvoorbeeld de persoonlijke omstandigheden en/of de bedrijfssituatie.- Werknemer heeft vanaf vijf jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd gedurende maximaal twee jaar recht op 80% werken, 90% loon en 100% voortzetting van de pensioenopbouw en de resterende periode tot aan de AOW-gerechtigde leeftijd recht op 80% werken, 85% loon en 100% pensioenopbouw. Het gaat om resp. 90% en 85% van het loon (exclusief een eventuele toeslag op grond van cao-artikel 3.4) dat hij verdiend zou hebben als hij nog zijn gebruikelijke arbeidsduur (zoals gold voor ingang van de regeling) zou werken. Een verzoek van werknemer om werktijdvermindering dat voldoet aan bovenstaande regeling kan door werkgever slechts op basis van zwaarwegende factoren worden geweigerd.
 - Werkgever en werknemer kunnen in plaats van de regeling zoals vermeld in 6.4.1 sub a. op wederzijdse vrijwillige basis een andere variant van de regeling werktijdvermindering oudere werknemers afspreken. Wederzijdse vrijwilligheid wil zeggen dat zowel werkgever als werknemer een verzoek mag weigeren met een gemotiveerde afwijzing. De afgesproken regeling gaat niet eerder in dan vijf jaar voorafgaand aan de AOW-gerechtigde leeftijd. Daarbij geldt dat de werknemer minimaal 50% van zijn gebruikelijke arbeidsduur werkzaam blijft, de pensioenopbouw voor 100% wordt voortgezet en het loon wordt bepaald op 100% (exclusief een eventuele toeslag op grond van cao-artikel 3.4) minus de helft van de vermindering van de arbeidsduur. Zo kunnen, onder andere, de volgende varianten worden afgesproken: 50/75/100, 60/80/100, 80/90/100.
 - Indien tussen werkgever en werknemer afspraken worden gemaakt over werktijdvermindering waarbij werknemer minder dan 80% van zijn gebruikelijke arbeidsduur blijft werken, is het werknemer niet toegestaan in de vrijvallende tijd andere betaalde werkzaamheden te verrichten, hetzij in loondienst hetzij als zelfstandige.
 - De opbouw van wettelijke, bovenwettelijke en bovenwettelijke extra vakantie-uren en roostervrije uren wordt naar rato van de daadwerkelijke arbeidsduur aangepast.
 - Cao-partijen zullen inspanningen verrichten om nieuwe werknemers aan te nemen voor de vrijgevallen uren.
 - Cao-artikel 6.4.1 geldt voor werknemers die op of na 1 februari 2019 gebruik gaan maken van de regeling werktijdvermindering oudere werknemers. Ten aanzien van werknemers die reeds vóór deze datum van een regeling werktijdvermindering gebruik maken, blijft de regeling zoals bepaald in de Grafimedia cao 2015-2018 van kracht.
 
 - Bijdrage  financieel advies 
De werknemer die maximaal zes jaar is verwijderd van zijn vermoedelijke AOW-gerechtigde leeftijd, heeft eenmaal recht op vergoeding tot een bedrag van maximaal 600 euro excl. BTW voor een individueel adviestraject inclusief individuele berekeningen waarmee inzicht wordt verworven in zijn financiële situatie en toekomstige mogelijkheden. Doel hiervan is dat werknemer een bewuste keuze kan maken al dan niet gebruik te gaan maken van werktijdvermindering en/of gedeeltelijke of gehele vervroegde pensionering. Het individuele adviestraject inclusief de daarbij behorende individuele berekeningen wordt uitgevoerd door een door sociale partners aan te wijzen onafhankelijk bureau of een daaraan gelijkwaardig bureau. De vergoeding wordt betaald door werkgever na het overleggen van een factuur.
Het recht op vergoeding is eenmalig. Indien werknemer gebruik heeft gemaakt van dit recht en hij treedt bij een andere werkgever in dienst, dan heeft de werknemer niet nogmaals recht op vergoeding. 
6.5 Werktijdvermindering voor het verlenen van mantelzorg
Indien werkgever en werknemer overeenstemming hebben bereikt over werktijdvermindering met als doel de werknemer in staat te stellen tot het verlenen van mantelzorg, dan geldt het volgende recht gedurende maximaal 26 weken:
- 80% werken, 85% loon en 100% voortzetting pensioenopbouw voor de werknemer die niet langer dan 10 jaar verwijderd is van de eerste dag van de maand waarin de AOW wordt ontvangen.
 - 80% werken, 85% loon en voortzetting van de pensioenopbouw op basis van 85% van het loon voor de werknemer die langer dan 10 jaar verwijderd is van de eerste dag van de maand waarin de AOW wordt ontvangen.
 
Er is sprake van mantelzorg indien de werknemer meer dan 8 uur per week en/of langer dan 3 maanden zorgt voor partner, kind, familielid of vriend. Op het recht op werktijdvermindering ten behoeve van het verlenen van mantelzorg kan slechts eenmaal gedurende de looptijd van de cao een beroep worden gedaan.
6.6 Gezamenlijke uitleg van cao-partijen
Cao-partijen hanteren bij de regelingen werktijdvermindering zoals bepaald in artikel 6.3, 6.4.1 en 6.5 een gezamenlijke uitleg die onverbrekelijk deel uitmaakt van deze cao en als bijlage is opgenomen.
Hoofdstuk 7 Van Werk Naar Werk-regeling
  7.1 Algemeen
De Van Werk  Naar Werk-regeling heeft primair als doel werknemers die hun baan als gevolg  van één van de hierna te noemen redenen verliezen, te helpen bij het snel  vinden van ander werk. 
      
De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing indien onmiddellijk of op langere termijn te verwachten is, dat de arbeidsplaats van een werknemer komt te vervallen als gevolg van reorganisatie, bedrijfseconomische redenen, liquidatie, faillissement en overdracht van zeggenschap of verhuizing. Onder liquidatie wordt mede verstaan de liquidatie van een afdeling van een onderneming. Onder reorganisatie wordt hier verstaan iedere wijziging in de organisatie- en/of productiestructuur van een onderneming.
7.2 Procedure
Onverlet hetgeen hierover is bepaald in de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) is de werkgever verplicht de werknemersorganisaties, die partij zijn bij deze cao, tijdig d.w.z. voordat tot uitvoering van een plan tot reorganisatie wordt overgegaan, in kennis te stellen van een plan tot reorganisatie met als doel overleg te hebben over een sociaal plan. De werknemersorganisaties zijn tot geheimhouding van de verkregen gegevens verplicht tot partijen in onderling overleg hebben vastgesteld dat deze verplichting kan worden opgeheven.
7.3 Reorganisatie
In geval van  een ontslag dat is gebaseerd op een door het UWV afgegeven ontslagvergunning(en)  om redenen als bedoeld in artikel 7.1, is de werkgever gehouden om op basis van  een marktconform tarief bij te dragen aan de outplacementkosten van de  werknemer. 
      
In geval de  beëindiging van de arbeidsovereenkomst als gevolg van redenen als bedoeld in  artikel 7.1 (met uitzondering van faillissement) op een andere wijze dan door  opzegging tot stand komt, is de werkgever gehouden om op basis van een  marktconform tarief bij te dragen aan de outplacementkosten van de werknemer. 
      
De outplacement  heeft als doel dat de werknemer wordt geholpen bij het vinden van ander werk  binnen of buiten de bedrijfstak. Outplacement zal in principe via het  mobiliteitscentrum C3 worden uitgevoerd. Indien de werkgever de  outplacementactiviteiten bij een ander bedrijf dan het mobiliteitscentrum C3  wil onderbrengen, dan dient te worden aangetoond dat het gekozen bureau een aan  C3 gelijkwaardige dienstverlening biedt. 
      
De bijdrage van werkgever aan de outplacementkosten vooronderstelt een actieve houding van werknemer. Het recht om in aanmerking te komen voor de bijdrage aan de outplacementkosten dient binnen drie maanden na het einde van het dienstverband te worden geëffectueerd. In sociale plannen kan van deze termijn worden afgeweken.
7.4 Faillissement
Dit artikel  heeft alleen betrekking op de werknemer waarvoor de (voormalige) werkgever  premieplichtig was aan de ASF-regeling Van Werk naar Werk Grafimediabranche. . 
      
De werknemer  die werkloos wordt als gevolg van faillissement wordt door het  mobiliteitscentrum C3 geholpen met het vinden van ander werk binnen of buiten  de bedrijfstak. 
      
In geval van faillissement wordt de dienstverlening van het mobiliteitscentrum C3 gefinancierd vanuit de middelen die door het ASF ten behoeve van de activiteiten van het mobiliteitscentrum C3 ter beschikking zijn gesteld.
Er wordt een actieve houding van werknemer verwacht. Het recht om in aanmerking te komen voor de dienstverlening van het mobiliteitscentrum C3 dient binnen drie maanden nadat de arbeidsovereenkomst door de curator is opgezegd te worden geëffectueerd.
7.5 Van Werk Naar Werk-regeling niet van toepassing
De Van Werk Naar Werk-regeling is niet van toepassing in de volgende situaties:
- indien de arbeidsovereenkomst van rechtswege wordt beëindigd;
 - indien de arbeidsovereenkomst wegens het bereiken van de wettelijke Algemene Ouderdoms Wet- leeftijd (AOW) wordt beëindigd;
 - indien de dienstbetrekking wordt beëindigd na twee jaar aaneengesloten arbeidsongeschiktheid;
 - indien de werknemer een redelijk aanbod tot ander gelijksoortig en gelijkwaardig werk onvoldoende gemotiveerd weigert;
 - indien de werknemer het dienstverband zelf heeft opgezegd;
 - indien er andere redenen dan reorganisatie, bedrijfseconomische redenen, liquidatie, faillissement en overdracht van zeggenschap of verhuizing oorzaak zijn van zijn ontslag.
 
7.6 Vrijstelling werkgever
Bij liquidatie als gevolg van ziekte, ouderdom of overlijden van de werkgever zal van betaling van de bijdrage in de kosten van outplacement geheel of gedeeltelijk vrijstelling worden gegeven, indien de Commissie cao-zaken, gelet op de omstandigheden en na ingewonnen accountantsadvies, dat redelijk acht.
Hoofdstuk 8 Vakbondswerk
 
  8.1 Vakbondswerk
Als de vakbondsbestuurder dit vooraf meldt, heeft hij toegang tot het bedrijf voor:
- het verspreiden van vakbondsinformatie;
 - het onderhouden van contacten met de leden van de vakbond;
 - het begeleiden/bijstaan van (een) werknemer(s) bij geschillen;
 - het onderhouden van contacten en overleggen met in de onderneming werkzame leden van de vakbond.
 
8.2 Kaderleden
Vakbonden melden aan  de werkgever wie in de onderneming fungeert als kaderlid. 
      Kaderleden  worden in staat gesteld binnen het bedrijf werkzaamheden voor de  vakverenigingen te verrichten zoals: 
- het onderhouden van contacten met de leden van de vakbond;
 - het verspreiden van vakbondsinformatie onder de werknemers;
 - het op verzoek bijstaan van (een) werknemer(s) in geval van geschillen.
 
8.3 Buitengewoon verlof
(Kader-)leden van de vakbonden kunnen onbetaald verlof krijgen, als de bedrijfsomstandigheden dit toelaten, voor:
- het vervullen van een functie binnen de vakbond;
 - het bijwonen van een door de vakbond georganiseerde cursus.
 
8.4 Vakbondscontributie
Voor zover er (nog) beschikbare ruimte is binnen de fiscale vrijstelling van de Werkkostenregeling (WKR) zal de werkgever meewerken aan fiscale facilitering van de vakbondscontributie.
Hoofdstuk 9 Specifieke afspraken Zeefdruk- en Signbedrijf
9.1 Afspraken zeefdruk- en signbedrijf
Voor bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het zeefdruk- en signbedrijf (zie artikel 1.5.8 en van deze cao) gelden de navolgende afspraken.
9.2 Afwijkende afspraken klokurenmatrix voor montagemedewerkers buitendienst signbedrijf
Voor montagemedewerkers in de buitendienst werkzaam in het signbedrijf geldt de reistijd heen en terug naar de externe locatie als normale arbeidstijd. Op deze reistijd is de klokurenmatrix van artikel 3.4 van deze cao niet van toepassing.
9.3 Afwijkende afspraken meeruren
Meerwerk zal  zoveel mogelijk worden voorkomen maar kan, gezien bepaalde omstandigheden van  het werk, wel van de werknemer worden verlangd. 
      Voor  medewerkers in zeefdruk- & signbedrijven gelden daarbij de volgende  afwijkende bepalingen inzake toeslagen: 
- indien sprake  is van meeruren op maandag t/m zaterdag: 
        
- bij meeruren tussen 06.00 uur en 24.00 uur wordt geen toeslag verleend
 - bij meeruren tussen 00.00 uur en 06.00 uur wordt een toeslag van 25% verleend
 
 - indien sprake is van meeruren op zondag en/of een officieel erkende feestdag wordt een toeslag verleend van 50%.
 
9.4 Van Werk naar Werk-regeling niet van toepassing op signbedrijf
De afspraken met betrekking tot de Van Werk Naar Werk-regeling (hoofdstuk 7 van deze cao) zijn niet van toepassing op het signbedrijf.
Hoofdstuk 10 Specifieke afspraken Dagbladbedrijf
  10.1 Afspraken dagbladbedrijf
De vereniging KVGO heeft voor bedrijven die vallen onder de werkingssfeer van het dagbladbedrijf (zie artikel 1.5.10 van deze cao) met de werknemersorganisaties de navolgende afspraken gemaakt.
10.2 Arbeidstijden nachtdiensten
Werknemers die werkzaamheden verrichten in de grafische onderdelen of afdelingen van dagbladondernemingen in verband met de productie en verspreiding van ochtendkranten, alsmede zij die werkzaamheden verrichten die daarmee direct samenvallen, mogen per periode van 13 achtereenvolgende weken maximaal 42 maal en per periode van 52 achtereenvolgende weken maximaal 140 maal arbeid in nachtdienst verrichten.
10.3 Toeslagen
Zondagavond 
    Voor werk op  zondagavond van 19.00 uur tot 24.00 uur geldt in afwijking van de klokurenmatrix  een toeslagpercentage van 150% waar dat normaal 100% is. 
    
Feestdagen 
    Voor het werken op  een feestdag geldt een toeslag van 150%. 
10.4 Extra compensatie
Zes nachten 
    Werknemers  die in ploegendienst van dag- en nachtdienst werken, waarin om de week een  reeks van 6 nachtdiensten geldt hebben aanspraak op 3 dagen extra vakantie  (parttimers naar rato). 
    
Zaterdag 
Voor  werknemers voor wie de normale arbeidsduur van 36 uur in dagdienst geldt, wordt  voor elk gewerkt uur in dagdienst op zaterdag een compensatie in tijd van 50%  verstrekt. 
Hoofdstuk 11 Organisatie cao-partijen
11.1 Algemeen
In dit hoofdstuk staat hoe de organisaties en overleggen rondom de cao zijn vormgegeven en wat de rol van sociale partners is bij de pensioenregeling voor de grafimedia.
11.2 Raad voor Overleg in de Grafimedia Branche ROGB
De ROGB is een overlegorgaan van werkgevers- en werknemersorganisaties om de belangen van de werkgevers en werknemers in de branche te behartigen. De ROGB is het hoogste besluitvormende orgaan binnen de grafimedia ten aanzien van cao-zaken en heeft de bevoegdheid om buiten het reguliere cao-overleg tussentijdse wijzigingen af te spreken. Tot haar taken behoort onder meer: het zorgen voor de totstandkoming en het bevorderen van de uitvoering van de cao en andere sociale regelingen. De ROGB kan gevraagd en ongevraagd advies krijgen van de Commissie cao-zaken.
11.3 Commissie cao-zaken ten behoeve van de cao Grafimediabranche
De Commissie cao-zaken is een aan de ROGB gelieerd en door de ROGB ingesteld orgaan van de werkgevers- en werknemersorganisaties en heeft in het kader van deze cao de volgende taken en bevoegdheden:
- aan de ROGB of cao-partijen gevraagd en ongevraagd advies te geven over verduidelijking en actualisatie van de (werkingssfeer van deze) cao;
 - om in op zichzelf staande en bijzondere gevallen, afwijkingen en vrijstellingen van bepalingen van deze cao toe te staan, al dan niet voor een daarbij vast te stellen termijn;
 - om uitleg te geven over bepalingen van deze cao, indien deze niet duidelijk blijken te zijn;
 - te adviseren over de wijze waarop een vastgelopen overleg op ondernemingsniveau tot een oplossing kan komen;
 - te beslissen in een geschil over functie-indeling als een werknemer, na behandeling van een intern bezwaar tegen functie-indeling, zijn bezwaar handhaaft en in beroep gaat bij de Commissie cao- zaken.
 
Voor de samenstelling en werkwijze van de Commissie cao-zaken wordt verwezen naar het reglement. Het reglement is als bijlage bij deze cao opgenomen.
11.4 Stichting A&O Fonds Grafimediabranche
Cao-partijen  hebben aandacht voor het werkgelegenheids-, arbeidsmarkt- en opleidingsbeleid  op centraal niveau en in de bedrijfstak. 
  
De Stichting A&O Fonds Grafimediabranche heeft de taak,  de bevoegdheid en de verantwoordelijkheid om het door sociale partners  geformuleerde beleid op voornoemde terreinen uit te (laten) werken en toe te  zien op de realisering daarvan. Zij beoordeelt daarbij de besteding van de  beschikbare middelen en is in deze beslissingsbevoegd binnen de door  cao-partijen vastgestelde kaders. 
  
De Stichting  A&O Fonds Grafimediabranche stelt jaarlijks de kaders vast waarbinnen het  mobiliteitscentrum C3 uitvoering moet geven aan in-, door- en  uitstroomactiviteiten. 
  
Daar waar in verband met het aanvragen en de uitvoering van subsidieregelingen een functie van een bedrijfstakfonds en/of O&O fonds wordt vereist, zal de Stichting A&O Fonds Grafimediabranche als zodanig optreden.
11.5 Pensioenfonds (PGB)
Sociale partners overleggen en maken afspraken over de pensioenregeling voor de grafimedia en de premieheffing en verdeling. Werkgevers en werknemers zijn verplicht deze regeling en haar bepalingen na te leven. De pensioenregeling wordt uitgevoerd door het Pensioenfonds PGB.
11.6 Cao ASF-regelingen Grafimediabranche
Sociale  partners overleggen en maken afspraken over de cao ASF-regelingen  Grafimediabranche en de 
    premieheffing  en verdeling. Werkgevers en werknemers zijn verplicht deze cao en haar  bepalingen na 
    te leven. De  cao ASF-regelingen wordt uitgevoerd door PGB Pensioendiensten. 
11.7 Regeling vervroegd uittreden Grafimedia
- Als uitvloeisel van het op centraal niveau afgesproken pensioenakkoord en de Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) geldt met ingang van 1 april 2021 de Regeling vervroegd uittreden Grafimedia.
 - Deelname aan deze regeling staat onder voorwaarden open voor werknemers die in de periode 1 september 2021 tot en met 31 december 2023 65 jaar zijn of worden en een zwaar beroep uitoefenen.
 - De ROGB bepaalt aan de hand van de uitkomsten van de sectoranalyse (zie ook P9 Sectoranalyse) de lijst van de zware beroepen. Deze lijst wordt opgenomen in het Reglement regeling vervroegd uittreden Grafimedia.
 - Het Reglement regeling vervroegd uittreden Grafimedia is onderdeel van de Grafimedia cao ASF- regelingen (zie cao-artikel 11.6).
 - P10 Regeling vervroegd uittreden bevat de kaders van de regeling zoals afgesproken in het cao- overleg.
 
Hoofdstuk 12 Protocollaire bepalingen
  P1 Einddatum in protocollaire  bepalingen 
    
  P-bepalingen zijn in principe  tijdelijk van aard. 
    Per  P-bepaling wordt bepaald of er sprake is van een einddatum, die vervolgens in  de P-bepaling wordt vermeld. 
    De historische bepalingen zijn cursief weergegeven. Deze  bepalingen zijn opgenomen in deze cao om inzichtelijk te maken welke  invoeringsafspraken in het verleden bij de invoering van het nieuwe  beloningssysteem en herindeling functies konden worden gemaakt. 
    
P2 Invoeringsafspraken herindeling functies (HIF) en beloningsstructuur en toeslagensystematiek (BETSY)
1. Herindeling functies bij invoering grafimedia  cao 
    
  Vanaf 1  februari 1997 geldt dat de functie van de werknemer met behulp van het Handboek  dient te worden ingedeeld op één van de functieniveaus A t/m K. 
    De branchebrede herindeling van functies bij invoering van  de grafimedia CAO moest in de onderneming vóór 1 juli 1998 afgerond zijn. Door  middel van een schriftelijke aanvraag aan de ROGB kon uitstel verkregen worden  tot uiterlijk 31 december 1998. 
    Voor wat  betreft de effectuering van de hieruit voortvloeiende consequenties gold als  peildatum 1 juli 1998. 
    
Bedrijven die  ten tijde van de herindeling van functies een ander erkend systeem van functie-  indeling hanteerden, konden dispensatie van art. 2.1.1. van de Mantelbepaling  aanvragen conform de voorwaarden als gesteld in art. 2.1.3. van de  Mantelbepalingen. Deze dispensatie diende vóór 1 februari 1998 toegekend te  zijn. 
    
Onderhoud van het Handboek functie-indeling grafimedia is een werkgeversaangelegenheid. Derhalve komen de kosten van het onderhoud van dit Handboek voor rekening van werkgevers.
2. Vaststelling nieuwe beloning bij invoering beloningsstructuur en toeslagen- systematiek
1. Algemeen
Aansluitend op de Herindeling van de functies (HIF), vond  decentraal overleg over de invoering van de Beloningsstructuur en de  Toeslagensystematiek (BETSY) plaats. Met inbegrip van een uitstelmogelijkheid  werd 31 december 2000 als definitieve afrondingsdatum vastgesteld. Op het  decentraal overleg over de invoering van BETSY waren de bepalingen onder de  navolgende punten 2.2. en 2.3. van toepassing. 
    Deze  bepalingen zijn per 1 februari 2000 vervallen en geïntegreerd in de  hoofdstukken 2 en 3 van de Mantelbepalingen. Voor de bedrijven die uitstel  verkregen tot ultimo 2000 gold als vervaldatum 31 december 2000. 
2. Decentrale invoeringsafspraken
De decentrale invoeringsafspraken hadden in ieder  geval betrekking op eventuele verschillen in hoogte en samenstelling tussen: 
    enerzijds de nieuwe salarissen, berekend volgens  beloningsstructuur en toeslagensystematiek, beide volgens de nieuwe CAO, en 
    anderzijds de tot dan geldende salarissen, berekend  op basis van de te vervangen systematiek. De hoogte en de samenstelling van de laatstgenoemde  salarissen werden mede bepaald door bedrijfseigen regelingen. Deze regelingen  en de daaruit voortvloeiende salarisbestanddelen werden tevens betrokken bij  het maken van decentrale afspraken over de eventuele verschillen tussen alle  nieuwe salarisbestanddelen tezamen ten opzichte van de optelsom van alle tot  dan toe geldende salarisbestanddelen.
      
Decentrale invoeringsafspraken werden gemaakt met  inachtneming van de volgende door CAO- partijen vastgelegde afspraken: 
    
De hoogte van de werkelijke beloning van reeds in dienst  zijnde werknemers wordt niet nadelig beïnvloed door de invoering van de nieuwe  functie-indeling en de daaraan gekoppelde beloningsstructuur. 
    De daadwerkelijke invoering van de nieuwe  beloningsstructuur mag in principe niet leiden tot hogere salariskosten. 
    Over bedrijfseigen regelingen worden in  ondernemingen decentrale afspraken gemaakt. Bedrijfseigen regelingen kunnen  worden herzien, omdat daaraan de basis, zijnde de vóór invoering geldende  CAO-afspraken, is ontvallen. 
    
Bedrijfseigen regelingen konden gelden voor alle, voor groepen of voor individuele in dienst zijnde werknemers. Deze regelingen konden structureel of incidenteel zijn, schriftelijk vastgelegd of aantoonbaar indien sprake was van bestendig gebruik.
3. Inschaling
- Algemeen 
Op grond van het nieuwe functieniveau werden de geldende salarissen ingedeeld in de daarbij behorende salarisschaal voor dagdienst.
Ploegendienstsalarissen werden daartoe eerst verminderd met de geldende ploegendiensttoeslag.
Onder geldend salaris werd in dit verband verstaan: alle geldelijke salarisbestanddelen tezamen, uit hoofde van de arbeidsovereenkomst, geldend voor dagdienst, met uitzondering van de elementen, die reeds zijn vermeld onder art. 2.2.2. van de CAO. Daarbij werden salarisbestanddelen ten gevolge van bedrijfseigen regelingen betrokken. - Inschaling 
Bij inschaling werd het geldende salaris ongewijzigd geplaatst in de salarisschaal, behorende bij het betreffende functieniveau.
Bij inschaling werd duidelijk of er sprake was van een bovenschalig bestanddeel (PT1). Indien van toepassing werd tevens het verschil berekend tussen de oude ploegendiensttoeslag en de nieuwe toeslag voor afwijkende diensten (door het percentage uit de klokurenmatrix en eventueel de MC-factor over het ingeschaalde salaris te berekenen). Aldus ontstond een persoonlijke toeslag, PT2 genoemd.
Over de PT1 en PT2 en de beloningsbestanddelen ten gevolge van bedrijfseigen regelingen tezamen, konden in ondernemingen afspraken gemaakt worden. Daarbij golden de afspraken als genoemd onder punt 2.2. van deze Protocollaire Bepaling. - Na de  inschaling 
Na de inschaling traden die afspraken uit hoofdstuk 2 en 3 van de CAO in werking, die betrekking hebben op het beloningsbeleid voor in dienst zijnde werknemers.
Het aantoonbaar perspectief op een hoger salaris op grond van de te vervangen CAO- of een bedrijfseigen salarisstructuur, bleef bij toepassing van de nieuwe salarisstructuur bestaan tot uiterlijk 31 december 2000.
Bij jongeren van 18, 19 en 20 jaar, waarvan het salaris is ingeschaald in de aanloopschaal, mocht vervolgens éénmaal de halfjaarlijkse herziening worden uitgesteld.
De invoeringsafspraken en overgangsregelingen golden niet voor werknemers die in dienst traden nadat de nieuwe beloning in het bedrijf was vastgesteld conform deze in voeringsafspraken. 
3. Afspraken na invoering beloningsstructuur en toeslagensystematiek
De in het  kader van de invoering van BETSY gemaakte decentrale afspraken conform het  daartoe vastgelegde in deze Protocollaire Bepaling, de punten 2.2. en 2.3.,  blijven op zowel centraal als  decentraal niveau volledig gerespecteerd. 
    
Voor wat  betreft de looptijd van en eventuele tussentijdse wijzigingen in decentrale  afspraken, wordt verwezen naar artikel 1.4.4. lid 4 van de Mantelbepalingen. 
    Indien en  voor zover de verlenging van de looptijd van de decentrale afspraken m.b.t. de  invoering van BETSY aan de orde is, willen cao-partijen wijzen op het belang  van de continuïteit van deze afspraken. Immers, decentrale invoeringsafspraken  m.b.t. BETSY betreffen in principe bepalingen omtrent de eenmalige overgang van  de beloning volgens de vervallen cao's naar die gebaseerd op de grafimedacao.  Die overgangsbepalingen vormen de grondslag voor een meerjarig beloningsbeleid  in de bedrijven. 
    
Zonder in de  bevoegdheden van de decentrale overlegpartners te willen treden, willen cao-  partijen hen in overweging geven de inhoud van deze decentrale  invoeringsafspraken tegen deze achtergrond slechts ter discussie te stellen,  indien dit is afgesproken, dan wel in geval van zwaarwegende gewijzigde  omstandigheden. 
    
P3 Overgangsregeling wijziging opbouw vakantierechten 
    
  In verband  met de verandering van het opbouw- en opnamesysteem van vakantierechten per 1  januari 1998 geldt een overgangsregeling, die alleen betrekking heeft op de  basisvakantierechten van vijf weken, gerekend over twaalf maanden, voor zover  deze in de periode van 1 mei 1997 t/m 31 december 1997 zijn opgebouwd en nog  niet zijn opgenomen. 
    
Bij een  gemiddelde werkweek van 36 uur bedraagt de opbouw over laatstgenoemde periode  8/12 x 180 uur = 120 uur. 
    Bij een  gemiddelde kortere of langere werkweek geldt een pro rata berekening. Deze pro  rata berekening wordt eveneens toegepast indien de opbouwperiode korter is dan  8 maanden, zoals bij indiensttreding na 1 mei 1997, tussentijdse onderbreking  van het dienstverband, een periode waarin voor de werkgever geen  salarisdoorbetalingsverplichting geldt e.d. 
    De  overgangsregeling treedt in werking op 1 januari 1998 en eindigt op het moment,  dat met alle op 1 januari 1998 in dienst zijnde werknemers, op wie de  overgangsregeling van toepassing is, de dienstbetrekking is beëindigd. 
    
Kern  overgangsregeling: de in de periode van 1 mei 1997 t/m 31 december 1997 opgebouwde  en nog niet opgenomen basisvakantierechten worden bewaard tot het einde van het  dienstverband. De wettelijke verjaringstermijn is op deze rechten niet van  toepassing. 
    Deze rechten  worden direct voorafgaande aan het einde van het dienstverband opgenomen,  tenzij de werkgever en de individuele werknemer anders schriftelijk  overeenkomen. 
    
Op bedrijven,  waar vóór inwerkingtreding van deze cao reeds een opbouw- en opnamesysteem van  vakantierechten per kalenderjaar werd gehanteerd, is deze overgangsregeling  niet van toepassing. 
    
P4 Participatiewet 
    
  Gedurende de  looptijd van de cao zullen cao-partijen door het Mobiliteitscentrum C3 laten  onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om mensen die vallen onder de  Participatiewet ingezet kunnen worden bij de bedrijven en op welke wijze dit  het beste kan gebeuren. Er wordt geen quotum afgesproken. 
    
P5 Handboek Functie-indeling  Grafimedia 
    
  Het Handboek  Functie-indeling Grafimedia wordt geactualiseerd. De kosten komen ten laste van  de Rekening bijzondere projecten. 
    
P6 Oplosmiddelen 
    
  Op basis van de uitkomsten van de bedrijfstakenquête en de  paritaire voorlichtingscampagne over het gebruik van oplosmiddelen zal de  werkgroep Arbeid en Gezondheid Grafimedia (WAGG) in het eerste kwartaal van  2019 een aanpak voorstellen ten aanzien van beleid en doelstellingen. 
    
P7 Evaluatie dispensatie 
    
  Tijdens de  looptijd van de cao evalueren cao-partijen periodiek de werking van het  verlenen van dispensatie voor collectieve loonsverhogingen. Cao-partijen treden  desgevraagd in overleg over de uitkomsten van deze evaluaties en daaruit  mogelijke voortvloeiende aanpassingen. 
    
P8 SPAWW (derde WW-jaar) 
    
  Cao-partijen  spreken af deel te nemen aan de private aanvulling WW en WGA door middel van  aansluiting bij de Stichting Private Aanvulling WW en WGA (SPAWW). De premie  komt voor rekening van werknemers. 
    De werkgevers zijn niet aansprakelijk voor de gevolgen van  de verwerking en/of eventuele fouten in het systeem van de SPAWW. 
    
P9 Sectoranalyse 
    
  Cao-partijen  geven de ROGB de opdracht om in het kader van de Maatwerkregeling Duurzame  Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU) een sectoranalyse uit te laten  voeren. Een van de doelen van deze sectoranalyse is het komen tot een lijst van  zware beroepen in de grafische sector zoals bedoeld in het Reglement regeling  vervroegd uittreden Grafimedia. 
    
P10 Kaders van de regeling  vervroegd uittreden Grafimedia 
    
  Cao-partijen in de Grafimedia komen overeen een regeling uit te werken waarin werknemers met een zwaar beroep vanaf de 65-jarige leeftijd kunnen uittreden.
- De regeling  omvat de volgende kaders: 
      
- Het RVU-fonds wordt opgenomen in de Grafimedia cao ASF-regelingen.
 - De werkgeverspremie bedraagt 0,2% van het heffingsloon zoals bepaald in artikel 2.7 van de Grafimedia cao ASF-regelingen.
 - De premie wordt geheven vanaf 1 april 2021 tot en met uiterlijk 31 december 2025.
 - Bij iedere vernieuwing van de Grafimedia cao, te beginnen bij de cao die volgt op de huidige cao met de einddatum 31 december 2021, bespreken cao-partijen of de premie afdoende is, verhoogd moet dan wel verlaagd kan worden. Indien nodig kan het tussentijds in de ROGB worden besproken.
 - Een eventueel restant van het saldo van het fonds vloeit terug naar de werkgevers die de premies hebben opgebracht waarbij in eerste instantie wordt gekeken naar teruggave aan die werkgevers waarvan geen werknemers gebruik hebben gemaakt van de regeling.
 - Cao-partijen dienen bij de ASF-rekening Goede Doelen een verzoek in om de uitvoeringskosten voor de RVU-regeling uit dit fonds te betrekken.
 - Deelname aan  de regeling staat open voor werknemers die in de periode van 1 september 2021  tot en met 31 december 2023 65 jaar zijn of worden. Hierbij gelden de volgende  voorwaarden om in aanmerking te komen: 
          
- de werknemer is gedurende minstens tien jaar werkzaam in de grafische sector in een functie die blijkens de nog uit te voeren sectoranalyse kan worden gekenmerkt als 'zwaar beroep';
 - de werknemer zegt zijn dienstverband met zijn werkgever op per datum waarop hij gebruik wenst te maken van de RVU-regeling. Hij ontvangt geen transitie- of andere beëindigingsvergoeding;
 - de werknemer verricht in ieder geval tot aan zijn AOW-gerechtigde leeftijd geen betaalde activiteiten in dienstverband, als zelfstandig ondernemer of anderszins;
 - het RVU-fonds heeft voldoende financiële middelen om de uitkering te voldoen;
 - als meer werknemers gebruik willen maken dan het fonds middelen ter beschikking heeft, zal gebruik worden gemaakt van een wachtlijst.
 
 - De hoogte van de uitkering die werknemer uit het RVU-fonds kan ontvangen is maximaal het vrijgestelde bedrag van de RVU-heffing (in 2020: 21.200 euro op jaarbasis, dit wordt aangepast aan de gewijzigde fiscale bedragen die de overheid vaststelt). De uitkering is gebaseerd op een fulltime arbeidsovereenkomst gedurende een heel kalenderjaar, voor parttimers en bij gebruik korter dan een kalenderjaar geldt een uitkering naar rato.
 - Eventuele subsidies van de overheid voor de RVU-regeling komen ten goede aan het RVU-fonds.
 - Een en ander zal worden uitgewerkt in een door de ROGB vast te stellen reglement.
 
 - Bij verschillen tussen de hierboven beschreven kaders en de bepalingen in het Reglement regeling vervroegd uittreden Grafimedia zoals vastgelegd in de Grafimedia cao ASF-regelingen is het Reglement leidend.
 - Zie ook cao-artikel 11.7 Regeling vervroegd uittreden Grafimedia.
 
Hoofdstuk 13 Contractsbepalingen
13.1 Duur van de overeenkomst
Deze overeenkomst heeft een looptijd van 1 augustus 2020 tot en met 31 december 2021 (17 maanden).
13.2 Nawerking
Rechten en plichten voortvloeiend uit bepalingen van eerdere collectieve arbeidsovereenkomsten komen met de inwerkingtreding van deze collectieve arbeidsovereenkomst te vervallen. In plaats daarvan gelden de rechten en plichten voortvloeiend uit de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst. Individuele aanspraken die niet uit een eerdere collectieve arbeidsovereenkomst voortvloeien blijven van kracht.
13.3 Opzegging van de overeenkomst
De cao eindigt van rechtswege na afloop van de afgesproken looptijd zonder dat opzegging van de cao door partijen is vereist.
13.4 Kosten van de overeenkomst
De kosten, voortvloeiende uit deze overeenkomst, worden voor de helft gedragen door de verenigingen vormende partij aan de ene zijde en voor de andere helft door de verenigingen vormende partij aan de andere zijde bij deze overeenkomst, waarbij de verhoudingen voorts worden geregeld door de ROGB.
13.5 Van kracht blijven vergunningen en dispensaties
Vergunningen tot afwijking van deze overeenkomst en dispensaties, verleend tijdens de duur van vorige collectieve arbeidsovereenkomsten, blijven van kracht, tenzij uit de vergunning en/of dispensaties anders blijkt.
13.6 Toetreding van nieuwe contractanten
Wanneer gedurende het bestaan van deze overeenkomst een werkgevers- of werknemersvereniging in de grafimediabranche wordt opgericht of zich als contractant aanmeldt, zullen de gezamenlijke cao- partijen deze vereniging de gelegenheid geven tot deze overeenkomst toe te treden, indien zij voldoet aan de eisen welke aan de andere contractanten worden gesteld. De godsdienstige of staatkundige grondslag waarop een dergelijke vereniging stoelt, mag nimmer een reden zijn om haar toetreding tot deze overeenkomst te weigeren.
13.7 Nieuwe werkwijzen
Indien tijdens de duur van deze overeenkomst nieuwe werkwijzen ontstaan, waarin deze overeenkomst niet voorziet, zullen partijen in onderling overleg binnen het kader van deze overeenkomst daarvoor een regeling treffen.
13.8 Domicilie van partijen
Ten aanzien van de uitvoering van deze overeenkomst kiezen partijen bij deze overeenkomst domicilie ten kantore van hun plaats van vestiging.
Bijlage: Reglement Commissie cao-zaken ten behoeve  van de cao Grafimedia 
    
  Samenstelling
    
  De Commissie cao-zaken is paritair van samenstelling en bestaat uit vier leden en vier plaatsvervangende leden:
- twee werkgeversleden en twee plaatsvervangende werkgeversleden;
 - twee werknemersleden en twee plaatsvervangende werknemersleden.
 
Vanuit de  werkgeversleden kiest de Commissie uit haar midden een voorzitter. Aan de  Commissie worden twee secretarissen toegevoegd waarvan er een wordt aangewezen  door de werkgeversleden en een door de werknemersleden. Secretarissen maken  deel uit van de Commissie en corresponderen namens de Commissie. Voor zowel de  voorzitter als de secretarissen worden plaatsvervangers aangewezen. 
    
Secretariaat 
    
  Het  correspondentieadres van de Commissie is: Boeing Avenue 209, 1119 PD Schiphol-Rijk. De Commissie is telefonisch te  bereiken op 020-5435650 en het e-mailadres is ccz@rogb.nl. 
    
Taken en bevoegdheden 
    
  De taken en bevoegdheden van de Commissie bestaan uit:
- het gevraagd en ongevraagd advies geven aan de ROGB;
 - het desgevraagd adviseren van de ROGB over de vraag of een bedrijf onder de werkingssfeerbepalingen van de Grafimedia cao valt;
 - uitvoering geven aan het gestelde in artikel 1.8.7. van de Grafimedia cao door te bemiddelen na mediation indien in ondernemingen geen overeenstemming wordt bereikt over afspraken met de medezeggenschap zoals bedoeld in paragraaf 1.8. van de Grafimedia cao. Indien de bemiddeling niet leidt tot overeenstemming tussen partijen dan beslist de Commissie in de vorm van een bindend advies;
 - in op zichzelf staande en bijzondere gevallen en op verzoek van iedere belanghebbende die gebonden is aan de Grafimedia cao afwijkingen en vrijstellingen van bepalingen van de Grafimedia cao toe te staan, al dan niet voor een daarbij vast te stellen termijn;
 - op verzoek van iedere belanghebbende die gebonden is aan de Grafimedia cao de juiste uitleg van bepalingen van de Grafimedia cao te geven, indien deze onduidelijk mochten blijken te zijn;
 - te beslissen in geschillen tussen werkgever en werknemer(s) daar waar het de indeling van functies betreft alsmede het gevraagd en ongevraagd adviseren van cao-partijen over het functie- indelingsinstrument;
 - het gevraagd en ongevraagd adviseren van de ROGB en cao-partijen over de werkingssfeer van de cao en voorstellen te doen voor actualisatie dan wel verduidelijking van de werkingssfeer;
 - het op verzoek van en in samenwerking met de ROGB te beslissen in alle situaties waarin de Grafimedia cao niet voorziet;
 - de bevoegdheid tot het inschakelen van deskundigen.
 
Voornoemde  aan de Commissie toebedeelde taken en bevoegdheden laten onverlet de  mogelijkheid aan belanghebbenden om zich te wenden tot de rechter. 
    
Procedure en termijnen 
    
  Belanghebbenden zoals omschreven onder het kopje "Taken en bevoegdheden" kunnen een schriftelijk en gemotiveerd verzoek bij de Commissie indienen. Het verzoek dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:
- NAW-gegevens
 - Naam contactpersoon en telefoonnummer
 - Een nauwkeurige beschrijving van de aard en de strekking van het verzoek
 - Ondertekening door de verzoeker
 
Belanghebbende  kan ter onderbouwing van het verzoek alle stukken aandragen die door  belanghebbende geacht worden relevant te zijn voor het te nemen besluit. 
    
Het  secretariaat neemt de schriftelijke en gemotiveerde verzoeken in behandeling en  wel als volgt: 
    
Met betrekking tot de taken genoemd onder de punten 2, 4, 5, 7 en 8
- In geval van de taken genoemd onder de punten 2, 4, 5, 7 en 8 worden deze schriftelijk door secretarissen voorbereid en schriftelijk ter goedkeuring aan de overige Commissieleden voorgelegd.
 - Indien de Commissieleden eensluidend in hun oordeel zijn dan worden de belanghebbenden binnen 30 dagen nadat het verzoek is ingediend, schriftelijk en gemotiveerd geïnformeerd over het genomen besluit.
 - Indien blijkt dat er geen eensluidende besluitvorming kan plaatsvinden dan dragen secretarissen er zorg voor dat het verzoek alsnog wordt geagendeerd voor de eerstvolgende plenaire Commissievergadering. In dit geval worden belanghebbenden binnen 30 dagen nadat het verzoek is ingediend schriftelijk en gemotiveerd geïnformeerd over de voortgang van de behandeling.
 - Besluitvorming door de Commissie cao-zaken vindt plaats op basis van meerderheid van stemmen. Indien meer werkgeversleden dan werknemersleden ter vergadering aanwezig zijn, of omgekeerd, dan brengt de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, hetzelfde aantal stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig is.
 - Indien de stemmen staken worden belanghebbenden over dat feit binnen 30 dagen schriftelijk geïnformeerd en wordt hen tevens meegedeeld dat besluitvorming tijdelijk voor een door de Commissie te bepalen termijn wordt opgeschort. Tevens wordt belanghebbenden dan meegedeeld dat de zaak dan voorligt bij de ROGB die zich zal beraden over de te nemen vervolgstappen.
 
Beoordeling met betrekking tot de taak genoemd onder punt 4  (dispensatie) 
    
  De Commissie  zal op basis van de door belanghebbende toegestuurde stukken beoordelen of  sprake is van een dusdanig gewichtige omstandigheid dat de dispensatie geheel  of gedeeltelijk toegekend kan worden. Het moet hierbij gaan om een  omstandigheid op grond waarvan in redelijkheid niet van belanghebbende kan  worden gevergd dat bepalingen uit de cao onverkort worden toegepast. Hiervan is  met name sprake als de specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten  verschillen van andere ondernemingen die tot de werkingssfeer van de Grafimedia  cao gerekend kunnen worden. 
    
Met betrekking tot dispensatie voor collectieve  loonsverhoging(en) 
    
  Ingeval het verzoek tot dispensatie een verzoek is op grond  van artikel 2.3. Grafimedia cao geldt dat, in plaats van hetgeen in dit  reglement is opgenomen over dispensatie, het reglement Dispensatieregeling  Collectieve Loonsverhogingen van toepassing is. Dit reglement is als bijlage  toegevoegd. 
    
Met betrekking tot de taak genoemd onder punt 3  (bemiddeling bij een vastgelopen overleg op ondernemingsniveau tussen werkgever  en medezeggenschap) 
    
  De taak  genoemd onder punt 3 wordt door secretarissen voorbereid en behandeld. 
    De overige  Commissieleden worden over de voortgang van behandeling en de besluitvorming  geïnformeerd. Zij worden bij behandeling van de zaak betrokken indien blijkt  dat een door secretarissen afgegeven bemiddelingsvoorstel door één der partijen  of beide partijen wordt afgewezen. De Commissie cao-zaken heeft dan de  bevoegdheid te beslissen in de vorm van een bindend advies. 
- Voor het  aanhangig maken van een vastgelopen overleg op ondernemingsniveau geldt dat  zowel werkgever als werknemers/het vertegenwoordigend overleg een schriftelijk  en gemotiveerd verzoek tot bemiddeling bij de Commissie kunnen indienen. Secretarissen van de Commissie nemen een dergelijk verzoek  in behandeling door de wederpartij in de gelegenheid te stellen schriftelijk en  gemotiveerd te reageren op eerdergenoemd verzoek. 
De wederpartij heeft maximaal 3 weken de tijd te reageren gerekend vanaf de dagtekening van de brief waarin secretarissen aan de wederpartij reactie vragen.
Secretarissen van de Commissie streven ernaar, gerekend vanaf het moment waarop de reactie
van de wederpartij bij hen bekend is, binnen 2 maanden een bemiddeling tussen partijen te realiseren. Binnen de termijn van 2 maanden hebben secretarissen de bevoegdheid een of meerdere hoorzitting(en) tussen partijen te beleggen. Indien daartoe gegronde redenen zijn hebben secretarissen de bevoegdheid van de hiervoor vermelde termijnen af te wijken. Partijen worden ingeval van termijnafwijking geïnformeerd. In het kader van een bemiddeling geven secretarissen aan beide partijen een bemiddelingsvoorstel, dat beide partijen binnen de door secretarissen gestelde termijn (gemotiveerd) kunnen aanvaarden of verwerpen.
Bij aanvaarding van het bemiddelingsvoorstel is de procedure afgerond.
Indien een van beide partijen het bemiddelingsvoorstel niet aanvaardt, wordt de zaak geagendeerd voor de eerstvolgende plenaire Commissievergadering. De Commissie heeft dan de bevoegdheid te beslissen in de vorm van een bindend advies. - Besluitvorming door de Commissie cao-zaken vindt plaats op basis van meerderheid van stemmen. Indien meer werkgeversleden dan werknemersleden ter vergadering aanwezig zijn, of omgekeerd, dan brengt de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, hetzelfde aantal stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig is.
 - Indien de stemmen staken worden belanghebbenden over dat feit geïnformeerd en wordt hen tevens meegedeeld dat besluitvorming tijdelijk voor een door de Commissie te bepalen termijn wordt opgeschort. Tevens wordt belanghebbenden dan meegedeeld dat de zaak dan voorligt bij de ROGB die zich zal beraden over de te nemen vervolgstappen.
 
Met betrekking tot de taak genoemd onder punt 6 (te beslissen in geschillen tussen werkgever en werknemer(s) over de indeling van functies alsmede het gevraagd en ongevraagd adviseren van cao- partijen over het functie-indelingsinstrument)
- De taak genoemd onder punt 6 wordt door secretarissen voorbereid en behandeld. De overige Commissieleden worden over de voortgang van behandeling en het gegeven bindend advies geïnformeerd. De Commissie cao-zaken wordt bij de behandeling van het beroep betrokken indien blijkt dat secretarissen onderling verdeeld zijn en niet een beslissing naar aanleiding van het beroep kunnen nemen.
 - Voor het aanhangig maken van een geschil over functie-indeling geldt dat alle werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de Grafimedia cao tegen een besluit van hun werkgever betreffende de indeling van hun functie in beroep kunnen gaan bij de Commissie cao-zaken. Het geschil wordt door secretarissen van de Commissie cao-zaken in behandeling genomen indien de interne bezwaarprocedure is afgerond.
 
Met betrekking tot de interne bezwaarprocedure in het bedrijf geldt:
- Door of namens de werkgever wordt ter indeling van functies gehandeld volgens het Stappenplan zoals vermeld in het Handboek Functie-indeling dat deel uitmaakt van de Grafimedia cao.
 - De functiebeschrijving c.q. de vragenlijst functiebeeld dient op schrift gesteld te zijn. De functievervullers en hun leiding dienen door middel van parafering te onderschrijven dat over de vastlegging van de werkelijke functie-inhoud overeenstemming bestaat.
 - Indien ondanks zorgvuldig overleg de werknemer bezwaar blijft maken tegen (onderdelen van) zijn functie-inhoud, dan dient de werknemer dit bezwaar schriftelijk te motiveren. Indien dit bezwaar alsnog niet leidt tot overeenstemming over de functie-inhoud, dan wordt het bezwaarschrift toegevoegd aan de vastlegging van de functie-inhoud. De werkgever is bevoegd de inhoud van functies te bepalen.
 - Door of namens de werkgever wordt de functie ingedeeld op basis van de geaccordeerde vastlegging van de functie-inhoud, dan wel in geval van bezwaar door de werknemer op basis van de door de werkgever vastgestelde functie-inhoud, zoals in het vorige lid gesteld.
 - Indien de werknemer onoverkomelijke problemen heeft met de indeling van zijn functie, dan kan hij tegen de indeling bezwaar aantekenen bij de werkgever volgens de binnen de onderneming daartoe gestelde procedure.
 
Met betrekking tot de beroepsprocedure voor de Commissie cao-zaken geldt:
- Indien na interne behandeling de werknemer zijn bezwaar tegen de indeling van zijn functie handhaaft, dan kan hij bij de Commissie cao-zaken in beroep gaan. Dit beroep dient door de werknemer schriftelijk en gemotiveerd te worden ingediend uiterlijk zes weken nadat de werknemer in kennis is gesteld van het resultaat van de interne bezwaarprocedure.
 - Secretarissen van de Commissie cao-zaken zullen aan de werkgever om een schriftelijke reactie op het beroepschrift vragen. De inzendingstermijn voor deze reactie, die eveneens schriftelijk en gemotiveerd dient te zijn alsmede voorzien van alle onderliggende stukken, wordt door secretarissen van de Commissie bepaald.
 - De reactie van  de werkgever zal ten minste dienen te bevatten: 
      
- een organisatieschema
 - een overzicht van de relevante overige functies en hun indeling;
 - het betreffende functiedocument;
 - de bijbehorende stukken uit de interne bezwaarprocedure.
 
 - Secretarissen van de Commissie kunnen na de wisseling van de schriftelijke stukken partijen horen. Secretarissen kunnen schriftelijk vragen aan partijen voorleggen. Partijen kunnen zich laten bijstaan door deskundigen.
 - Komen secretarissen van de Commissie op basis van de onderliggende stukken vooralsnog niet tot een beslissing, vanwege het ontbreken van voldoende relevante informatie dan wel omdat naar hun oordeel nader onderzoek door een deskundige is vereist, dan zullen zij partijen hiervan op de hoogte stellen. Het is aan partijen om te besluiten op welke wijze zij de aanvullende informatie zullen verstrekken. De kosten verbonden aan nader onderzoek door een deskundige zijn voor rekening van werkgever.
 - Secretarissen van de Commissie streven ernaar binnen 6 weken nadat de zaak aanhangig is gemaakt de beslissing aan partijen mede te delen. Indien deze termijn niet gehaald wordt zullen secretarissen van de Commissie partijen hiervan op de hoogte stellen.
 - Indien de beslissing inhoudt, dat de indeling van de betreffende functie anders luidt dan de indeling door de werkgever, dan dient de ingangsdatum in het besluit te zijn opgenomen. Beslissingen, die tot gevolg hebben dat de werknemer aanspraak kan maken op een hoger salaris, kunnen slechts terugwerkende kracht hebben tot een maximum van één jaar, in beginsel te rekenen vanaf de datum, waarop de werknemer de interne bezwaarprocedure heeft aangespannen.
 - Indien blijkt dat er geen eensluidende besluitvorming door secretarissen kan plaatsvinden dan dragen secretarissen er zorg voor dat het verzoek wordt geagendeerd voor de eerstvolgende plenaire Commissievergadering.
 - Besluitvorming door de Commissie cao-zaken vindt plaats op basis van meerderheid van stemmen. Indien meer werkgeversleden dan werknemersleden ter vergadering aanwezig zijn, of omgekeerd, dan brengt de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, hetzelfde aantal stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig is.
 - Indien de stemmen staken worden belanghebbenden over dat feit geïnformeerd en wordt hen tevens meegedeeld dat besluitvorming tijdelijk voor een door de Commissie te bepalen termijn wordt opgeschort. Tevens wordt belanghebbenden dan meegedeeld dat de zaak dan voorligt bij de ROGB die zich zal beraden over de te nemen vervolgstappen.
 - Tegen de beslissing van de Commissie staat geen hoger beroep open.
 
Bijlage: Reglement  dispensatieregeling collectieve loonsverhogingen 
    
  Samenstelling Commissie cao-zaken 
    
  De Commissie cao-zaken is paritair van samenstelling en bestaat uit vier leden en vier plaatsvervangende leden:
- twee werkgeversleden en twee plaatsvervangende werkgeversleden;
 - twee werknemersleden en twee plaatsvervangende werknemersleden.
 
Vanuit de  werkgeversleden kiest de Commissie uit haar midden een voorzitter. Aan de  Commissie worden twee secretarissen toegevoegd waarvan er een wordt aangewezen  door de werkgeversleden en een door de werknemersleden. Secretarissen maken  deel uit van de Commissie en corresponderen namens de Commissie. Voor zowel de  voorzitter als de secretarissen worden plaatsvervangers aangewezen. 
    
Secretariaat 
    
  Het  correspondentieadres van de Commissie is: Boeing Avenue 209, 1119 PD Schiphol-Rijk. De Commissie is telefonisch te  bereiken op 020-5435650 en het e-mailadres is ccz@rogb.nl. 
    
Taak 
    
  De Commissie  cao-zaken heeft tot taak in op zichzelf staande en bijzondere gevallen en op  verzoek van iedere belanghebbende die gebonden is aan de Grafimedia cao, verder  te noemen verzoeker, afwijkingen en vrijstellingen van de collectieve  loonsverhogingen van de Grafimedia cao toe te staan, al dan niet onder daaraan  verbonden voorwaarden en een vast te stellen termijn; 
    
Procedure en termijnen 
    
  Een verzoeker  zoals omschreven onder het kopje "Taak" kan uiterlijk tot twee  maanden voorafgaand aan de invoeringsdatum van een collectieve loonsverhoging  een schriftelijk en gemotiveerd verzoek tot dispensatie bij de Commissie  cao-zaken indienen. 
    Het  dispensatieverzoek dient de volgende gegevens te bevatten: 
    
Gegevens bedrijf (groep bedrijven)
- NAW-gegevens
 - Naam contactpersoon en telefoonnummer
 - Totaal aantal werkzame personen
 - Aantal werkzame personen die onder de Grafimedia cao vallen
 
Financiële gegevens
- Jaarrekeningen (verlies- en winstrekening en balans) van de twee boekjaren voorafgaand aan het jaar van indienen van de aanvraag. De jaarrekeningen dienen te zijn voorzien van een accountantsverklaring en/of een verklaring van juistheid door een financieel deskundige.
 - Prognose van het resultaat in het lopende boekjaar plus onderbouwing
 - Begroting komende boekjaar
 - Liquiditeitsprognose lopende boekjaar en volgend boekjaar
 - Berekening van de beschikbare loonruimte in het lopende en volgende boekjaar.
 
Uit deze gegevens dienen de volgende componenten duidelijk te herleiden zijn:
- Bedrijfsopbrengst: de som van alle operationele opbrengsten (de  bedrijfsopbrengsten van de onderneming). Bijvoorbeeld: 
      
- netto-omzet + wijziging in voorraden gereed product en onderhanden werk + geactiveerde productie voor het eigen bedrijf + overige bedrijfsopbrengsten
 - netto-omzet + overige bedrijfsopbrengsten
 
 - Brutomarge: bruto winst of bruto omzet/bedrijfsresultaat, ook bekend als toegevoegde waarde, kan een percentage zijn (bedrijfsresultaat / omzet)
 - Kostentotaal (de som van de operationele kosten bedrijfsresultaat): het saldo van de operationele opbrengsten en operationele kosten voor aftrek van de rentelasten en belasting
 - Nettoresultaat (het saldo van de totale opbrengsten en de totale kosten, het 'getal onder aan de streep'): het resultaat na aftrek van alle kosten en rekening houdend met resultaat deelnemingen, afschrijvingen, renteopbrengsten en opbrengsten uit effecten, in het geval van buitengewone resultaten is het netto resultaat ook na de post buitengewoon resultaat.
 - Eigen vermogen: het saldo van het balanstotaal en de verplichtingen
 - Balanstotaal: de som van alle activa (bezittingen)
 - Investeringsplan: beschrijving van de voorgenomen investeringen met bijbehorende kosten.
 - Reorganisaties: beschrijving van de uitgevoerde reorganisaties in de twee boekjaren voorafgaand aan de aanvraag, lopende reorganisaties en voorgenomen reorganisaties. Een overzicht van de bij deze reorganisaties behorende kosten.
 
- % van het aantal werkzame personen dat exact conform de functieschaalsalarissen wordt betaald.
 - % van het aantal werkzame personen dat boven het functieschaalsalaris wordt betaald met een specificatie van de hoogte van de afwijking per werknemer.
 - Heeft de invoering van BETSY plaatsgevonden?
 - Beschrijving van de oorzaak van de ontoereikende financiële situatie.
 - Beschrijving van de gevolgen voor het bedrijf en de medewerkers als de gevraagde dispensatie niet wordt verleend.
 - De stappen die zijn ondernomen om de financiële situatie van het bedrijf te verbeteren.
 
Indien  verzoeker niet over alle gegevens beschikt of sommige onderdelen niet kan  onderbouwen, dient 
    gemotiveerd  aangegeven te worden waarom dat niet kan. 
    
Indien  gewenst kan de Commissie cao-zaken een onafhankelijk (financieel) deskundige  aanstellen om 
    nader  onderzoek te doen. De kosten daarvan worden betaald door verzoeker. 
    
De  werknemersvertegenwoordigers zijn gerechtigd hun leden die werkzaam zijn bij verzoeker  te horen. 
    
Het secretariaat neemt de schriftelijke en gemotiveerde verzoeken in behandeling en wel als volgt:
- de werkgeverssecretaris beoordeelt of alle relevante stukken voor het te nemen besluit aanwezig zijn.
 - verzoeker wordt schriftelijk geïnformeerd als het verzoekschrift en de bijbehorende stukken in goede orde zijn ontvangen.
 - het verzoek wordt behandeld in de eerstvolgende Commissievergadering van de Commissie cao- zaken.
 - het verzoekschrift en de bijbehorende stukken worden uiterlijk één week voor de Commissievergadering aan de leden van de Commissie cao-zaken toegestuurd.
 - besluitvorming door de Commissie cao-zaken vindt plaats op basis van meerderheid van stemmen. Indien meer werkgeversleden dan werknemersleden ter vergadering aanwezig zijn, of omgekeerd, dan brengt de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, hetzelfde aantal stemmen uit als van de andere groep leden aanwezig is.
 - de Commissie cao-zaken streeft er naar binnen 30 dagen nadat het verzoek is binnengekomen, een besluit te nemen en verzoeker over het genomen besluit schriftelijk en gemotiveerd te informeren.
 - indien de stemmen staken wordt verzoeker over dat feit geïnformeerd en wordt tevens meegedeeld dat besluitvorming tijdelijk voor een door de Commissie cao-zaken te bepalen termijn wordt opgeschort. Tevens wordt verzoeker dan meegedeeld dat de zaak dan voorligt bij de ROGB die zich zal beraden over de te nemen vervolgstappen.
 
Beoordeling 
    
  De Commissie  zal op basis van de door verzoeker toegestuurde stukken beoordelen of sprake is  van een 
    dusdanig  gewichtige omstandigheid dat de dispensatie geheel of gedeeltelijk toegekend  kan worden. 
    Hiervan is  met name sprake als verzoeker een dusdanige slechte financiële positie heeft op  grond 
    waarvan in  redelijkheid niet kan worden gevergd dat de collectieve loonsverhogingen uit de  cao onverkort worden toegepast. 
    
Dispensatietermijn 
    
  In beginsel  geldt dat de loonsverhogingen waarvoor dispensatie wordt verkregen, alsnog  binnen de looptijd van de cao moeten worden verstrekt aan de werknemers. De  Commissie cao-zaken kan besluiten hierop een uitzondering te maken. 
    
Verzoeker kan gedurende de looptijd slechts eenmaal dispensatie van de collectieve verhogingen aanvragen. De Commissie cao-zaken kan besluiten hierop een uitzondering te maken.
Bijlage: Uitleg van  cao-partijen bij regelingen Werktijdvermindering 
  
In de  Grafimedia cao drie bepalingen over werktijdvermindering. Het betreft  werktijdvermindering voor het volgen van een opleiding (artikel 6.3),  werktijdvermindering oudere werknemers (artikel 6.4.1) en werktijdvermindering  voor het verlenen van mantelzorg (artikel 6.5). 
  Hieronder geven de  gezamenlijke cao-partijen uitleg over deze cao-artikelen. 
1. Uitgangspunten
Zowel fulltimers als parttimers kunnen een beroep doen op de regelingen werktijdvermindering.
1.1 Werktijdvermindering in geval van een arbeidsmarktgerelateerde opleiding
In de  Grafimedia cao is in artikel 6.2 vastgelegd dat duurzame inzetbaarheid een  wederzijdse verantwoordelijkheid is van werkgever en werknemer. De werknemer  neemt initiatief en investeert in zijn ontwikkeling waarbij de werkgever hem  faciliteert. Periodiek bespreekt de leidinggevende met de werknemer de  mogelijkheden voor de toekomst, zowel binnen als buiten de eigen organisatie en  zowel binnen als buiten de branche/sector. Zij maken dan tevens afspraken over  de effectuering van het individuele plan van aanpak. 
  Als daaruit volgt dat werknemer een  arbeidsmarktgerelateerde opleiding gaat volgen, geldt een 50/50- verdeling van  de kosten. Tevens kan werknemer gebruik maken van de regeling  werktijdvermindering voor het volgen van een opleiding (cao-artikel 6.3). 
  
De regeling  geeft een verschil in de pensioenopbouw, afhankelijk van het aantal jaar dat de  werknemer verwijderd is van zijn AOW-gerechtigde leeftijd. Dit verschil,  pensioenopbouw op basis van 100% of op basis van 85%, is een gevolg van fiscale  wetgeving. Het is volgens deze wetgeving niet toegestaan om een werknemer die  langer dan 10 jaar verwijderd is van de AOW en niet 100% werkt toch 100%  pensioen op te laten bouwen. 
  
De werknemer  die op grond van deze regeling minder wil werken, doet daartoe uiterlijk twee  maanden voorafgaand aan de beoogde ingangsdatum een verzoek. 
  
Een werkgever kan een verzoek van werknemer tot werktijdvermindering voor het volgen van een arbeidsmarktgerelateerde opleiding weigeren op grond van zwaarwegende factoren. Voor dit punt wordt aangesloten bij de Wet flexibel werken. Uitgangspunt is dat werkgever en werknemer samen overeenstemming bereiken. Levert een verzoek van werknemer problemen op, dan moeten werkgever en werknemer zoeken naar passende alternatieven. Als het probleem niet kan worden opgelost kan werkgever het verzoek van werknemer afwijzen.
1.2 Werktijdvermindering voor oudere werknemers
Cao-partijen hebben deze afspraak gemaakt met als doel tot  een goede invulling van demotiebeleid te komen waarbij de oudere werknemer  minder wordt belast en op een gezonde manier de eindstreep van zijn werkzame  leven kan halen. Uitgangspunt is dat er een gelijkmatige spreiding van de  minder te werken uren over het arbeidsrooster wordt gerealiseerd. 
  
De werknemer  die op grond van deze regeling minder wil werken, doet daartoe uiterlijk twee  maanden voorafgaand aan de beoogde ingangsdatum een verzoek. 
  
Een werkgever  kan een verzoek van werknemer tot werktijdvermindering dat voldoet aan  cao-artikel 6.4.1 sub a weigeren op grond van zwaarwegende factoren. Voor dit punt wordt  aangesloten bij de Wet flexibel werken. Uitgangspunt is dat werkgever en  werknemer samen overeenstemming bereiken over de werktijdvermindering en over  te wijzigen arbeidstijden. Levert een verzoek van werknemer roostertechnische  problemen op, bijvoorbeeld door dreigende onderbezetting, dan moeten werkgever en werknemer  zoeken naar passende alternatieven. Als het probleem niet kan worden opgelost  kan werkgever het verzoek van werknemer afwijzen. Er ontstaat dan geen recht op  compensatie. 
Een verzoek  van werknemer tot werktijdvermindering op basis van cao-artikel 6.4.1 sub b kan  door werkgever worden geweigerd. Er hoeft hierbij geen sprake te zijn van  zwaarwegende factoren. Wel moet werkgever bij een weigering, bij een verzoek van  werknemer daartoe, zijn afwijzing motiveren. Er ontstaat geen recht op  compensatie. 
  
De afspraken over werktijdvermindering voor oudere werknemers hebben alléén betrekking op het daadwerkelijk minder werken en geven geen recht op uitbetalen of opsparen.
1.3 Werktijdvermindering voor het verlenen van mantelzorg
Cao-partijen  hebben deze regeling afgesproken om werknemers met mantelzorgtaken in de  gelegenheid te stellen werk en privé met elkaar te combineren. 
  
De regeling  geeft een verschil in de pensioenopbouw, afhankelijk van het aantal jaar dat de  werknemer verwijderd is van zijn AOW-gerechtigde leeftijd. Dit verschil,  pensioenopbouw op basis van 100% of op basis van 85%, is een gevolg van fiscale  wetgeving. Het is volgens deze wetgeving niet toegestaan om een werknemer die  langer dan 10 jaar verwijderd is van de AOW en niet 100% werkt toch 100%  pensioen op te laten bouwen. 
  
De werknemer  die op grond van deze regeling minder wil werken, doet daartoe uiterlijk twee  maanden voorafgaand aan de beoogde ingangsdatum een verzoek. 
  
Een werkgever kan een verzoek van werknemer tot werktijdvermindering voor het verlenen van mantelzorg weigeren op grond van zwaarwegende factoren. Hierbij wordt aangesloten bij de Wet flexibel werken. Uitgangspunt is dat werkgever en werknemer samen overeenstemming bereiken. Levert een verzoek van werknemer problemen op, dan moeten werkgever en werknemer zoeken naar passende alternatieven. Als het probleem niet kan worden opgelost kan werkgever het verzoek van werknemer afwijzen.
2. Arbeidsvoorwaardelijke aspecten
- Beloning
Het  percentage van het functieloon (inclusief een eventuele persoonlijke toeslag)  dat wordt doorbetaald is gerelateerd aan de voor de werknemer gebruikelijke  arbeidsduur zoals gold voordat hij gebruik ging maken van de regeling. 
  Voor de  regeling werktijdvermindering oudere werknemers zoals vermeld in cao-artikel  6.4.1 sub a geldt daarbij het volgende: werknemer ontvangt gedurende maximaal  twee jaar 90% van het loon dat hij zou hebben ontvangen als hij zijn  gebruikelijke arbeidsduur had gewerkt. De resterende periode, gedurende  maximaal drie jaar, ontvangt werknemer 85% van het loon dat hij zou hebben  ontvangen als hij zijn gebruikelijke arbeidsduur had gewerkt. 
- Toeslagen in geval van werken buiten het dagdienstvenster
Als de werknemer gebruik maakt van één van de regelingen werktijdvermindering en in ploegendienst of op onregelmatige tijden werkt, wordt op basis van zijn daadwerkelijke rooster de toeslag op grond van de klokurenmatrix (cao-artikel 3.4) berekend. Vervolgens wordt het toeslagbedrag berekend aan de hand van het loon dat hij vanwege het gebruikmaken van de regeling werktijdvermindering ontvangt. Stel, werknemer maakt gebruik van één van de regelingen werktijdvermindering en werkt 80% van zijn gebruikelijke arbeidsduur. Zijn loon exclusief toeslag cao-artikel 3.4 bedroeg 2.500 euro en bedraagt nu 85% daarvan, dus 2.125 euro. Zijn daadwerkelijke rooster geeft hem recht op een toeslag van 15%: 15% van 2.125 euro = 318,75 euro.
- Vakantieopbouw en roostervrije uren
De opbouw van zowel de wettelijke als de bovenwettelijke en indien van toepassing de bovenwettelijke extra vakantie-uren en roostervrije uren vindt plaats over de daadwerkelijk te werken uren. Als de werknemer 80% van 36 uur gaat werken, vindt vakantieopbouw dus plaats over 28,8 uur per week.
- Het opnemen van vakantie
Als de werknemer in de periode van werktijdvermindering vakantie opneemt, wordt vakantie afgeschreven in lijn met de feitelijke arbeidsduur. Een werknemer die 80% van 36 uur werkt, neemt voor een volle vakantieweek dus 80% van 36 uur = 28,8 uur.
- Vakantietoeslag
De opbouw van de vakantietoeslag is op basis van het feitelijke salaris, dus op basis van het loon dat werknemer verdient omdat hij gebruik maakt van één van de regelingen voor werktijdvermindering.
- Premieafdracht
De  premieafdracht voor het pensioen blijft gelijk aan 100% waarbij ook de  gebruikelijke premieverdeling werkgever/werknemer gehanteerd wordt. 
  De premieafdracht  voor de bedrijfstakfondsen wordt gebaseerd op het daadwerkelijk verdiende loon. 
- Loondoorbetaling bij ziekte
Als de werknemer die gebruik maakt van één van de regelingen voor werktijdvermindering wordt de wettelijke loondoorbetaling en de aanvulling daarop vanuit de Grafimedia cao berekend over het daadwerkelijk verdiende loon.
- Meer uren werken
Gelet op de bedoelingen van cao-partijen ligt het niet voor  de hand dat de werknemer die gebruik maakt van één van de regelingen voor  werktijdvermindering meer uren werkt dan op grond van die regeling tussen werkgever  en werknemer is overeengekomen. Als dat in enige week wel voorkomt, worden de  uren verevend in tijd.