Tussen de ondergetekenden:
Vereniging Werkgevers in Zwembaden en Zwemscholen te Gorinchem als partij ter
ener zijde
en
CNV Vakmensen.nl te Utrecht en FNV te Utrecht
elk als partij ter andere zijde,
is de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan.
De Sociale Agenda en de bijlage 1 tot en met 16 maken
integraal deel uit van deze cao.
ARTIKEL 1 DEFINITIES
In deze cao en de daarvan deel uitmakende bijlagen wordt verstaan onder:
1.All-in salaris: het basissalaris van een hulpkracht verhoogd met een
percentage van 18,59% voor vakantiedagen en vakantietoeslag.
2.A. Bedrijf: een onderneming, al dan niet bestaand uit verschillende bedrijfsonderdelen, waarin activiteiten in de zweminrichting en/of zwemschool, zoals bij lid 27 en/of lid 28 omschreven, worden verricht.
8.Bedrijf met een seizoensmatig karakter: een bedrijf of bedrijfsonderdeel dat een deel van het jaar gesloten dan wel beperkt open is, anders dan voor onderhoud.
3.Bruto jaarinkomen: 12 maal het maandsalaris respectievelijk 13 maal het periodesalaris vermeerderd met de vakantietoeslag.
4.Cao: collectieve arbeidsovereenkomst Zwembaden.
5.Compensatie-uren: de vanwege de regeling overwerk en/of werken op zondagen en/of werken op feestdagen en/of nachtdienst opgebouwde vrije tijd.
7.Flexitimer: de werknemer (m/v) die werkzaam is op basis van een onregelmatig urenpatroon en met wie een gegarandeerde arbeidstijd is overeengekomen, zoals geregeld in artikel 8.
8.Fulltimer: de werknemer (m/v) die werkzaam is op basis van de normale arbeidstijd, zoals geregeld in artikel 10 lid 2.
9.Hulpkracht: de werknemer (m/v), zijnde scholier of student, die op onderwijsvrije tijden gedurende vakanties en op vrijdag, zaterdag, zondag en één vaste dag in de week werkzaamheden kan verrichten volgens de eerste vier functiegroepen; voor de inzetbaarheid van de hulpkrachten op één vaste dag in de week wordt een regeling in overleg met de Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging vastgesteld.
11.Maand: kalendermaand.
12.Maand- of periodesalaris: het maand- of periodeschaalsalaris vermeerderd met een eventuele persoonlijke toeslag.
13.Minuren: dit zijn de uren die de fulltimer of flexitimer in een maand/periode minder heeft gewerkt dan de overeengekomen gemiddelde arbeidstijd per maand/periode.
14.Partijen: de werkgeversvereniging WiZZ gevestigd te Gorinchem en de Vakbonden
-CNV Vakmensen.nl gevestigd te Utrecht;
-FNV gevestigd te Utrecht.
15.Parttimer: de werknemer (m/v) die werkzaam is op basis van een vaste arbeidstijd, die korter is dan de normale arbeidstijd zoals geregeld in artikel 10 lid 2.
16.Pauze: een aaneengesloten periode van ten minste 15 minuten, waarmee de arbeid tijdens een dienst wordt onderbroken en de werknemer geen enkele verplichting heeft ten aanzien van het werk.
17.Periode: vier weken.
18.Plusuren: dit zijn de uren die de fulltimer of flexitimer in een maand/periode meer heeft gewerkt dan de overeengekomen gemiddelde arbeidstijd per maand/periode.
19.Schaalsalaris: het salaris per maand of periode als geregeld in bijlage 1C en 1D.
20.Referteperiode: de periode van 1 januari tot en met 31 december van enig jaar. In overleg met de Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging kan het bedrijf een hiervan afwijkende referteperiode van 12 maanden vaststellen.
21.Rekengrondslag: de rekengrondslag voor de berekening van het salaris van 18,19 en 20- jarige werknemers bedraagt 80% van het laagste schaalloon.
22.Relevant diploma: een diploma op minimaal mbo niveau in relatie tot de functie die wordt uitgeoefend.
23.Stagiair: de natuurlijke persoon (m/v) die op grond van een leerplan van een Regionaal Opleidingscentrum (ROC) of een Agrarisch Opleidingscentrum (AOC) een opleiding volgt in de beroepsopleidende leerweg (BOL) en bij een erkend leerbedrijf (zoals bedoeld in artikel 23) onder begeleiding werkzaam is, ten einde de voor de opleiding noodzakelijke beroepspraktijkvorming op te doen. De beroepsopleidende leerweg is gedefinieerd in de artikelen 7.2.8 en 7.2.9 van de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB) (Staatsblad 501, 31-10-‘95).
24.Uursalaris: 0,6073% van het maandsalaris respectievelijk 0,6579% van het periodesalaris bij een arbeidstijd van gemiddeld 38 uur per week.
25.Werkgever: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap gevormd door twee of meer natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, die een bedrijf exploiteert waarvan de activiteiten bestaan uit het verrichten van werkzaamheden in de zweminrichting, en daartoe werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft.
26.Werknemer: de natuurlijke persoon (m/v) die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is van de werkgever.
27.Zweminrichting: de privaatrechtelijke zwem- en/of badgelegenheid, waarbij er sprake is van zelfstandig identificeerbare omzet uit een zwembad en waarvoor gebruik wordt gemaakt van een zwembad, voor zover het zwembad in de onderneming groter is dan 125m2, al dan niet in combinatie aangeboden met diverse voorzieningen te weten horeca, sport- en spelaccommodatie en overige recreatieve voorzieningen. Zelfstandig identificeerbare omzet kan blijken uit een separaat tarief specifiek voor de zwembadactiviteiten.
28.Zwemschool: een bedrijf dat zwemonderwijs en/of zwemactiviteiten aanbiedt in een zweminrichting.
29.SFZZ: Stichting Soçiaal Fonds Zwembaden en Zwemscholen
ARTIKEL 2 WERKINGSSFEER
1.Toepassing van de cao
De bepalingen van de cao Zwembaden zijn van toepassing op alle arbeidsovereenkomsten met de werkgever indien de zelfstandig identificeerbare omzet uit het zwembad meer dan 50% van de totale omzet van de zweminrichting of zwemschool uitmaakt. Indien de zelfstandig identificeerbare omzet uit het zwembad 50% of minder van de totale omzet van de zweminrichting of zwemschool uitmaakt is de cao alleen van toepassing op de werknemers die voor meer dan 50% van hun normale arbeidstijd activiteiten verrichten die zijn toe te rekenen aan de zelfstandig identificeerbare omzet van het zwembad. In dat geval is de cao op de gehele arbeidsovereenkomst van toepassing. Dit, tenzij deze werknemers al onder de werkingssfeer van een andere cao vallen, in welk geval die andere cao van toepassing is.
2.Uitzondering hogere functies en stagiair
De bepalingen van de cao zijn niet van toepassing op:
a.de werknemer die is ingedeeld in een functie boven functieniveau 9 (zoals bedoeld in de functie
matrix uit het Handboek Referentiefuncties);b.de stagiair.
3.Toepassing van de cao naar evenredigheid
Voor een werknemer met een dienstverband van minder dan de normale arbeidstijd
worden de in de cao opgenomen arbeidsvoorwaarden naar evenredigheid
toegepast.
4.Uitzendkrachten en/of inleenkrachten
De inlenende werkgever dient zich ervan te verzekeren dat uitzendkrachten en/of
inleenkrachten die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld een
beloning conform cao Zwembaden ontvangen. De beloning voor uitzendkrachten
en/of inleenkrachten is geregeld in artikel 16 lid 4 van de cao Zwembaden.
5.Minimum karakter
Werkgever is verplicht ten minste de in de cao opgenomen bepalingen toe te
passen.
6.Vrijwillige aansluiting
Ondernemingen, verwant met de zweminrichtingen, zoals bedoeld in artikel 1 lid
27, en niet vallend onder een andere cao, kunnen desgevraagd in aanmerking
komen voor vrijwillige aansluiting bij het geheel van regelingen en fondsen
voortvloeiend uit de cao. De bedrijven die vrijwillig zijn aangesloten,
verplichten zich de cao’s integraal toe te passen op alle bij hun in dienst
zijnde werknemers, mits het bestuur van het Pensioenfonds Recreatie met de
vrijwillige aansluiting bij het Pensioenfonds Recreatie heeft ingestemd (de
voorwaarden staan vermeld in het Reglement van het Pensioenfonds Recreatie).
7.Ontheffing
Een werkgever kan verzoeken om dispensatie van (één of meer bepalingen) van
deze cao.
1.Een verzoek tot dispensatie kan niet eerder worden ingediend dan nadat de OR, PVT of betrokken werknemers door de werkgever zijn gehoord. Dispensatie wordt verleend door de coördinatiegroep overeenkomstig het reglement dispensatieverzoek opgenomen in bijlage 9 van deze cao. Dispensatie kan worden verleend als:
-vanwege zwaarwegende argumenten toepassing van de cao redelijkerwijze niet kan
worden gevergd. Van zwaarwegende argumenten is met name sprake als de
specifieke bedrijfskenmerken op essentiële punten verschillen van
ondernemingen die tot de werkingssfeer van de cao gerekend kunnen worden of;
-het afwijkende arbeidsvoorwaardenpakket tot stand is gekomen in samen- spraak met één of meerdere werknemersorganisaties die onafhankelijk is (zijn) van de werkgever en het gehele arbeidsvoorwaardenpakket tenminste gelijkwaardig blijft aan deze cao.
2.De dispensatie treedt in werking vanaf de datum waarop de dispensatie is verleend door de coördinatiegroep. Dispensatie wordt ten hoogste verleend voor de looptijd van de cao plus drie maanden of de duur van de regeling die wordt voorgelegd voor dispensatie.
3.De coördinatiegroep kan een gegeven dispensatie te allen tijde intrekken. Indien het daartoe overgaat zal het dit schriftelijk en gemotiveerd kenbaar maken aan degene die om dispensatie had verzocht.
ARTIKEL 3 ALGEMENE VERPLICHTINGEN PARTIJEN
1.Bevordering nakoming cao
Partijen verbinden zich met alle hun ten dienste staande middelen nakoming van
deze overeenkomst door hun leden te zullen bevorderen. Bijvoorbeeld door het
geven van voorlichting aan werkgevers en werknemers over de verplichtingen die
uit verschillende artikelen voortvloeien.
2.Branche specifieke RI&E
De werkgever voert als gevolg van de Arbeidsomstandighedenwet in zijn
onderneming een risico-inventarisatie en evaluatie (RI&E) uit. Hierbij kan
gebruik worden gemaakt van een door de partijen ontwikkelde branche specifieke
RI&E, waarvoor het steunpunt RI&E erkenning heeft verleend. Voor
bedrijven met gemiddeld maximaal 25 werknemers of minder kan worden volstaan
met een zogenaamde ‘lichte toets’. De werkgever wordt dringend aanbevolen
op basis van deze RI&E een plan van aanpak op te stellen. De RI&E staat
vermeld in de digitale arbocatalogus op de website www.sfzz.nl
ARTIKEL 4 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
1.De werknemer is verplicht:
a.de hem opgedragen arbeid goed, ordelijk en op verantwoorde wijze te
verrichten volgens de aanwijzingen, welke hem worden verstrekt door de
werkgever en met inachtneming van de bepalingen van het eventueel in de
onderneming geldend huishoudelijk reglement. In geval van strijdigheid gelden
de bepalingen van de cao. De vaststelling, wijziging en intrekking van dit
huishoudelijk reglement is onderworpen aan het instemmingsrecht van de
Ondernemingsraad of de Personeelsvertegenwoordiging;
b.op de vastgestelde uren volgens dienstrooster de arbeid te beginnen respectievelijk te beëindigen;
c.als hem dit door of namens zijn werkgever wordt opgedragen, ook andere dan zijn gewone dagelijkse arbeid te verrichten, voor zover die kan worden gerekend tot de in de onderneming gebruikelijke arbeid of daarmee rechtstreeks verband houdt, en dit in redelijkheid aan de betrokken werknemer kan worden opgedragen;
d.over de veiligheid en gezondheid van zichzelf en de andere in de onderneming aanwezige personen naar vermogen te waken;
e.naar vermogen al datgene te doen wat het behoud, het herstel en de bevordering van de arbeidsgeschiktheid in positieve zin kan beïnvloeden; een geneeskundig onderzoek is hierbij niet uitgesloten;
f.behoorlijk zorg te dragen voor gereedschappen, werktuigen, machines, goederen en gebouwen, die aan de onderneming toebehoren of onder haar berusting zijn;
g.ook op buiten het dienstrooster aangegeven uren in opdracht van de werkgever arbeid te verrichten, mits dit tijdig met de werknemer wordt overlegd en voor zover de werkgever de desbetreffende wettelijke voorschriften en de bepalingen van de cao in acht heeft genomen.
2.Aansprakelijkheid bij schade
De werknemer die bij de uitvoering van de werkzaamheden schade veroorzaakt voor
de werkgever is tegenover de werkgever niet aansprakelijk, tenzij er sprake is
van opzet of bewuste roekeloosheid.
3.Nevenarbeid
De fulltimer is gehouden de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het
voornemen in loondienst van een andere werkgever arbeid te gaan verrichten dan
wel uit te breiden, dan wel als zelfstandige een bedrijf te voeren. Indien deze
werkzaamheden of de uitbreiding daarvan naar het oordeel van de werkgever het
verrichten van een goede arbeidsprestatie belemmeren, dan wel als concurrerend
zijn te beschouwen, heeft de werkgever het recht het verrichten van deze
werkzaamheden te verbieden.
4.Geheimhoudingsplicht
De werknemer is zowel tijdens als na beëindiging van het dienstverband
verplicht tot geheimhouding van feiten en bijzonderheden tegenover iedereen
waarvan hij uit hoofde van zijn dienstbetrekking kennis heeft en waarvan hij
redelijkerwijze kan begrijpen dat deze als geheim dienen te worden
beschouwd.
ARTIKEL 5 ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
1.Medezeggenschap
a.De werkgever bevordert de medezeggenschap van werknemers in het bedrijf.
b.De werkgever van een bedrijf met ten minste 25 werknemers is verplicht een Personeelsvertegenwoordiging in te stellen conform het gestelde in de Wet op de Ondernemingsraden.
c.De werkgever van een bedrijf zonder Ondernemingsraad en zonder personeelsvertegenwoordiging met meer dan tien werknemers, dient ten behoeve van het overleg over de invulling en uitwerking van in deze cao opgenomen bepalingen overleg te voeren met een uit het personeel gekozen Personeelsvertegenwoordiging.
d.Bij afwezigheid van een Ondernemingsraad dan wel Personeelsvertegenwoordiging overlegt de werkgever met het betrokken personeel.
e.Het door de werkgever als zodanig gedefinieerde werkoverleg wordt beschouwd als werktijd.
f.De Wet op de Ondernemingsraden blijft onverminderd van toepassing.
2.Veiligheid en gezondheid
a.De werkgever draagt er zorg voor dat de omstandigheden waaronder wordt
gewerkt optimaal veilig en gezond zijn. De werkgever voert een arbobeleid op
basis van een op schrift gestelde risico-inventarisatie en evaluatie.
b.De werkgever draagt er zorg voor dat het onderwerp werkdruk periodiek wordt besproken met de Ondernemingsraad, dan wel de Personeelsvertegenwoordiging, dan wel bij ontbreken van deze organen, met het personeel zelf.
In dit overleg kunnen tevens de volgende onderwerpen aan de orde komen:
1.werkweek, arbeids- en rusttijd en dienstrooster;
2.wijze waarop flexibiliteit wordt vormgegeven;
3.arbeidsomstandigheden;
4.scholing;
5.sociaal beleid.
d.Voor de werknemer die op verzoek van de werkgever de cursus Bedrijfshulpverlening en/of Sociale Hygiëne en Bedrijfshygiëne volgt, geldt de cursustijd als werktijd.
3.Overleg met vakbond bij reorganisatie
a.De werkgever zal bij overname, overdracht van zeggenschap of fusie van het
bedrijf, inkrimping van de activiteiten, sluiting dan wel een reorganisatie
anderszins, waarbij meer dan tien werknemers betrokken zijn, overleg voeren met
de vakbonden. Dit laat onverlet de bevoegdheden van de Ondernemingsraad dan wel
Personeelsvertegenwoordiging. Wanneer de plannen gevolgen hebben voor de
werknemers zal de werkgever in overleg met de vakbond een sociaal plan
opstellen.
b.Bij de toepassing van deze bepaling blijft het bepaalde in de Wet op de Ondernemingsraden, de Wet Melding Collectief Ontslag en de SER-Fusie- gedragsregels onverminderd van kracht.
4.Vermindering/vermeerdering van arbeidstijd
a.Een werknemer heeft het recht op grond van de Wet flexibel werken zijn
werkgever om een vermindering van de overeengekomen arbeidstijd te vragen.
b.Het verzoek om aanpassing kan slechts worden gedaan door een werknemer die 26 weken voorafgaande aan het tijdstip van ingang van de aanpassing in dienst is van de werkgever.
c.Het verzoek kan ten hoogste één keer per jaar worden gedaan en moet door de werknemer uiterlijk twee maanden voor het tijdstip van ingang van de aanpassing schriftelijk worden ingediend.
d.In dit verzoek moet worden aangegeven wat de datum van ingang is, de omvang van de aanpassing en de spreiding van de uren.
e.De Wet flexibel werken is niet van toepassing op bedrijven met minder dan tien werknemers.
f.De Wet flexibel werken is voor zover het betreft het recht op vermeerdering van de overeengekomen arbeidstijd niet van toepassing.
5.Werkkleding en persoonlijke beschermingsmiddelen
De werkgever is verplicht om aan de werknemer de noodzakelijke werkkleding en
persoonlijke beschermingsmiddelen te verstrekken.
6.Stagiair(e)
De werkgever bij wie een stagiair(e) werkzaam is, dient er zorg voor te dragen
dat er een evenwicht is tussen de theorie- en praktijkcomponenten van de
opleiding van de stagiair(e).
Het leerbedrijf dient een stagiair(e) passende werkzaamheden te laten verrichten en er tegelijkertijd voor zorg te dragen dat de stagiair(e) met het uitvoeren van deze werkzaamheden de voor de opleiding noodzakelijke beroepspraktijkvorming op kan doen. De stagiair(e) ontvangt bij een stage van 20 weken of meer van de werkgever een vergoeding van minimaal €75,- bruto per week.
7.Naleving cao
De werkgever die opzettelijk de cao niet, niet juist of niet volledig naleeft,
dient, ingeval de vakbond door de rechter in het gelijk is gesteld, aan de
vakbond de kosten te vergoeden, die deze redelijkerwijs heeft gemaakt teneinde
de juiste en volledige naleving van de cao te bewerkstelligen.
ARTIKEL 6 RECHTEN EN PLICHTEN VAN DE WERKGEVER EN DE WERKNEMER GEZAMENLIJK
1.Code blauw
Partijen bij de cao onderschrijven de Code Blauw waarin wordt gestreefd naar
een zwemklimaat waarin iedereen respectvol met elkaar omgaat, zich houdt aan de
regels, zich inzet om grensoverschrijdend gedrag te voorkomen en vooral veel
plezier maakt samen.
2.Veilig toezicht houden
Toelichting
Werknemers in toezichthoudende functies hebben een grote verantwoordelijkheid.
Van hen wordt een hoge mate van concentratie en aandacht verwacht. De vaak
warme en vochtige omgeving waarin zij werken maakt het lastig langdurig
achtereen aan deze eisen te kunnen voldoen. Werkgever en Werknemers zijn samen
verantwoordelijk voor een werkklimaat waarin het mogelijk is het werk goed te
kunnen uitoefenen.
Afspraken werkomstandigheden
Werkgever en Ondernemingsraad (of een vertegenwoordiging van het personeel bij
het ontbreken van een Ondernemingsraad) maken in aanvulling op de
Arbeidstijdenwet op bedrijfsniveau gezamenlijk afspraken over een werkklimaat
ter bevordering van het veilig toezicht houden. In (lokale) toezichtplannen
wordt inhoud gegeven aan deze afspraken. De afspraken bevatten in ieder geval
de volgende elementen:
•Roulatie van werkplek,
•Pauze na minimaal x uur,
•Wijze waarop collega’s elkaar helpen alert te blijven,
•Maximaal aantal uren gedurende welke toezicht kan/mag worden gehouden.
•Gebruik van hulpmiddelen (bijv. portofoon) die toezicht houden eenvoudiger maken
•De verplichting dat elke werknemers die toezichthoudende taken heeft kennis heeft van basis eerste hulp.
Werknemers die langer dan 3 uur aaneengesloten toezichthouden en / of lesgeven
hebben vanaf 1 juli 2019 na deze 3 uur recht op een betaalde pauze van 10
minuten, tenzij:
- Er voor invoering van deze regeling al sprake was van een pauzeregeling
waarin werknemers niet langer dan 3 uur aaneengesloten toezicht houden en /of
lesgeven of
- De werkgever met instemming van de OR, Personeelsvertegenwoordiging of personeelsvergadering een pauzeregeling invoert waarin werknemers niet langer dan 3 uur aaneensloten toezicht houden en / of les geven
- De werknemer 3 uur of korter aaneengesloten toezicht houdt en /of les geeft
De pauze als hiervoor bedoelt, dient in een andere omgeving te worden
gehouden.
3.Anti-discriminatie
Met inachtneming van objectief aan de functie verbonden eisen is het niet
toegestaan om gelijkwaardige werknemers gelijke kansen op arbeid en gelijke
kansen in de arbeidsorganisatie te onthouden op grond van factoren als
leeftijd, sekse, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, levens- en
geloofsovertuiging, huidskleur of etnische afkomst, nationaliteit en politieke
keuze.
4.Voorkoming seksuele intimidatie, intimidatie en ongewenst gedrag
a.Seksuele intimidatie
Van seksuele intimidatie is sprake als iemand in de werksituatie geconfronteerd
wordt met gedrag of zaken van (seksuele aard) die hij of zij als ongewenst of
bedreigend beschouwt. In alle gevallen gaat het om de wijze waarop het
slachtoffer de gedragingen ervaart, niet om hoe de pleger het bedoelt.
b.Plichten en rechten van werkgever en werknemer
In hun gedrag dienen werkgever en werknemer het recht op eerbiediging van de
persoonlijke levenssfeer en het lichaam te respecteren en tevens te handelen in
overeenstemming met de algemene regels van moraal en fatsoen. In dit kader
kunnen opmerkingen of gedrag, die voor de wederpartij vernederend en/of
belastend zijn, binnen de arbeidsverhoudingen niet worden toegestaan.
Indien de werknemer wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie door een gast heeft hij het recht om de werkzaamheden voor die gast te onderbreken en de plicht dit zo spoedig mogelijk te melden aan zijn werkgever en, indien aanwezig, de vertrouwenspersoon.
c.Vertrouwenspersoon binnen de onderneming
In ondernemingen met 50 of meer werknemers is de werkgever verplicht, in
overleg met de Ondernemingsraad, een vertrouwenspersoon aan te wijzen. Dit kan
een interne of externe vertrouwenspersoon (bijvoorbeeld via de Arbodienst)
zijn. Gelet op de aard van de problematiek zal deze persoon bij voorkeur een
vrouw zijn. Een interne vertrouwenspersoon dient in ieder geval ook van het
vrouwelijke personeel binnen de onderneming het vertrouwen te genieten in de
hoedanigheid van vertrouwenspersoon.
De vertrouwenspersoon heeft tot taak:
-de werknemer en/of de werkgever die een klacht heeft op het gebied van seksuele intimidatie, intimidatie of ander ongewenst gedrag bij te staan en van advies te dienen;
-door onderzoek dat is gebaseerd op hoor en wederhoor van betrokkenen een analyse te maken en overleg met de betrokkenen binnen de onderneming te trachten om tot een oplossing van het gesignaleerde probleem te komen;
-de werkgever dan wel andere relevante personen (bijv. de personeelsfunctionaris) gevraagd en ongevraagd te adviseren op het gebied van preventie van seksuele intimidatie, intimidatie en ander ongewenst gedrag binnen de onderneming.
De vertrouwenspersoon is in het kader van de uitvoering van haar/zijn taak
bevoegd binnen de onderneming gegevens te verzamelen door middel van
dossieronderzoek en het voeren van vertrouwelijke en informele gesprekken met
betrokkenen. De vertrouwenspersoon past hoor en wederhoor toe om tot een
verantwoorde analyse te komen.
De vertrouwenspersoon is verplicht tot een strikt vertrouwelijke behandeling van de haar/hem ter kennis gebrachte gegevens. De vertrouwenspersoon verricht geen handeling ter uitvoering van zijn taak dan met instemming van de betrokken werkgever en/of werknemer.
De werkgever heeft ten aanzien van de vertrouwenspersoon de volgende
verplichtingen:
-het beschikbaar stellen van de nodige faciliteiten waardoor de vertrouwenspersoon op vertrouwelijke wijze schriftelijk dan wel telefonisch kan worden geraadpleegd, zoals een eigen telefoonnummer en/of postbusnummer;
-het bieden van bescherming ter garantie van de onafhankelijkheid van de vertrouwenspersoon, die alleen verantwoording verschuldigd is voor de uitvoering van haar/zijn taken aan de werkgever;
-er zorg voor dragen dat de vertrouwenspersoon niet door het vervullen van deze functie en de daaruit voortvloeiende activiteiten wordt benadeeld in haar/zijn positie, mogelijkheden of kansen binnen de onderneming.
d.Centrale vertrouwenspersoon voor de bedrijfstak
Onverminderd het bepaalde in sub c van dit lid kunnen individuele werkgevers en
werknemers die worden geconfronteerd met seksuele intimidatie, intimidatie en
ander ongewenst gedrag zich tot de daartoe bij SFZZ aangewezen
vertrouwenspersoon (telefoon: 0183 – 822940) wenden. Deze mogelijkheid
bestaat eveneens voor de binnen een onderneming aangewezen vertrouwenspersoon
die wordt geconfronteerd met klachten over seksuele Intimidatie, intimidatie en
ander ongewenst gedrag. De vertrouwenspersoon van SFZZ heeft een voorlichtende
en signalerende taak en is verplicht tot een strikt vertrouwelijke behandeling
van de haar/hem toevertrouwde gegevens. Ook dient zij/hij hierbij de
anonimiteit van de desbetreffende werkgever/werknemer/vertrouwenspersoon te
waarborgen.
e.Voor bedrijven met minder dan 50 medewerkers adviseert de branche om een
vertrouwenscontactpersoon (VCP) aan te wijzen. Deze persoon voert het eerste
gesprek en verwijst door naar de diverse instanties en vertrouwenspersonen die
kunnen helpen bij het oplossen van het vraagstuk van de betrokken werknemer. De
VCP doet (anoniem) verslag van de incidenten bij het bestuur of de raad van
commissarissen. Het bestuur of de RvC kan hierop dan beleidskeuzes (laten)
maken. Dit heeft een preventief karakter. Een opleiding tot
vertrouwenscontactpersoon is te volgen bij het Centrum voor Veilige Sport.
ARTIKEL 7 INDIENSTTREDING
1.Arbeidsovereenkomst
De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan hetzij voor bepaalde tijd
hetzij voor onbepaalde tijd.
2.Inhoud arbeidsovereenkomst
De werkgever zal de werknemer in ieder geval een schriftelijke opgave
verstrekken met ten minste de volgende gegevens:
a.de naam en de woonplaats van werkgever en werknemer;
b.de plaats waar de arbeid wordt verricht;
c.de functie en de functiegroep van de werknemer;
d.het tijdstip van indiensttreding;
e.als de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan, de duur van de arbeidsovereenkomst;
f.de aanspraak op vakantie of de wijze van berekening van deze aanspraak;
g.de duur van de door werkgever en werknemer in acht te nemen opzegtermijnen;
h.de salarisschaal, het schaalsalaris en de termijn van uitbetaling;
i.de overeengekomen arbeidstijd;
j.deelneming aan de bedrijfstakpensioenregeling zoals geregeld in artikel 25 van deze cao ;
k.als de werknemer voor een langere termijn dan een maand werkzaam zal zijn in het buitenland, de duur van die werkzaamheid, de geldsoort waarin betaling zal plaatsvinden, de vergoedingen waarop werknemer recht heeft en de wijze waarop de terugkeer is geregeld;
l.de toepasselijkheid van de cao;
m.of een proeftijd is overeengekomen en de lengte van de proeftijd.
De werkgever is verplicht tot het aangaan van een schriftelijke arbeidsovereenkomst conform het model dat is vastgesteld door de coördinatiegroep en welke is opgenomen in bijlage 4A en 4B. Voor leerlingen geldt een afzonderlijk model, dat is vastgesteld door de coördinatiegroep en welke is opgenomen in bijlage 4C. De werkgever mag aan het model arbeidsovereenkomst extra afspraken toevoegen mits deze niet in strijd zijn met de wet of met de cao.
3.Proeftijd
a.Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een
tijdelijk contract van twee jaar of langer kan een proeftijd worden
overeengekomen van ten hoogste twee maanden.
b.Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan geen proeftijd worden overeengekomen bij een arbeidsovereenkomst van zes maanden of korter. Bij een arbeidsovereenkomst van meer dan zes maanden maar minder dan twee jaar mag de maximale proeftijd één maand zijn.
c.Uit de schriftelijke arbeidsovereenkomst moet blijken of er een proeftijd is overeengekomen en hoe lang die proeftijd duurt.
4.Fulltimer/parttimer niet werkzaam volgens normale
arbeidstijd/dienstrooster
a.Met de fulltimer of parttimer kan op diens verzoek in de individuele
arbeidsovereenkomst worden overeengekomen dat hij niet volgens de normale
arbeidstijd en dienstrooster werkzaam zal zijn en dat hetgeen in de artikelen
10 en 12 van de cao is bepaald niet van toepassing is, met inachtneming van de
geldende wettelijke bepalingen. De functie van de desbetreffende werknemer moet
het, naar het oordeel van werkgever, toelaten dat op afwijkende tijden gewerkt
wordt.
b.Als de werknemer of de werkgever daarom verzoekt, dient de in sub a bedoelde overeenkomst te worden gewijzigd.
ARTIKEL 8 FLEXITIMER
Toelichting
De flexitimer biedt de werkgever de gelegenheid om de arbeidsinzet in de
organisatie af te stemmen op de (wisselende) behoefte aan de inzet van
werknemers. Een flexitimer is werkzaam op basis van een onregelmatig
urenpatroon en is zich er dus ook van bewust dat werktijden variabel (kunnen)
zijn en roosters niet altijd voorspelbaar. Aan de andere kant kan van de
werkgever worden verwacht dat hij er zich van bewust is dat werknemers, ook
flexitimers, behoefte hebben aan een zeker mate van voorspelbaarheid in
arbeidspatronen. Bijvoorbeeld om werk en privé goed op elkaar af te kunnen
stemmen. Het ligt dan ook voor de hand dat een werkgever minimaal twee weken
van te voren de te werken tijden aan de werknemer kenbaar maakt en de werknemer
de gelegenheid biedt voorstellen te doen voor aanpassingen. De aard van de
arbeidsrelatie brengt eveneens met zich mee dat een flexitimer, op verzoek van
de werkgever, aangeeft op welke momenten hij/zij in de gelegenheid is eventueel
extra uren te werken. Zodat de werkgever in de gelegenheid is hier bij het
maken van de roosters rekening mee te houden.
1.Voor de flexitimer zijn de volgende bepalingen van toepassing:
a.de flexitimer werkt op wisselende tijden/dagen;
b.in de arbeidsovereenkomst is een gegarandeerde arbeidstijd van minimaal 20 uur per maand respectievelijk 18 uur per periode overeengekomen;
c.de werkgever kan de flexitimer met een arbeidsovereenkomst van 60 uur of minder per maand respectievelijk per periode verplichten meer te werken dan het gemiddeld overeengekomen aantal uren per maand respectievelijk per periode tot een maximum van vijf extra uren per week. De flexitimer kan slechts voor meer uren boven het hier genoemde maximum worden ingezet, indien de flexitimer hiertegen geen bezwaar heeft;
d.de werkgever kan de flexitimer met een arbeidsovereenkomst van meer dan 60 uur per maand respectievelijk per periode verplichten meer te werken dan het gemiddeld overeengekomen aantal uren per maand respectievelijk per periode tot een maximum van tien extra uren per week. De flexitimer kan slechts voor meer uren boven het hier genoemde maximum worden ingezet, indien de flexitimer hiertegen geen bezwaar heeft.
e.Met de flexitimer kan een arbeidsovereenkomst worden aangegaan van tenminste 12 uur per maand zonder dat er een verplichting is om extra werkzaamheden te verrichten. Voor de flexitimer gelden de wettelijke garanties.
Voor de flexitimer gelden verder, afhankelijk van de duur van de arbeidsovereenkomst en de openstelling van het bedrijf waarin de flexitimer werkzaam is, verschillende bepalingen.
2.Bedrijf deel van het jaar gesloten voor gasten
Voor de flexitimer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van meer dan
zeven maanden dan wel met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, in
dienst van een werkgever wiens bedrijf, een deel van het jaar is gesloten voor
gasten, is naast het bepaalde in lid 1 bovendien de volgende bepaling van
toepassing:
- voor het opmaken van de roosters is het toegestaan dat de flexitimer in de periode van sluiting, met een maximum van vier maanden, niet wordt ingeroosterd.
3.Bedrijf gehele jaar open voor gasten
Voor de flexitimer met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van meer dan
12 maanden dan wel met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, in dienst
van een werkgever wiens bedrijf het gehele jaar open is voor gasten, is naast
het bepaalde in lid 1 bovendien de volgende bepaling van toepassing:
- de flexitimer zal minimaal voor 50% van de overeengekomen arbeidstijd per maand respectievelijk per periode worden ingeroosterd.
4.Salaris flexitimer
a.De flexitimer ontvangt per maand/periode minimaal het voor hem geldende
schaalsalaris naar evenredigheid van het minimum overeengekomen aantal
arbeidsuren.
b.De flexitimer ontvangt, met inachtneming van hetgeen in artikel 11 lid 2 en lid 4 is bepaald, per maand/periode het voor hem geldende schaalsalaris naar evenredigheid van het aantal gewerkte uren boven het minimum overeengekomen aantal arbeidsuren.
ARTIKEL 9 BEËINDIGING DIENSTVERBAND
1.Burgerlijk Wetboek
Voor de beëindiging van het dienstverband gelden de bepalingen van het
Burgerlijk Wetboek.
2.Onbepaalde tijd
De dienstbetrekking van de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst eindigt:
a.door schriftelijke vastlegging van de beëindiging van de overeenkomst met wederzijds goedvinden;
b.door schriftelijke opzegging na verkregen ontslagvergunning onder opgave van de reden door de werkgever of de werknemer waarbij de wettelijke opzegtermijn in acht wordt genomen (zie bijlage 5). De opzegging van de dienstbetrekking vindt plaats tegen de eerste dag van een kalendermaand c.q. betalingsperiode;
c.zonder nadere opzegging op de dag dat de betrokken werknemer recht heeft op een uitkering op grond van de AOW tenzij werkgever en werknemer anders overeenkomen;
d.bij overlijden van de werknemer;
e.door ontslag op staande voet wegens dringende reden;
f.door ontbinding door de kantonrechter wegens een gewichtige reden.
3.Bepaalde tijd
De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd eindigt van rechtswege na het
verstrijken van de tijd waarvoor ze is aangegaan, zonder dat enige opzegging is
vereist. De werkgever zal de werknemer een maand voor afloop van de
arbeidsovereenkomst schriftelijk informeren of de arbeidsovereenkomst wordt
verlengd of niet. Indien de werkgever deze verplichting niet nakomt, is de
werkgever aan de werknemer een vergoeding conform artikel 7:668 lid 3 BW
verschuldigd.
ARTIKEL 10 DIENSTROOSTER, ARBEIDSTIJD EN RUSTTIJD
1.Dienstrooster
a.De werknemer is werkzaam volgens een dienstrooster. Het dienstrooster wordt,
na overleg met de werknemer waarin de werknemer voldoende en in redelijkheid in
de gelegenheid is gesteld zijn motivering toe te lichten, door de werkgever
onderbouwd vastgesteld met inachtneming van de volgende regels ten aanzien van
de arbeidstijd.
b.De werknemer ontvangt van de werkgever uiterlijk twee weken van tevoren, mededeling van het dienstrooster waarin hij zijn werkzaamheden dient te verrichten.
Als dit, gezien de aard van het werk of de aard van de arbeidsovereenkomst onmogelijk is, dan ontvangt de werknemer vier weken tevoren een opgave van de vrije dagen en minimaal vier dagen tevoren het dienstrooster.
c.De parttimer/flexitimer heeft het recht tot uiterlijk drie weken voorafgaand aan de roosterweek van werken aan te geven op welke dagen of roostertijden hij niet beschikbaar is, tenzij er vaste (rooster)afspraken zijn. Eén en ander laat onverlet de overeengekomen arbeidstijd. De werkgever en de werknemer zijn verplicht met de overeengekomen arbeidstijd rekening te houden.
d.De flexitimer zal voor minimaal vier aaneengesloten uren worden ingeroosterd.
2.Normale arbeidstijd
a.De normale arbeidstijd bedraagt per vier weken gemiddeld 38 uur per week.
b.Bedrijven met een seizoensmatig karakter kunnen afwijken van de normale arbeidstijd.
De werkgever dient een administratie plus- en minuren bij te houden zoals opgenomen in artikel 11.
3.Normale arbeidstijd voor leerlingen (BBL)
De normale arbeidstijd voor leerlingen bedraagt 38 uur per week waarin altijd
zes uren zijn begrepen waarin de leerling onderwijs volgt.
De arbeidstijd voor leerlingen bedraagt minimaal 26 uur per week, inclusief de zes uren waarin de leerling onderwijs volgt.
De leerling is verplicht om in de schoolvakanties arbeid te verrichten, met dien verstande dat de leerling wel in staat wordt gesteld om zijn vakantiedagen op te nemen.
4.Maximale arbeidstijd, roostertijd en rusttijd
a.Maximale arbeidstijd voor de werknemer van 18 jaar en ouder:
-maximaal 12 uur per dag;
-maximaal 52 uur per week;
-maximaal 205 uur in de vier weken;
-maximaal op zeven dagen aaneengesloten arbeid;
-acht vrije dagen in de vier weken met een minimum van één dag per week.
Van deze acht vrije dagen dienen minimaal twee maal twee dagen aaneengesloten te zijn.
Bij de toepassing van deze bepaling gelden de volgende minimum rusttijden:
-36 uur aaneengesloten rusttijd per week;
-in een periode van 9 dagen, 60 uur aaneengesloten rust;
-in een periode van 5 weken, kan dit eenmaal worden ingekort naar 32 uur rust.
Maximale roostertijden voor de werknemer van 18 jaar en ouder:
-maximaal 10 uur per dag;
-maximaal 45 uur per week;
-maximaal 180 uur per vier weken;
-acht vrije dagen in de vier weken met een minimum van één dag per week.
Van deze acht vrije dagen dienen minimaal twee maal twee dagen aaneengesloten
te zijn.
Bij de toepassing van deze bepaling gelden de volgende minimum rusttijden:
-36 uur aaneengesloten rusttijd per week;
-in een periode van 9 dagen, 60 uur aaneengesloten rust;
-in een periode van 5 weken, kan dit eenmaal worden ingekort naar 32 uur rust.
b.Maximale arbeidstijd voor de werknemer van 16 en 17 jaar:
-maximaal 9 uur per dag;
-maximaal 45 uur per week;
-maximaal 160 uur in de vier weken;
-maximaal op zes dagen aaneengesloten arbeid;
-acht vrije dagen in de vier weken met een minimum van één dag per week.
Van deze acht vrije dagen dienen minimaal twee maal twee dagen aaneengesloten
te zijn.
Bij de toepassing van deze bepaling geldt een rusttijd van 36 uur
aaneengesloten per week.
Maximale roostertijd voor de werknemer van 16 en 17 jaar:
-maximaal 9 uur per dag;
-maximaal 40 uur per week;
-maximaal 152 uur in de vier weken;
-maximaal op zes dagen aaneengesloten arbeid;
-acht vrije dagen in de vier weken met een minimum van één dag per week.
Van deze acht vrije dagen dienen minimaal twee maal twee dagen aaneengesloten
te zijn.
Bij de toepassing van deze bepaling geldt een rusttijd van 36 uur aaneengesloten per week.
Voor de toepassing van de hier genoemde normen gelden de uren waarop de leerling onderwijs volgt als arbeidstijd.
5.Vrij weekend
Op jaarbasis heeft de werknemer recht op 17 maal een vrij weekend, waaronder
wordt verstaan een vrije zaterdag en zondag of een vrije zondag en maandag.
Voor de werknemer jonger dan 18 jaar geldt:
wanneer de werknemer op zondag werkt, dan wordt de zaterdag niet ingeroosterd.
6.Onafgebroken rusttijd
De onafgebroken rusttijd tussen twee diensten bedraagt minimaal 11 uur.
Voor de werknemer jonger dan 18 jaar geldt:
een onafgebroken rusttijd van minimaal 12 uur, waaronder begrepen de uren liggend tussen 23.00 en 07.00 uur.
7.Pauzes
Na maximaal vijfenhalf uur werken is een pauze van een half uur verplicht.
Pauzes van minder dan 15 minuten worden tot de arbeidstijd gerekend.
Voor de werknemer jonger dan 18 jaar geldt:
Na maximaal vierenhalf uur werken is een pauze van een half uur verplicht.
Pauzes van minder dan 15 minuten worden tot de arbeidstijd gerekend.
8.Vrije feestdagen
De werkgever mag de werknemer, met uitzondering van de hulpkracht, op twee
erkende feestdagen per kalenderjaar niet inroosteren.
De werknemer met een full- of parttime arbeidsovereenkomst die op vaste dagen per week werkzaam is, waarbij deze vaste werkdagen contractueel zijn overeengekomen, heeft voor elke erkende feestdag recht op een vrije dag met behoud van loon, indien de feestdag op zijn vaste werkdag valt en het bedrijf of een afdeling gesloten is. Indien de vaste werkdagen niet contractueel zijn vastgelegd, geldt daarbij een referteperiode van een half jaar.
De flexitimer die in een aaneengesloten periode van zes maanden of langer op een zelfde dag wordt ingeroosterd, heeft voor elke erkende feestdag recht op een vrije dag met behoud van loon, indien de feestdag op diezelfde dag valt en het bedrijf of een afdeling gesloten is.
Werknemers mogen desgevraagd christelijke feestdagen omruilen voor andere feestdagen op basis van hun religie. Zij dienen de betreffende data wel jaarlijks schriftelijk kenbaar te maken aan de werkgever.
ARTIKEL 11 URENADMINISTRATIE
1.Administratie compensatie-uren
De werkgever dient een administratie bij te houden van de compensatie in vrije
tijd, waarop de werknemer op grond van de artikelen 12 en 18 van deze cao recht
heeft. De compensatierechten worden maandelijks dan wel per periode
verantwoord.
De werkgever berekent aan het einde van de referteperiode het saldo van de per die datum nog openstaande compensatie-uren. De dan nog resterende compensatie-uren dienen uiterlijk in de daarop volgende zes maanden door de werkgever te worden toegekend in vrije tijd. Als het niet mogelijk is om alle compensatie-uren binnen de periode van zes maanden te compenseren in vrije tijd, moeten uiterlijk in de zevende maand, volgend op het einde van de referteperiode, de nog resterende compensatie-uren worden uitbetaald conform het bepaalde in artikel 18 lid 6.
2.Administratie plus- en minuren
a.De werkgever dient een administratie bij te houden van plus- en minuren. De
invoering door de werkgever van een systeem voor de administratie van plus- en
minuren vindt plaats in overleg met overleg met OR of
personeelsvertegenwoordiging.
b.Plus- en minuren worden maandelijks of periodiek schriftelijk verantwoord.
c.De werkgever kan een spaarsysteem hanteren voor het sparen van plusuren tot maximaal het aantal in de arbeidsovereenkomst overeengekomen (garantie) uren per maand/periode. De werkgever maakt met de OR of de personeelsvertegenwoordiging afspraken over de referteperiode waarover saldering van de plus- en minuren plaatsvindt
d.Op het moment van ontstaan van minuren worden deze minuren in eerste instantie verrekend met de opgespaarde plusuren.
e.Het is niet toegestaan om minuren te verrekenen met vakantie- en/of andere vrije dagen tenzij de werknemer hier uitdrukkelijk om vraagt.
f.Het is niet toegestaan om niet-gewerkte uren als gevolg van een sluiting van een accommodatie op advies of op instructie van de overheid als min-uren aan te merken en te administreren. De niet-gewerkte uren komen voor rekening en risico van werkgever, tenzij alternatieve werkzaamheden voorhanden zijn en de werknemer dus inzetbaar is ondanks de sluiting van de accommodatie (inwerkingtredingsmoment 1 januari 2022).
g.Minuren die niet binnen de gestelde termijn zijn gecompenseerd, komen te vervallen.
h.De werknemer kan schriftelijk verzoeken om de nog niet gecompenseerde plusuren niet uit te betalen doch te sparen, zoals bedoeld in artikel 24.
3.Administratie plus- en minuren in een bedrijf met een seizoensmatig
karakter
a.De werkgever berekent elk jaar aan het einde van de referteperiode het saldo
van de per die datum nog resterende minuren. De dan nog resterende minuren
dienen uiterlijk in de daarop volgende twee maanden door de werkgever te worden
gecompenseerd.
b.Het aantal minuren bedraagt voor een fulltimer maximaal cumulatief 114 uren. Voor een parttimer geldt dit aantal naar rato.
c.Zie bijlage 7 voor een voorbeeld.
4.Administratie plus- en minuren flexitimer
a.De plusuren die boven de maximum aantal overeengekomen garantie-uren
uitkomen, zullen na afloop van de maand respectievelijk periode worden
uitbetaald.
b.De werkgever berekent elk jaar aan het einde van de referteperiode het saldo van de per die datum nog resterende plusuren. De op dat moment nog resterende plusuren dienen uiterlijk in de daarop volgende zes maanden door de werkgever te worden gecompenseerd in vrije tijd. Als het niet mogelijk is om alle plusuren binnen de periode van zes maanden te compenseren in vrije tijd, moeten uiterlijk in de zevende maand volgend op het einde van de referteperiode de nog resterende plusuren worden uitbetaald conform de daarvoor volgens de cao geldende beloning.
c.De werkgever berekent daarnaast elk jaar aan het einde van de referteperiode het saldo van de per die datum nog resterende minuren. De dan nog resterende minuren dienen uiterlijk in de daarop volgende twee maanden door de werkgever te worden gecompenseerd tenzij de werknemer in het refertejaar al alle contracturen heeft gewerkt en uitbetaald heeft gekregen.
d.Voor een voorbeeld: zie bijlage 6.
ARTIKEL 12 OVERUREN EN VERGOEDING VAN OVERWERK
1.Definitie overuren
Als overuren worden beschouwd de door of namens de werkgever opgedragen
arbeidsuren buiten de normale arbeidstijd van een voltijdsdienstverband. Bij
een parttimer die meer uren werkt dan het overeengekomen aantal uren is er tot
en met de gemiddelde arbeidstijd van een voltijdsdienstverband sprake van
meeruren.
Tot de overuren worden gerekend alle uren of gedeelten daarvan boven de gemiddelde arbeidstijd van een voltijdsdienstverband, te weten:
-164,6 uur per maand, dan wel
-152 uur per vier weken, dan wel
-38 uur per week, dan wel.
-10 uur per dag, met dien verstande dat ieder uur slechts eenmaal telt.
2.Compensatie in vrije tijd
a.Overuren worden vergoed in de vorm van vrije tijd. Voor ieder uur overwerk
geldt een vergoeding van één uur vrije tijd.
b.De werkgever kan voor de vergoeding van overuren een administratie bijhouden overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 lid 1.
c.Het tijdstip waarop de vervangende vrije tijd wordt genoten, wordt nadat de werknemer voldoende en in redelijkheid in de gelegenheid is gesteld zijn motivering toe te lichten, door de werkgever onderbouwd vastgesteld.
d.Met betrekking tot uitbetaling van niet gecompenseerde overuren is het bepaalde in artikel 18 lid 6 van toepassing.
3.Uitzondering
Overwerk hoeft niet te worden verricht door:
a.werknemers van 55 jaar en ouder;
b.zwangere werknemers.
ARTIKEL 13 VERVALLEN
ARTIKEL 14 FUNCTIE-INDELING EN BEROEPSPROCEDURE
1.Functie-indeling
a.Bij de functie-indeling dient de werkgever gebruik te maken van het Handboek
functie-indeling. Zie voor dit handboek de bijlage bij de algemeen verbindend
verklaring van de cao Zwembaden van 24 april 2018 (Staatscourant 2018, nummer
1639). Dit handboek is digitaal beschikbaar via www.sfzz.nl.
b.De werkgever stelt de functie vast door een omschrijving te maken van de belangrijkste taken en verantwoordelijkheden die aan de werknemer worden opgedragen.
c.De werkgever vergelijkt de functieomschrijving met de niveaubeschrijvingen van de op de werknemer betrekking hebbende functiesoort.
d.De functie wordt ingedeeld in het, op basis van de onder c beschreven procedure, gevonden functieniveau.
e.De werkgever is verplicht de werknemer mede te delen in welk functieniveau de door hem te vervullen functie wordt ingedeeld.
2.Uitzondering
De hulpkracht, de leerling, de stagiair en de deelnemer aan een
arbeidsmarktproject worden niet ingedeeld volgens de hierboven beschreven
methode. De lonen voor de hulpkracht, de leerling en de deelnemer aan een
arbeidsmarktproject zijn vastgelegd in artikel 16. De werknemer die valt onder
de Participatiewet wordt beloond conform het wettelijk minimumloon (bijlage
1A). Zodra een werknemer niet meer onder de Participatiewet valt, wordt hij
conform lid 1 ingeschaald in de bij die functie behorende salarisschaal in de
startperiodiek.
3.Beroepsmogelijkheid functie-indeling
a.De werkgever is verantwoordelijk voor de juiste indeling van de functie.
b.Is de werknemer het niet eens met de indeling of is hij van mening dat de functie zodanig is gewijzigd dat de indeling moet worden herzien, dan probeert de werknemer in goed overleg met de direct leidinggevende dan wel de werkgever, tot een oplossing te komen. Aan deze overlegfase is een termijn gebonden van ten hoogste 30 dagen.
c.Wanneer de onder sub b genoemde overlegfase voor de werknemer niet tot een bevredigende oplossing heeft geleid, dan kan de werknemer zich, indien door de werkgever een interne geschillencommissie in het bedrijf is ingesteld, wenden tot deze geschillencommissie. In deze commissie dienen werkgevers- en werknemerspartij gelijk te zijn vertegenwoordigd.
De interne geschillencommissie doet uitspraak binnen 30 dagen in de vorm van een advies aan de werkgever. De werkgever dient vervolgens binnen 14 dagen kenbaar te maken of hij zijn eerdere beslissing herziet dan wel handhaaft.
d.Wanneer de procedure onder sub c of wegens het ontbreken van een interne geschillencommissie de procedure onder sub b niet tot een voor de werknemer bevredigende oplossing heeft geleid, dan kan de werknemer het geschil voorleggen aan de Beroepscommissie Functie-indeling Zwembaden (BFZ). De uitspraak van deze beroepscommissie heeft het karakter van een bindend advies voor betrokken partijen, indien deze vooraf schriftelijk zijn overeengekomen deze uitspraak als zodanig te accepteren.
De samenstelling, taak en werkwijze van de beroepscommissie zijn geregeld in een reglement (bijlage 13).
e.De werknemer dient beroep aan te tekenen bij de BFZ binnen zes maanden nadat hij redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de in sub c van dit lid genoemde beslissing van de werkgever, dan wel indien sub c van dit lid niet van toepassing is, binnen zes maanden nadat de in sub b van dit lid vermelde periode van 30 dagen is verlopen.
ARTIKEL 15 TOEPASSING VAN DE SALARISSCHALEN
1.Loon vakvolwassen werknemer
De vakvolwassen leeftijd bedraagt 18 jaar. Onder vakvolwassen wordt verstaan de
werknemer die over een voor de uit te oefenen functie relevant diploma beschikt
of over 1976 uur aantoonbare ervaring beschikt. De werknemer die de
vakvolwassen leeftijd heeft bereikt, ontvangt het schaalsalaris zoals
aangegeven in en behorende bij het functieniveau waarin zijn functie is
ingedeeld, zoals weergegeven in bijlagen 1B, 1C en 1D. De werknemer wordt bij
indiensttreding ingeschaald met inachtneming van het gestelde in lid 2. De
werkgever kan de werknemer op grond van kennis en/of ervaring een hoger salaris
toekennen.
2.Inschaling bij indiensttreding
Medewerkers tot 18 jaar worden minimaal op basis van het wettelijk minimum
jeugdloon beloond. Medewerkers van 18 jaar en ouder worden beloond op basis van
de salarisschaal die bij de functie behoort. Om te voorkomen dat de verlaging
van de vakvolwassen leeftijd naar 18 jaar tot een onverantwoorde
kostenverhoging leidt kan het schaalsalaris als volgt bepaald worden:
Medewerkers van 18 jaar ontvangen ten minste 70% van de bij de schaal behorende rekengrondslag.
Medewerkers van 19 jaar ontvangen ten minste 80% van de bij de schaal behorende rekengrondslag.
Medewerkers van 20 jaar ontvangen ten minste 90% van de bij de schaal behorende rekengrondslag.
Medewerkers van 21 jaar ontvangen ten minste het schaalsalaris bij 0 functieperiodieken.
De rekengrondslagen en de daarvan afgeleide percentages zijn opgenomen in bijlage 1B.
De rekengrondslag wordt alleen gebruikt voor het bepalen van de minimale vakvolwassen beloning van 18, 19 en 20-jarige medewerkers en wordt dus niet gebruikt als schaalloon.
3.Combinatiefunctie
Bij een combinatie van werkzaamheden kan het voorkomen dat één en dezelfde
functie zodanig verschillende elementen bevat dat deze functie volgens
verschillende functiesoorten moet worden ingedeeld. Indien de
niveaubeschrijvingen van de betreffende functiesoorten naar hetzelfde niveau
verwijzen, dan is dit niveau van toepassing bij de indeling van de functie.
Indien de niveaubeschrijvingen niet naar hetzelfde niveau verwijzen, geldt dat
het loon wordt berekend als een gewogen gemiddelde van de lonen behorend bij de
betreffende niveaus van de verschillende functiesoorten, mits de betreffende
werkzaamheden van een afwijkend niveau gedurende een aaneengesloten periode van
minimaal zes weken worden verricht.
4.Aanloopschaal
a.De werknemer die nog niet over de vaardigheid en/of ervaring beschikt, welke
voor de vervulling van de functie is vereist, kan gedurende minimaal twee
maanden en maximaal zes maanden op het naast lagere functieniveau van de
reguliere salarisschaal worden ingedeeld.
Deze termijn is afhankelijk van het functieniveau waarin de werknemer is ingedeeld. Voor de functieniveaus 2, 3 en 4 geldt een termijn van maximaal twee maanden, voor de functieniveaus 5 en 6 geldt een termijn van maximaal drie maanden en voor de functieniveaus 7, 8 en 9 geldt een termijn van maximaal zes maanden.
b.De aanloopschaal wordt, inclusief de periode, vooraf overeengekomen en opgenomen in de individuele arbeidsovereenkomst.
c.De uitwerking van het aanloopbeleid, begeleiding en scholing vindt plaats in overleg met de Ondernemingsraad of de Personeelsvertegenwoordiging.
5.Toekenning functieperiodiek
a.Een werknemer wordt als regel jaarlijks per 1 januari in een hogere
functieperiodiek ingedeeld, tot het maximum aantal functieperiodieken van het
functieniveau waarin hij is ingedeeld, is bereikt, mits de werknemer gedurende
een geheel jaar op dat functieniveau is ingedeeld. De eventueel overeen te
komen periode van een aanloopschaal wordt geacht onderdeel te zijn van de
genoemde periode.
b.Het voorgaande is niet van toepassing indien de werkgever met instemming van de Ondernemingsraad c.q. Personeelsvertegenwoordiging een beoordelingssysteem met een daaraan gekoppelde beloningssystematiek heeft uitgewerkt.
6.Jeugdlonen
a.De werknemer, wiens functie is ingedeeld in loonschaal 1 tot en met 4 en de
vakvolwassen leeftijd nog niet heeft bereikt, ontvangt het schaalsalaris
behorende bij zijn leeftijd en bij het functieniveau waarin zijn functie is
ingedeeld, zoals aangegeven in de leeftijdsschaal en weergegeven in bijlage 1B,
1C en 1D.
b.Leeftijdsverhogingen worden toegekend met ingang van de maand waarin de werknemer jarig is.
7.Hoger functieniveau
Bij indeling van een werknemer ingedeeld in schaalsalaris 0 of hoger in een
hoger functieniveau zal het nieuwe schaalsalaris ten minste gelijk zijn aan het
oude schaalsalaris vermeerderd met de helft van het verschil tussen de
minimumsalarissen van de desbetreffende functieniveaus. Deze verhoging wordt
toegepast met ingang van de maand volgend op die waarin de plaatsing in een
hoger functieniveau heeft plaatsgevonden.
8.Tijdelijke waarneming
De werknemer die de functie van een andere, op een hoger functieniveau
ingedeelde werknemer tijdelijk waarneemt, heeft recht op extra betaling als de
waarneming langer dan vier aaneengesloten weken heeft geduurd en voor zover het
een volledige vervanging betreft, uitgezonderd de functiewaarneming wegens
vakantie. De extra betaling is ten minste gelijk aan het verschil tussen het
schaalsalaris van de functie die hij tijdelijk waarneemt uitgaande van 0
functieperiodieken en het schaalsalaris van zijn eigen functie uitgaande van 0
functieperiodieken. De werknemer kan nooit een hoger salaris ontvangen dan het
salaris dat de werknemer wiens functie hij tijdelijk waarneemt, verdient.
9.Betaling salaris
Het maand- of periodesalaris wordt per kas of bank betaalbaar gesteld zodanig
dat de werknemer hierover uiterlijk op de laatste dag van de maand of periode
kan beschikken. Bij in- en uitdiensttreding, anders dan op de eerste
respectievelijk laatste dag van de maand c.q. periode, wordt een evenredig deel
van het maand of periodesalaris betaald.
ARTIKEL 16 SALARIS HULPKRACHTEN, LEERLINGEN, DEELNEMERS REGIONALE
ARBEIDSMARKTPROJECTEN, UITZENDKRACHTEN EN INLEENKRACHTEN
1.Hulpkracht
De hulpkracht ontvangt het salaris op basis van het wettelijk minimumloon (zie
bijlage 1A). De werkgever kan beslissen het recht op vakantiedagen (10,59%) en
vakantietoeslag (8%) om te zetten in een geldelijke uitkering en tegelijk met
het loon uitbetalen. De hulpkracht ontvangt dan een all-in salaris. Het
basissalaris van de hulpkracht wordt verhoogd met 18,59%.
2.Leerling
De leerling ontvangt gedurende het eerste leerjaar het salaris op basis van
salarisschaal 2 bij 0 functieperiodieken en vanaf het tweede leerjaar het
salaris op basis van salarisschaal 3 bij 0 functieperiodieken zoals weergegeven
in bijlage 1C en 1D.
3.Deelnemer arbeidsmarktproject
De deelnemer aan een arbeidsmarktproject ontvangt over de dagen dat hij in het
bedrijf van de werkgever werkzaam is, het salaris op basis van salarisschaal 1,
zoals weergegeven in bijlage 1C en 1D.
4.Uitzendkrachten en/of inleenkrachten
Uitzendkrachten en/of inleenkrachten ontvangen het loon op basis van deze
cao.
ARTIKEL 17 SALARISAANPASSING
Per 1 januari 2022 worden de schaalbedragen en de feitelijk uitbetaalde salarissen verhoogd met 2,4%. De persoonlijke toeslagen, als zodanig omschreven in de individuele arbeidsovereenkomst, behoeven niet te worden verhoogd. De bedoelde schaalbedragen zijn opgenomen in bijlage 1C.
Per 1 juli 2022 worden de schaalbedragen en de feitelijk uitbetaalde salarissen verhoogd met 0,3%. De persoonlijke toeslagen, als zodanig omschreven in de individuele arbeidsovereenkomst, behoeven niet te worden verhoogd. De bedoelde schaalbedragen zijn opgenomen in bijlage 1D.
Dit artikel geldt niet voor de werknemer die valt onder de Participatiewet; het salaris van deze werknemer volgt de ontwikkeling van het wettelijk minimumloon.
De werknemer die op 1 mei 2021 én op 1 december 2021 aaneengesloten in dienst is van werkgever ontvangt in maart 2O22 over het jaar 2021 een eenmalige uitkering van 200 euro bruto bij een fulltime dienstverband. Werknemers met een deeltijd dienstverband ontvangen de eenmalige uitkering naar rato van de omvang van het dienstverband op 1 december 2021.
ARTIKEL 18 TOESLAGEN, VERGOEDINGEN OF VERVANGENDE VRIJE TIJD
1.Zondag
De werknemer ontvangt voor de gewerkte uren op zondag vanaf 02.00 tot en met
02.00 uur van de daaropvolgende dag, per gewerkt uur een toeslag van 25%; de
zondagtoeslag wordt gegeven in de vorm van vrije tijd. De zondagtoeslag geldt
niet voor de hulpkracht.
2.Feestdag
Als een werknemer werkzaamheden heeft verricht op een erkende feestdag (zoals
bedoeld in artikel 1 lid 6) vanaf 02.00 tot en met 02.00 uur van de
daaropvolgende dag heeft hij recht op vervangende vrije tijd. Deze compensatie
voor het werken op feestdagen geldt niet voor de hulpkracht.
3.Nachtdienst
De werknemer ontvangt voor een dienst waarvan minimaal vijf uren vallen tussen
22.00 en 06.00 uur, per gewerkt uur tussen 22.00 en 06.00 uur een toeslag van
20%; de nachttoeslag wordt gegeven in de vorm van vrije tijd.
4.Anti-cumulatie
Wanneer de werknemer voor een gewerkt uur recht heeft op meerdere hierboven
genoemde toeslagen, dan geldt alleen de hoogste toeslag.
5.Compensatie in vrije tijd of geld
a.De werkgever houdt voor de compensatie in vrije tijd, waarop de werknemer op
grond van artikel 12 en 18 recht heeft, een administratie bij zoals bepaald in
artikel 11 lid 1.
b.De werknemer kan de compensatie in vrije tijd met instemming van de werkgever in hele uren opnemen.
c.De werkgever kan de compensatie in vrije tijd met instemming van de werknemer uitbetalen tegen de in lid 6 sub a genoemde toeslagen.
6.Uitbetaling niet-gecompenseerde uren
a.De op grond van artikel 12 en 18 van deze cao opgebouwde compensatie-uren
dienen, voor zover niet opgenomen binnen de in artikel 11 lid 1 genoemde
periode, te worden uitbetaald.
De uren vanwege overwerk worden tegen 150% uitbetaald, de uren vanwege het werken op zondag worden tegen 25%, conform het bepaalde in lid 1 van dit artikel, uitbetaald, de uren vanwege het werken op feestdagen worden tegen 100% uitbetaald en de uren vanwege een nachtdienst worden tegen 20% uitbetaald.
b.Op schriftelijk verzoek van de werknemer is het mogelijk, na zes maanden na afloop van het refertejaar, de nog niet gecompenseerde uren te laten staan. Het aantal uren dat vanaf dat moment als uitgestelde compensatie-uren blijft staan, wordt als volgt berekend: de compensatie-uren, die zijn ontstaan op basis van de overwerkregeling, worden vermenigvuldigd met 150%; de compensatie-uren die zijn ontstaan door het werken op zondag, het werken op feestdagen en tijdens de nachtdienst worden vergoed op basis van het werkelijke aantal uren.
c.Indien de werknemer de toeslag in tijd heeft ontvangen, ontvangt de werknemer daarover niet nogmaals de toeslag in geld.
7.Consignatievergoeding
a.De werknemer die buiten het voor hem geldende dienstrooster beschikbaar dient
te zijn voor de werkgever dan wel een bereikbaarheidsdienst heeft, heeft recht
op een consignatievergoeding.
b.Indien in het bedrijf van de werkgever werknemers aanspraak kunnen maken op een consignatievergoeding, is de werkgever verplicht een reële bedrijfsregeling inzake een consignatievergoeding te treffen. Deze regeling dient na overleg met de Ondernemingsraad dan wel bij het ontbreken daarvan met de Personeelsvertegenwoordiging dan wel bij het ontbreken daarvan met het personeel te worden getroffen, tenzij een en ander reeds op een andere manier is gecompenseerd.
c.De Ondernemingsraad respectievelijk de Personeelsvertegenwoordiging heeft instemmingsrecht bij het op bedrijfsniveau afspreken van een consignatieregeling.
d.Indien de werkgever geen regeling inzake een consignatievergoeding heeft getroffen, mag de werknemer niet geconsigneerd worden.
8.Vergoedingen in overleg met OR
In overleg met de Ondernemingsraad respectievelijk Personeelsvertegenwoordiging
kunnen regelingen worden opgesteld voor de tegemoetkoming in de kosten van
woon-werkverkeer, voor een vergoeding voor telefoon en/of een
kledingvergoeding.
9.Jubileumregeling
De werkgever dient voor de werknemers een jubileumregeling te hanteren.
ARTIKEL 19 VAKANTIETOESLAG
1.Vakantietoeslagjaar
Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juni van het voorafgaande kalenderjaar tot
en met 31 mei van het lopende kalenderjaar of een daarmee vergelijkbaar
periodejaar.
2.Vakantietoeslag
De vakantietoeslag bedraagt 8% van het loon dat de werknemer in het
vakantietoeslagjaar (1 juni tot en met 31 mei) bij de werkgever heeft verdiend.
Met inachtneming van artikel 16 lid 2 Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag
geldt hierbij dat hierin niet zijn begrepen toeslagen, eventuele gratificaties
en beloning in natura. De vakantietoeslag wordt uiterlijk 30 juni uitbetaald.
De werknemer die het gehele vakantietoeslagjaar in dienst is geweest en eerder
dan de maand juli met vakantie gaat, ontvangt de vakantietoeslag voor de
aanvang van de aaneengesloten vakantie.
Bij een hulpkracht die een all-in salaris ontvangt, is de vakantietoeslag al in het salaris opgenomen en hoeft deze niet meer uitbetaald te worden.
3.Beëindiging dienstverband
Indien het dienstverband voor de datum van uitbetaling wordt beëindigd, zal
bij de laatste salarisafrekening de vakantietoeslag worden uitbetaald.
ARTIKEL 20 VAKANTIE
1.Burgerlijk Wetboek
Voor de opbouw van vakantierechten gelden de bepalingen van het Burgerlijk
Wetboek.
2.Vakantieuren
Het vakantiejaar valt samen met het kalenderjaar. De werknemer heeft per vol
vakantiejaar recht op 152 wettelijke en 38 bovenwettelijke vakantie-uren met
behoud van het maand-/periodesalaris zoals bedoeld in artikel 7:610 juncto
artikel 7:639 Burgerlijk Wetboek.
Bij een hulpkracht die een all-in salaris ontvangt, zijn de vakantieuren omgezet in een geldelijke uitkering. De hulpkracht behoudt wel het recht om (onbetaald) vakantieuren op te nemen.
3.Naar evenredigheid
De werknemer die geen vol kalenderjaar heeft gewerkt dan wel korter werkt dan
de normale arbeidstijd, heeft recht op de in lid 2 genoemde vakantiedagen naar
evenredigheid van de voor hem geldende arbeidstijd.
4.Vaststellen van vakantie
De werkgever stelt de tijdstippen van aanvang en einde van de vakantie vast overeenkomstig de wensen van de werknemer, tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. Indien de werkgever niet binnen twee weken nadat de werknemer zijn wensen schriftelijk heeft kenbaar gemaakt, schriftelijk aan de werknemer gewichtige redenen heeft aangevoerd, is de vakantie vastgesteld overeenkomstig de wensen van de werknemer.
5.(Aaneengesloten) vakantiedagen
De werknemer heeft voor zover voldoende opgebouwd, het recht een vakantie van drie aaneengesloten weken op te nemen.
Als de werknemer dit wenst, of als de werkzaamheden dit noodzakelijk maken, kan de aaneengesloten vakantie worden beperkt tot twee weken. In dat geval heeft de werknemer nog recht op een aaneengesloten vakantie van één week.
De aaneengesloten vakantie wordt, indien de werknemer dit wenst, gegeven in de maanden april tot en met september. De resterende vakantiedagen kunnen in overleg met de werkgever worden opgenomen, waarbij toekenning zodanig plaatsvindt, dat de normale voortgang van de werkzaamheden wordt gewaarborgd. De werkgever kan in overleg met de Ondernemingsraad of Personeelsvertegenwoordiging maximaal twee dagen als verplichte vakantiedagen aanwijzen.
6.Koop / Verkoop van vakantiedagen
De werknemer heeft, mits met vooraf verkregen instemming van de werkgever,
overeenkomstig artikel 7:640 van het Burgerlijk Wetboek het recht vakantiedagen
die het wettelijke minimum te boven gaan, te kopen dan wel te verkopen. De
waarde van een dag bedraagt 0,38% van het bruto jaarinkomen.
7.Beëindiging dienstbetrekking
Bij het beëindigen van de dienstbetrekking zal de werknemer desgewenst in de
gelegenheid worden gesteld de hem nog toekomende vakantiedagen op te nemen, met
dien verstande, dat deze dagen niet eenzijdig in de opzegtermijn mogen worden
begrepen. Indien de werknemer de hem toekomende dagen niet heeft opgenomen,
zullen deze dagen worden uitbetaald. De werkgever reikt de werknemer bij het
einde van de dienstbetrekking een verklaring uit, waaruit de duur van de
vakantie blijkt, welke de werknemer op dat tijdstip nog toekomt.
8.Korte arbeidsovereenkomsten
Aan de werknemer die voor vier weken of korter is aangenomen, worden de
vakantierechten toegekend bij beëindiging van het dienstverband. Voor de
toekenning van deze vakantierechten geldt een percentage van 10,59 %
vakantiedagen en 8% vakantietoeslag.
9.Verjaren van vakantie
Wettelijke vakantiedagen hebben een vervaltermijn van een half jaar na het
kalenderjaar dat de vakantiedagen zijn opgebouwd. Dit geldt niet indien de
werknemer door de werkgever niet in staat is gesteld om de wettelijke
vakantiedagen op te nemen of om een andere reden redelijkerwijs niet in staat
is geweest om vakantie op te nemen.
Voor de bovenwettelijke vakantiedagen geldt een verjaringstermijn van vijf jaar.
ARTIKEL 21 BUITENGEWOON VERLOF
1.Met de in lid 2 genoemde geregistreerd partner wordt tevens gelijkgesteld:
(levens)partner: de ongehuwde persoon met wie de ongehuwde werknemer duurzaam
een gezamenlijke huishouding voert dat overeenkomt met een huwelijk. Onder
duurzaam wordt verstaan dat er langer dan één jaar aantoonbaar gezamenlijk
een huishouding is gevoerd dan wel dat er een samenlevingscontract is
afgesloten.
Onder de in lid 2 genoemde aanduidingen worden (tevens) verstaan:
a.ouder: ‘schoon-, pleeg- en stiefouder’;
b.(over)grootouder: ‘(over)grootouder van de echtgeno(o)t(e)’;
c.kind: ‘pleeg-, stief- en aangehuwd kind’.
2.Verlof met behoud loon
In de navolgende situaties en voorzover de onder sub c t/m sub j genoemde
gebeurtenis of plechtigheid wordt bijgewoond, heeft de werknemer recht op
verlof met doorbetaling van loon gedurende hoogstens de daarbij vermelde
tijd:
a. |
bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij huwelijk van de werknemer: |
2 dagen |
|
b. |
bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij huwelijk van kind, ouder, broer, zuster, zwager, schoonzuster van de werknemer: |
1 dag |
|
c. |
bij 25-, 40- en 50-jarig huwelijk en elk volgend lustrum van de werknemer alsmede van zijn ouders en (schoon)ouders: |
1 dag |
|
d. |
bij 25- en 40-jarig dienstjubileum van de werknemer: |
1 dag |
|
e. |
bij overlijden van: echtgeno(o)t(e) of geregistreerd partner; kind; van de werknemer:
|
de dag van het overlijden t/m één dag na de uitvaart/crematie
|
|
f. |
bij overlijden van: - ouder; - broer, zuster, zwager, schoonzuster van de werknemer: |
2 dagen |
|
g. |
bij de uitvaart/crematie van: - ouder, grootouder, overgrootouder; - broer, zuster, zwager, schoonzuster van de werknemer: |
1 dag | |
|
|||
h. |
bij religieuze plechtigheden van een kind of kleinkind in de volgende gevallen: eerste communie, doop, berith mila, belijdenis, barmitswah:
|
1 dag |
|
i. |
bij het nakomen van een door de wet opgelegde verplichting, die de werknemer persoonlijk moet vervullen en welke buiten zijn schuld is ontstaan voor zover de vervulling niet mogelijk is buiten de voor de betrokkene geldende arbeidstijd en voor zover de werknemer hiervoor niet van andere zijde een vergoeding ontvangt: gedurende een korte door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur |
Gedurende een korte door de werkgever naar billijkheid te bepalen tijdsduur |
|
j. |
bij het doen van aangifte van het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij ondertrouw van de werknemer: |
1 dag |
|
k. |
voor een verhuizing, met een maximum van één maal per jaar: |
1 dag |
|
l. |
voor een verhuizing in bedrijfsbelang: |
2 dagen |
|
3.Regeling Werktijdverkorting
Artikel 7:628 van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing. De werkgever is
gehouden het salaris door te betalen over de uren waarop geen arbeid wordt
verricht tengevolge van invoering door de werkgever van een door het bevoegde
gezag goedgekeurde tijdelijke werktijdverkorting. De werkgever kan hiervoor een
WW-uitkering voor de werknemers aanvragen bij UWV. Deze WW-uitkering wordt door
het UWV aan de werkgever uitbetaald. Wanneer tot invoering van
werktijdverkorting wordt overgegaan, zal daarvan door de werkgever zo tijdig
mogelijk mededeling worden gedaan aan de vakbonden.
4.Doktersbezoek
Indien de noodzaak van dokters-, tandarts- of specialistenbezoek in diensttijd
wordt aangetoond, zal aan de werknemer de daarvoor benodigde tijd met een
maximum van twee uren worden vergoed. Eventueel meer verzuimde uren kunnen in
overleg met de werkgever worden ingehaald. Kan een werknemer aantonen, dat hij
buiten zijn schuld langer dan twee uur nodig heeft gehad voor dokters-,
tandarts- of specialistenbezoek, dan kan werkgever bepalen hoeveel uren boven
de twee uur aan de werknemer worden vergoed.
5.Onbetaald verzuim
Onbetaald verzuim zal in bijzondere gevallen worden toegestaan, mits:
a.de werknemer dit minstens twee dagen van tevoren aan de werkgever verzoekt;
b.er naar het oordeel van de werkgever redelijkerwijze aanleiding toe bestaat;
c.het bedrijfsbelang de afwezigheid toelaat.
6.Uitzondering
De hulpkracht komt niet in aanmerking voor verlof met behoud van loon bij een
verhuizing, zoals benoemd bij lid 2 van dit artikel en voor het bezoek aan een
medicus, zoals benoemd in lid 4 van dit artikel.
7.Kortdurend zorgverlof
De werknemer heeft recht op verlof voor de noodzakelijke verzorging in verband
met ziekte van:
a.echtgeno(o)te, partner of huisgeno(o)t(e) van de werknemer of een andere verzorgingsbehoevende voor wie de werknemer de feitelijke verzorging heeft;
b.kind of pleegkind waar de werknemer de feitelijkeverzorgingvoor draagt;of
c.een ouder.
d.een grootouder, kleinkind of broers of zussen
e.degene die, zonder dat er sprake is van een arbeidsrelatie,deel uitmaakt van de huishouding van de werknemer
f.degene met wie de werknemer anderszins een sociale relatie heeft, voor zover de te verlenen verzorging rechtstreeks voortvloeit uit die relatie en redelijkerwijs door de werknemer moet worden verleend
Het verlof bedraagt per kalenderjaar ten hoogste driemaal de arbeidstijd per week (maximaal 15 dagen). De werknemer heeft gedurende de eerste week recht op 100% doorbetaling van het loon. De werknemer heeft gedurende de tweede en derde week recht op 70% doorbetaling van het loon. De 30% loonderving kan gecompenseerd worden door het inhalen van werkuren of door het inleveren van bovenwettelijke vakantiedagen of opgebouwde compensatietijd.
8.Palliatief verlof
Palliatief verlof (verzorgend verlof in het kader van stervensbegeleiding) is
van toepassing bij ziekte van een kind, partner of huisgeno(o)t(e) van de
werknemer of een andere verzorgingsbehoevende voor wie de werknemer de
feitelijke verzorging heeft.
Aan de werknemer wordt palliatief verlof verleend zonder behoud van loon. De duur van het verlof wordt in overleg tussen werkgever en werknemer vastgelegd. Deze zal voldoende dienen te zijn om de eerste opvang te geven en een meer duurzame oplossing te zoeken en mag in totaal niet meer bedragen dan tien dagen per jaar. Het werkgeversgedeelte van de pensioenpremie wordt door de werkgever afgedragen als ware de werknemer normaal werkzaam in het bedrijf.
9.Calamiteitenverlof
Calamiteitenverlof is bedoeld voor onvoorziene noodsituaties en waarin acuut
vrij moet worden genomen om persoonlijke actie te kunnen nemen of wegens zeer
bijzondere persoonlijke omstandigheden. Dit verlof is bijvoorbeeld van
toepassing bij het regelen van oppas voor een ziek kind of het noodgedwongen
thuisblijven in verband met een gesprongen waterleiding.
Aan de werknemer wordt ingeval van een calamiteit buitengewoon verlof verleend met behoud van loon voor een naar billijkheid te berekenen tijd.
10.Geboorteverlof
De partner van de moeder (hieronder wordt ook verstaan degene die het kind
heeft erkend) heeft na de bevalling recht op partnerverlof met behoud van loon
van eenmaal het aantal werkuren per week. Het verlof kan direct na het
kraamverlof worden opgenomen of binnen vier weken nadat de baby thuis is
geboren of uit het ziekenhuis thuis is gekomen.
Per 1 juli 2020 kunnen partners maximaal 5 weken (5 keer het aantal werkuren per week) aanvullend geboorteverlof opnemen. Tijdens dit verlof krijgt de partner geen salaris, maar een uitkering van het UWV. Deze uitkering is maximaal 70% van hun dagloon (en maximaal 70% van het maximumdagloon). De werkgever vraagt de uitkering aan bij het UWV en betaalt de werknemer uit. Partners hebben recht op aanvullend geboorteverlof als het kind op of na 1 juli 2020 geboren wordt. Zij moeten het aanvullend geboorteverlof opnemen binnen zes maanden na de geboorte van het kind. En zij moeten eerst het geboorteverlof van 1 week hebben opgenomen.
11.Vakbondsverlof
De werknemer heeft recht op vakbondsverlof met behoud van salaris voor het
bijwonen van landelijke bijeenkomsten en scholings- en vormingscursussen van
werknemersorganisaties die partij zijn bij deze cao tot een maximum van acht
dagen per jaar, en kaderleden van de werknemersorganisaties die partij zijn bij
deze cao tot een maximum van 11 dagen. De werkgever kan het verzoek om
vakbondsverlof slechts weigeren op grond van zwaarwegende
bedrijfsomstandigheden. De werknemer vraagt het vakbondsverlof tijdig, drie
weken van tevoren, aan. Een kaderlid van de bond is een lid van de
werknemersorganisatie die is benoemd door deze bond als vertegenwoordiger van
leden in externe en/of interne organen. De werkgever kan de salariskosten in
rekening brengen bij SFZZ .
12.Extra zwangerschapsverlof /adoptieverlof /pleegzorgverlof
a.In aanvulling op het wettelijke bevallingsverlof heeft de werknemer recht op
twee extra weken zwangerschapsverlof, die worden opgenomen direct voorafgaand
aan het wettelijk bevallingsverlof.
De peildatum is de dag na de vermoedelijke bevallingsdatum.
b.Bij adoptie en/of het opnemen van een pleegkind heeft de werknemer gedurende een tijdvak van 26 weken recht op maximaal 6 weken verlof zonder behoud van loon. Wel bestaat er recht op een uitkering krachtens de Wet Arbeid en Zorg. Deze uitkering duurt net zo lang als het verlof. Het recht bestaat vanaf vier weken voor de komst van het adoptie-of pleegkind tot en met 22 weken erna.
13.Ouderschapsverlof
Met betrekking tot ouderschapsverlof is het bepaalde in hoofdstuk 6 van de Wet
Arbeid en Zorg van toepassing. Deze regeling houdt kort samengevat het volgende
in:
a.de werknemer die in dienst is van de werkgever heeft recht op verlof zonder behoud van loon, als de werknemer in familierechtelijke betrekking staat tot het kind, dan wel blijvend de verzorging en opvoeding van het kind op zich heeft genomen en met het kind op hetzelfde adres woont;
b.dit recht op verlof bestaat tot het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt;
c.het totale aantal uren verlof bedraagt voor de werknemer maximaal zesentwintig maal de arbeidsduur per week:
d.de werknemer meldt het voornemen om verlof op te nemen ten minste twee maanden vóór het tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever onder opgave van de periode, het aantal uren verlof per week, of als de arbeidsduur over een langer tijdvak is overeengekomen, over het tijdvak en de spreiding daarvan over de week of het anderszins overeengekomen tijdsvak;
e.de werkgever kan, na overleg met de werknemer, de door deze gewenste wijze van invulling van het verlof op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang wijzigen, tot vier weken voor het tijdstip van ingang van het verlof.
f.Vanaf 2 augustus 2022 krijgt een werknemer gedurende de eerste 9 van de 26 weken ouderschapsverlof, recht op een uitkering van UWV. Deze uitkering is 70% van het dagloon, en maximaal 70% van het maximumdagloon. Deze 9 weken betaald verlof moet de werknemer in het eerste levensjaar van zijn kind opnemen.
14.Gelijkstelling met huwelijk
De ongehuwde werknemer die duurzaam een gezamenlijk huishouden voert met een
partner heeft dezelfde rechten op buitengewoon verlof als de gehuwde
werknemer.
Indien in deze situatie een wijziging optreedt, is de werknemer verplicht dit aan werkgever mee te delen, bij gebreke waarvan hij geen aanspraak kan maken op buitengewoon verlof.
ARTIKEL 22 EHBO
EHBO-cursus en/of BHV-cursus
Indien de werknemer op verzoek van de werkgever een cursus volgt voor het
behalen van het EHBO-diploma, BHV-diploma/certificaat of een
EHBO/BHV-bijscholingscursus worden de kosten hiervan vergoed door de werkgever.
De cursustijd geldt als werktijd.
ARTIKEL 23 LEERLINGEN EN PRAKTIJKOPLEIDERS MBO
1.Leerbedrijven
De BBL en/of BOL leerling kan uitsluitend werkzaam zijn in een bedrijf dat als
leerbedrijf is erkend door het Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (SBB).
2.Arbeidsovereenkomst voor leerlingen (BBL)
a.De werkgever is verplicht met een BBL-leerling een schriftelijke
arbeidsovereenkomst af te sluiten.
Deze schriftelijke arbeidsovereenkomst dient te worden afgesloten voor minimaal 26 uur per week inclusief de zes uren waarin de leerling onderwijs volgt.
b.De schriftelijke arbeidsovereenkomst voor leerlingen wordt in tweevoud opgemaakt. De werkgever is verplicht de leerling voor de aanvang van het dienstverband een exemplaar van de schriftelijke arbeidsovereenkomst te verstrekken.
3.Praktijkovereenkomst
a.Bij een praktijkovereenkomst BBL dient door het bevoegde gezag van de
onderwijsinstelling waar de leerling een BBL opleiding geniet een
praktijkovereenkomst te zijn afgesloten tussen de onderwijsinstelling, de
werkgever en de leerling, mede ondertekend door het Samenwerkingsorganisatie
Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB).
b.Bij een praktijkovereenkomst BOL dient door het bevoegde gezag van de onderwijsinstelling waar de leerling een BOL opleiding geniet een praktijkovereenkomst te zijn afgesloten tussen de onderwijsinstelling, de werkgever en de leerling.
4.Koppeling praktijkovereenkomst/arbeidsovereenkomst voor leerlingen (BBL)
De arbeidsovereenkomst voor leerlingen en de praktijkovereenkomst zijn aan
elkaar gekoppeld. Dit betekent dat de arbeidsovereenkomst voor leerlingen
vervalt indien de praktijkovereenkomst eindigt en de praktijkovereenkomst
vervalt indien de arbeidsovereenkomst voor leerlingen eindigt.
De arbeidsovereenkomst en praktijkovereenkomst dienen eenzelfde looptijd te hebben. Als de praktijkovereenkomst eindigt als gevolg van het afleggen van een examen, wordt het examen als afgelegd beschouwd op de laatste dag van de looptijd van de arbeidsovereenkomst voor leerlingen.
5.Schoolbezoek (BBL en BOL)
a.De werkgever is verplicht de leerling in de gelegenheid te stellen het
aanvullend theoretisch en beroepsbegeleidend onderwijs te volgen aan de school
bedoeld in de praktijkovereenkomst.
b.De werkgever mag de leerling niet verplichten om op de schooldag, nadat de school is bezocht, nog in het leerbedrijf te komen werken.
6.De praktijkopleider en het praktijkopleidersoverleg (BBL en BOL)
a.De praktijkopleider is degene die in een door SBB erkend leerbedrijf het
praktijkgedeelte van de opleiding van de leerling, vallend onder de WEB,
verzorgt.
b.De praktijkopleider is verplicht het praktijkopleidersoverleg bij te wonen.
De werkgever dient de praktijkopleider in de gelegenheid te stellen dit praktijkopleidersoverleg binnen de arbeidstijd bij te wonen voor maximaal vier maal een halve dag per jaar. De praktijkopleider kan op een dergelijke dag slechts worden verplicht een halve werkdag in het leerbedrijf werkzaam te zijn.
Bij het niet naleven van deze verplichting kan het SBB de erkenning van het leerbedrijf intrekken.
c.Ingeval van een stage in het kader van een beroepsopleidende leerweg (BOL), ontvangt de praktijkopleider van de werkgever een vergoeding van € 50,- bruto per maand, voor zolang de stagebegeleiding duurt.
ARTIKEL 24 VERLOFSPAREN EN DUURZAME INZETBAARHEID
1.Verlofsparen
a.De werknemer heeft de mogelijkheid tot verlofsparen. Werknemers hebben vanaf
het tweede tot en met het vijfde jaar van het dienstverband recht op één
verlofspaardag per jaar. Deze verlofspaardag wordt toegekend op 1 januari
volgend op dat jaar. Vanaf het zesde jaar van het dienstverband heeft de
werknemer recht op twee verlofspaardagen per jaar. Deze verlofspaardagen worden
toegekend op 1 januari volgend op dat jaar.
In schema: |
|
Dienstjaar (per 1 januari van het volgende jaar) |
Aantal verlofspaardagen |
1 |
geen |
2 |
1 |
3 |
1 |
4 |
1 |
5 |
1 |
6 |
2 |
7 |
2 |
8 |
2 |
b.De regeling verlofsparen is tevens van toepassing op gespaarde overuren en vakantie-uren en tevens op de plusuren van de flexitimer na compensatie, die zijn geadministreerd overeenkomstig het model verlofkaart welke is opgenomen als bijlage 8 in deze cao.
Uitsluitend bovenwettelijke vakantiedagen komen in aanmerking voor de regeling verlofsparen. De werknemer dient dan bij de werkgever een schriftelijk verzoek in om niet genoten vakantiedagen niet vast te stellen, doch deze toe te voegen aan het tegoed van de gespaarde tijd.
c.De op te nemen tijd, zoals bedoeld in sub a en b, mag worden toegevoegd aan het reguliere aantal vakantiedagen waar werknemer recht op heeft in het jaar van opnemen.
d.Als de werknemer de gespaarde tijd inclusief een verloftegoed wenst op te nemen moet hij uiterlijk zes maanden van tevoren schriftelijk een verzoek bij zijn werkgever indienen. De werkgever zal het verzoek toestaan, tenzij een zwaarwegend bedrijfsbelang zich daartegen verzet. De werkgever zal een afwijzing schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer meedelen. In overleg wordt dan een andere periode afgesproken.
e.De gespaarde verloftijd mag niet meer bedragen dan een periode overeenkomend met een jaar, waarbij als norm geldt de normale werktijd die laatstelijk gold voor de werknemer in het voorafgaande kalenderjaar. Als de gespaarde tijd een hoger aantal uren bedraagt, zal werkgever deze alsnog uitbetalen tegen het dan geldende (uur)loon.
f.De gespaarde verloftijd dient uiterlijk tien jaar na de laatste dag van het jaar waarin het recht is ontstaan te zijn opgenomen.
Als na negen jaar de werknemer geen aanvraag heeft ingediend, neemt de werkgever hierover contact op met de werknemer.
g.Het recht op buitengewoon verlof zoals vermeld in artikel 21 is onverminderd van toepassing. In voorkomend geval gaat het buitengewoon verlof boven het opgenomen verlof en wordt de afgesproken verlofperiode met de duur van het buitengewoon verlof verlengd.
h.Als op grond van de wet verlof moet worden toegekend, zijn de wettelijke bepalingen onverminderd van toepassing. In geval van samenloop wordt de afgesproken verlofperiode met de duur van het wettelijke verlof verlengd.
i.Indien de werknemer het verlof wil opnemen in het kader van vervulling van (mantel)zorgtaken, kan hij het verzoek, in afwijking van sub d, uiterlijk één maand van tevoren schriftelijk bij de werkgever indienen.
2.Extra vrije tijd tot 1 april 2015
Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op werknemers die op 1 april 2015
in dienst zijn bij de werkgever en die voldoen aan de volgende voorwaarden:
a.De werknemer, niet zijnde een hulpkracht, heeft vanaf 50 jaar recht op extra vrije tijd. Als peildatum geldt het jaar waarin de leeftijd van 50 jaar wordt bereikt, dan wel, voor wat betreft de leeftijden van 55 en 60 jaar, de eerste dag van de week waarin de werknemer deze leeftijd bereikt.
-vanaf 50 tot 55 jaar één dag per jaar;
-vanaf 55 tot 60 jaar twee uren per week, op te nemen in blokken van
minimaal twee uren, in te roosteren door de werkgever; dan wel met de mogelijkheid de werkweek te verdelen over vier dagen van 9 uur;
-vanaf 60 jaar vier uren per week, op te nemen in blokken van minimaal twee uren, in te roosteren door de werkgever; dan wel met de mogelijkheid de werkweek te verdelen over vier dagen van 8,5 uur.
b.Voor een werknemer met een parttime dienstverband wordt deze bepaling naar evenredigheid toegepast.
c.De regelingen vanaf 55 tot 60 jaar en vanaf 60 jaar om te komen tot een werkweek van vier dagen gelden tenzij dit onmogelijk is om bedrijfsorganisatorische redenen. De werkgever dient een eventuele afwijzing van het verzoek schriftelijk te motiveren.
3.Overwerk en beschikbaarheidsdienst oudere werknemers
Als er door beschikbaarheidsdienst overwerk ontstaat, bij de werknemer van 55
jaar en ouder, heeft de werkgever de plicht dit overwerk in de volgende week te
compenseren in vrije tijd. De werknemer van 55 jaar en ouder wordt op grond van
artikel 12 lid 3 niet verplicht tot het verrichten van overwerk.
ARTIKEL 25 AANSPRAAK OP PENSIOEN
1.Iedere werknemer van 21 jaar en ouder tot uiterlijk de pensioenrichtleeftijd
wordt opgenomen in de pensioenregeling van de sector Recreatie, uitgevoerd door
het Pensioenfonds Recreatie, indien hij voldoet aan de bij die regeling voor
het deelnemerschap gestelde eisen.
2.De door de werkgever op grond van de pensioenregeling periodiek verschuldigde premie kan voor maximaal 50% worden ingehouden op het salaris van de werknemer.
3.De verschuldigde premie bedraagt 21,8% van de pensioengrondslag (pensioengevend uurloon verminderd met de uurfranchise). De franchise is gelijk aan de minimale fiscale franchise. Op uurfranchise is dit € 5,98 (2022). Op jaarbasis bedraagt de franchise € 11.819,- (1 januari 2022). De franchise wordt jaarlijks automatisch aangepast met het percentage dat de AOW jaarlijks wordt gewijzigd. De actuele bedragen en percentages staan vermeld op www.pensioenfondsrecreatie.nl/rekencijfers.
4.Het pensioen wordt opgebouwd over het pensioengevend jaarloon tot een maximum van het voor het betreffende jaar geldende maximum premieloon Sociale Verzekeringen (voor 2022: € 59.706,-) Dit maximum wordt jaarlijks automatisch aangepast. De actuele bedragen en percentages staan vermeld op www.pensioenfondsrecreatie.nl/rekencijfers.
5.Het opbouwpercentage bedraagt 1,213% per dienstjaar, met uitzondering van de situatie zoals beschreven in lid 3 van protocolafspraak VI pensioen.
6.De pensioenrichtleeftijd (pensioendatum) is de dag dat de werknemer 67 jaar wordt. De pensioenrichtleeftijd wordt vervolgens vastgesteld op basis van de hiervoor geldende wetgeving.
7.De pensioenregeling kent een ouderdomspensioen en een wezenpensioen.
8.De pensioenregeling kent geen nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner. De werkgever biedt individuele werknemers een vrijwillige ANW-hiaatregeling aan, die door het pensioenfonds wordt uitgevoerd. De door de werkgever op grond van deze regeling periodiek verschuldigde premie wordt ingehouden op het salaris van de werknemer, tenzij hierover tussen werkgever en werknemer andere afspraken zijn gemaakt.
9.De pensioenregeling kent een premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid.
10.De pensioenregeling kent een regeling voor pensioenopbouw voor werknemers met een bruto pensioengevend jaarloon hoger dan het gestelde maximum in lid 4. Werkgevers kunnen voor de bij hun werkzame werknemers die aan deze voorwaarde voldoen op vrijwillige basis aanvullend pensioen laten opbouwen voor het bedrag tussen het gestelde maximum in lid 4 en het fiscaal wettelijk toegestane maximum pensioengevend jaarloon van € 114.866 (2022). Dit bedrag wordt jaarlijks automatisch aangepast aan de daarvoor geldende wettelijke grens.
11.De pensioenregeling kent een aantal (wettelijke) keuzemogelijkheden, te weten: vervroeging en uitstel van de pensioendatum, variatie in de hoogte van het uit te keren pensioen en uitruil van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen bij uitdiensttreding en op de pensioendatum.
12.De pensioenregeling kent een streven naar koopkrachtbehoud voor alle pensioenen. De realisatie hiervan is volledig afhankelijk van het door het pensioenfonds behaalde rendement in enig jaar. Als maatstaf voor koopkrachtbehoud wordt gekeken naar de CPI- index (alle huishoudens afgeleid) voor het jaar voorafgaand met peildatum 1 oktober.
13.De pensioenregeling is nader uitgewerkt in een pensioenovereenkomst en een pensioenreglement, die te downloaden zijn via www.pensioenfondsrecreatie.nl. Op verzoek verstrekt het pensioenfonds deze informatie elektronisch of schriftelijk aan de werknemer.
Er is vanaf 1 januari 2020 een partnerpensioen op risicobasis ter hoogte van 70% ingevoerd. De pensioenpremie wordt hiervoor met 0,7% verhoogd. Werkgevers en werknemers betalen ieder 50% hiervan.
ARTIKEL 26 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1.Verplichtingen werknemer
De werknemer, die wegens ziekte niet in staat is de bedongen arbeid te
verrichten is gehouden:
a.de werkgever direct van de arbeidsongeschiktheid en van de vermoedelijke duur daarvan op de hoogte te stellen;
b.zonodig geneeskundige hulp in te roepen;
c.zich te houden aan de meldings-, controle- en andere voorschriften zoals opgenomen in bijlage 2, die deel uitmaakt van deze cao;
d.na zijn herstel de werkgever direct daarvan in kennis te stellen en de werkzaamheden te hervatten.
2.Loondoorbetaling
De werknemer die wegens arbeidsongeschiktheid niet in staat is de bedongen
arbeid te verrichten, behoudt in het eerste ziektejaar:
a.gedurende de eerste zes maanden doorbetaling van het loon tot 95% en
b.gedurende de tweede zes maanden tot 90% van het loon, maar het eerste ziektejaar ten minste het voor hem geldende wettelijke minimumloon In het tweede ziektejaar behoudt de werknemer:
c.gedurende de eerste zes maanden doorbetaling van het loon tot 85% en
d.gedurende de tweede zes maanden tot 80% van het loon.
Met loon wordt in dit lid bedoeld het loon zoals bedoeld in artikel 7:610 juncto 7:629 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Uitzondering
De werknemer heeft het in lid 2 van dit artikel bedoeld recht op
loondoorbetaling niet wanneer hij op grond van artikel 7:629 van het Burgerlijk
Wetboek geen recht heeft op doorbetaling van 70% van zijn loon.
4.Controle- en sanctievoorschriften
De werkgever is gerechtigd in geval van overtreding van de in bijlage 2 onder A
vermelde controlevoorschriften de loondoorbetaling zoals bepaald in lid 2 van
dit artikel te korten tot 70% van het loon met een minimum van het wettelijk
minimumloon, met inachtneming van de in bovengenoemde bijlage onder B vermelde
sanctievoorschriften.
In overleg met de Ondernemingsraad of de Personeelsvertegenwoordiging mag van de regels in bijlage 2 worden afgeweken, met dien verstande dat wat betreft de sancties onder B alleen in voor de werknemer gunstige zin mag worden afgeweken.
5.Salaris flexitimer en hulpkracht
Bij de bepaling van het salaris voor de flexitimer en hulpkracht (indien van
toepassing: inclusief het vakantiegeld en vakantiedagen) geldt het gemiddelde
maandsalaris over 13 weken onmiddellijk voorafgaand aan de
arbeidsongeschiktheid. Indien het gemiddelde maandsalaris over de voorafgaande
13 weken in vergelijking met hetgeen de werknemer gemiddeld over de
voorafgaande 52 weken heeft genoten kennelijk geen goede maatstaf is, geldt het
jaargemiddelde.
6.Opeenvolgende ziektegevallen
Voor de toepassing van dit artikel worden ziektegevallen die elkaar met een
tussenpoos van minder dan vier weken opvolgen, als één ziektegeval gezien.
7.Verhaalsrecht
Indien een werkgever op grond van het bepaalde in dit artikel verplicht is
tijdens ziekte of arbeidsongeschiktheid het loon van een zieke werknemer door
te betalen, heeft hij, indien de ongeschiktheid tot werken van de werknemer het
gevolg is van een gebeurtenis waarvoor een ander aansprakelijk is, ten opzichte
van die ander recht op schadevergoeding als gevolg van artikel 6:107a
Burgerlijk Wetboek.
ARTIKEL 27 MINIMALE OPLEIDINGSEISEN
1.Minimum (opleidings)eisen voor het uitvoeren van toezichthoudende taken.
Werknemers die belast zijn met toezichthoudende taken moeten voldoen aan de
volgende eisen:
-minimaal 18 jaar oud;
-diploma EHBO, MFA (Medical First Aid) of BHV. Dit diploma kan ook onderdeel zijn van een bredere opleiding;
-aantoonbare zwemvaardigheid door middel van een zwemtest om iemand uit het diepste deel van het bad te halen en de beheersing van de daarvoor benodigde reddings- en vervoersgrepen en deze vaardigheid en beheersing moet 2 maal per jaar worden getoetst.
2.Minimum (opleidings)eisen voor het zelfstandig uitvoeren van zwemlesgevende
taken.
Werknemers die zelfstandig zwemlesgevende taken uitvoeren moeten voldoen aan de volgende eisen:
-minimaal 18 jaar oud;
-diploma EHBO, MFA (Medical First Aid) of BHV. Dit diploma kan ook onderdeel zijn van een bredere opleiding;
-aantoonbare zwemvaardigheid door middel van een zwemtest om iemand uit het diepste deel van het bad te halen en de beheersing van de daarvoor benodigde reddings- en vervoersgrepen en deze vaardigheid en beheersing moet 2 maal per jaar worden getoetst;
-in bezit van een diploma van een relevante vakopleiding op minimaal MBO niveau 3, of in bezit van een diploma van een relevante vakopleiding op minimaal MBO niveau 2 en op basis van ervaringsjaren en een geslaagd EVC-traject een erkende niveau 3 waardering.
3.Toezichthoudende en zwemlesgevende taken mogen niet zelfstandig worden
uitgevoerd door medewerkers die niet aan de eisen in lid 1 respectievelijk lid
2 voldoen. ‘Aantoonbare zwemvaardigheid’ zoals genoemd bij het derde
gedachtestreepje onder lid 1 en lid 2 is altijd een vereiste voor het uitvoeren
van toezichthoudende en zwemlesgevende taken.
ARTIKEL 28 VRIJWILLIGERS
Toelichting
Cao-partijen zijn van mening dat voor zwembaden vanuit hun maatschappelijk
relevantie, de relatie met lokale overheden en de verankering in de lokale
samenleving de inzet van vrijwilligers wenselijk en onontbeerlijk is. Binnen de
kaders zoals hieronder in lid 1 tot en met 4 geformuleerd zal daar dan ook
ruimte voor moeten zijn. Indien als gevolg van wensen van een opdrachtgever
(i.c. gemeente) niet kan worden voldaan aan deze kaders dan zullen werkgever en
werknemers (i.c. vakbond en/of OR), zoveel als mogelijk gezamenlijk, met de
opdrachtgever in overleg treden met als doel hetgeen cao-partijen in lid 1 tot
en met 4 zijn overeengekomen te realiseren. Daarbij zullen zij rekening houden
met de mogelijkheid dat de inzet van vrijwilligers ook kan bijdragen aan het
behoud van werkgelegenheid.
1. Inzet vrijwilligers
In een organisatie die valt onder de werkingssfeer van deze cao vormt de inzet
van vrijwilligers een aanvulling op de professionele organisatie. Vrijwilligers
kunnen niet het werk van werknemers die belast zijn met zwemles geven en/of
werknemers die belast zijn met toezicht houden vervullen en waarvoor de
opleidingseisen gelden als genoemd in artikel 27.
2. Supervisie vrijwilligers
De inzet van vrijwilligers gebeurt onder supervisie en met ondersteuning van de
professionele organisatie.
3Rol medezeggenschap
Met inachtneming van de WOR overlegt de werkgever met de
ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging over het vrijwilligersbeleid en
over welk deel van de dienstverlening door vrijwilligers uitgevoerd kan worden.
Dit wordt jaarlijks geëvalueerd met de
ondernemingsraad/personeelsvertegenwoordiging.
4Toegewezen medewerkers
Het gestelde in de leden 1 tot en met 3 geldt ook voor de inzet van medewerkers
die zijn toegewezen door de overheid of opdrachtgever.
ARTIKEL 29 VAKBONDSFACILITEITEN
1.Goede arbeidsverhoudingen zijn gebaat bij communicatie van de vakbonden bij
deze cao met werknemers. Werkgevers bieden op verzoek van en in overleg met de
vakbonden binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid op de daarvoor
beschikbare plaatsen en tijden mogelijkheden voor vakbondspublicaties en
vakbondsoverleg. Vakbondsoverleg met werknemers vindt in beginsel plaats buiten
de normale werktijden. Indien het overleg tussen de werkgever en de vakbonden
onverhoopt niet tot overeenstemming leidt kan elke partij het verschil van
inzicht voor advies voorleggen aan de coördinatiegroep.
2.Indien de werknemer daar schriftelijk om verzoekt, zal de werkgever de door
de werknemer betaalde jaarcontributie aan de bij deze cao betrokken vakbonden
eenmaal per jaar met hem verrekenen onder gelijktijdige verlaging van het
brutoloon met het zelfde bedrag. Deze verplichting van de werkgever geldt
alleen indien:
a.de werknemer een bewijs van betaling van de contributie aan de werkgever overlegt;
b.de werknemer voor de uitvoering van de verplichting eventueel verder benodigde informatie verstrekt.
Deze faciliteit vervalt zodra dit wettelijk niet meer mogelijk is.
ARTIKEL 29 COÖRDINATIEGROEP ZWEMBADEN EN ZWEMSCHOLEN
Er is een coördinatiegroep Zwembaden die het beleid ontwikkelt en activiteiten
vaststelt die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van
de bedrijfstak zweminrichtingen. Tevens geeft de coördinatiegroep uitvoering
aan de afspraken die in de sociale agenda zijn opgenomen. De taak en werkwijze
van de coördinatiegroep zijn nader geregeld in een reglement dat deel uitmaakt
van de cao (bijlage 11).
ARTIKEL 30 FINANCIERING ACTIVITEITEN OP BRANCHENIVEAU
Er is een Stichting Sociaal Fonds Zwembaden en Zwemscholen. SFZZ stelt zich ten
doel het financieren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal
opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak zweminrichtingen. Deze
activiteiten zijn nader uitgewerkt in artikel 2 sub a tot en met i van het
reglement SFZZ (bijlage 13). SFZZ stelt zich daarnaast ten doel het financieren
van activiteiten die nodig zijn voor het doen naleven van de voor de
bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden, waaronder begrepen de taken van
de coördinatiegroep, zoals bedoeld in artikel 29 van de cao. Uitgezonderd zijn
het cao-overleg en de werkzaamheden van de redactiecommissie.
ARTIKEL 31 BESTEMMINGSRESERVE WERKGEVERSORGANISATIE
Door de werkgeversorganisatie zal een bestemmingsreserve ingericht worden. Ten
behoeve van deze reserve zal een premie worden geïnd bij de leden van de
werkgeversorganisatie ter hoogte van 0,2% van de loonsom. De bestemming van de
activiteiten kan door de werkgeversorganisatie worden bepaald, maar wel in
afstemming met de vakbonden.
ARTIKEL 32 DUUR VAN DEZE OVEREENKOMST
1.Looptijd
Deze overeenkomst is aangegaan voor een periode van 1 januari 2022 tot en met
31 december 2022.
2.Stilzwijgende verlenging
Indien geen der partijen uiterlijk drie maanden voor het tijdstip, waarop deze
overeenkomst eindigt, schriftelijk te kennen heeft gegeven dat zij de
overeenkomst wenst te beëindigen of te wijzigen, zal de overeenkomst telkens
met een looptijd van een jaar worden geacht te zijn verlengd.
Partijen ter ener zijde:
Vereniging Werkgevers in Zwembaden en Zwemscholen
T. van Etten
Partijen ter andere zijde:
CNV Vakmensen.nl
P. Fortuin
W. Kruithof
FNV
H. Yagoubi
I. Koppelman
SOCIALE AGENDA CAO ZWEMBADEN
Pre-ambule:
Partijen bij de cao Zwembaden zullen de arbeidsvoorwaarden en de
arbeidsverhoudingen afstemmen op de wensen en behoeften van werkgevers en
werknemers die vallen onder de werkingssfeer van de cao Zwembaden. Daarom
hebben zij een Sociale agenda opgesteld die zij tijdens de looptijd van de cao
Zwembaden gaan bespreken, invullen en uitwerken in nadere cao- afspraken die
deel uit kunnen gaan maken van de toekomstige cao Zwembaden.
Onderwerp I JAARUREN-MODEL
In het kader van duurzame inzetbaarheid / vitaliteit willen cao-partijen
uiterlijk eind 2023 onderzocht hebben of door de invoering van een
jaarurenmodel een betere afstemming kan plaatsvinden tussen het belang van de
werkgever om zijn werkaanbod zo goed mogelijk af te stemmen het belang van de
werknemer om een goede werk-privébalans te vinden. Om die reden kunnen
werkgevers gedurende de looptijd van deze cao deelnemen aan een pilotregeling
om de arbeidstijd en dienstrooster vorm te geven op basis van een
voorgeschreven jaarurenmodel.
De voorwaarden en het jaaurenmodel zijn opgenomen als bijlage 10.
Als nevendoel zal bekeken worden of het jaarurenmodel een bijdrage kan leveren aan een vereenvoudiging van de cao. Zo zijn verschillende termen in artikelen waar werktijden aan de orde komen niet eenduidig gedefinieerd of wordt er in de praktijk verschillende inhoud aan gegeven. Het gaat bijvoorbeeld om: parttimer, flexitimer, plusuren, extra uren, overuren, min-uren garantie- uren en compensatie-uren.
Onderwerp II WERKGELEGENHEID EN AANBESTEDINGEN
Cao-partijen willen met opdrachtgevers beleid ontwikkelen ten aanzien van
werkgelegenheid en werkzekerheid bij overname en aanbesteding en de inzet van
vrijwilligers en andere door de opdrachtgever toegewezen medewerkers (zie ook
cao artikel 27) moeten komen te liggen. Eén van de uitgangspunten is dat er
bij overname van een zwembad als gevolg van de uitkomst van een
aanbestedingsprocedure sprake moet zijn van baan- en/of werkgarantie voor
betrokken medewerkers. Hierbij zullen zij ook een raamwerk ontwikkelen voor een
doorlopend Sociaal Plan.
Onderwerp III SOCIAAL PLAN
Cao-partijen zullen een raamwerk ontwikkelen voor een doorlopend Sociaal Plan.
Het doel is een raamwerk op te leveren voor het te volgen proces en de
afspraken die bij reorganisaties op ondernemingsniveau in overleg met OR en PVT
gemaakt moeten worden. De cao Openbare Bibliotheken bevat een voorbeeld van
zo’n regeling.
Onderwerp IV VITALITEITSBELEID
Cao-partijen zullen vorm en inhoud geven aan vitaliteitsbeleid, waarbij
duidelijke afspraken gemaakt worden over de wijze waarop dat gefaciliteerd en
gefinancierd zal worden.
Onderwerp V INDIVIDUELE KEUZEMOGELIJKHEDEN
Cao-partijen hebben het voornemen om de cao Zwembaden te voorzien van meer
individuele keuzemogelijkheden voor medewerkers. Dat kan door de waarde van het
totale pakket arbeidsvoorwaarden te bepalen op grond van de cao, maar voor de
invulling daarvan meer ruimte te bieden voor individuele keuzes van
medewerkers. Daarbij kan worden gedacht aan uitruil van aanspraken op geld en
vrije tijd, maar ook aan de mogelijkheid van investeren in opleiding en
ontwikkeling en sparen voor extra pensioen en aan de mogelijkheid om de
vakantietoeslag per maand uit te betalen. Partijen zullen bij het ontwikkelen
van meer individuele keuzevrijheid en – mogelijkheden mede gebruik maken van
goede voorbeelden uit andere cao’s. Daarbij zal ook aandacht worden besteed
aan de gebruikersvriendelijkheid en uitvoerbaarheid met behulp van moderne
technologie, waarbij extra administratieve belasting zo veel mogelijk voorkomen
wordt.
Onderwerp VI LEEFTIJDSDAGEN / PLB / ARTIKEL 24
Cao-partijen streven er naar een afspraak te maken over een PLB-regeling voor alle medewerkers. Deze regeling zal in de plaats komen van het huidige artikel 24. Bouwstenen voor de regeling zijn te vinden in de voorstellen zoals die zijn gedaan in de ten behoeve van de nieuwe cao ingestelde werkgroep Duurzame Inzetbaarheid en een 80-90-100 regeling. Partijen zullen een oplossing vinden voor de volgende knelpunten:
•Een compensatie in geld kan voor veel werkgevers niet haalbaar zijn omdat het geld op dat moment niet aanwezig is.
•Medewerkers (met name 50-plus) hebben idee dat zij er afgelopen tijd voor wat betreft het toekomstperspectief op achteruit zijn gegaan. Draagvlak bij medewerkers (achterban vakbond) voor een nieuwe regeling zal dan ook tijd kosten.
•De afkoop in één bedrag leidt tot een complicatie bij de overgang van de exploitatie naar een andere partij. Deze partij krijgt dan te maken met lagere kosten wat hem in een voordeligere positie brengt. Dit vraagstuk wordt door de werkgroep onderschreven.
De nieuwe regeling zal moeten worden bezien in de context, afspraken, kosten en opbrengsten van de nieuwe cao.
Onderwerp VII PROTOCOLLEN TOEZICHT ZWEMVEILIGHEID
In het kader van een betere veiligheid in de zwembaden in het noodzaak per
accommodatie/bassin een goed toezichtplan te hebben en te bewaken. Cao-partijen
zijn van mening dat er een landelijk protocol voor het toezichthouden bij
recreatief zwemmen en doelgroep/instructiezwemmen moet komen. In dit
toezichtprotocol dienen richtlijnen te komen die er voor zorgen dat de
toezichthouder/zweminstructeur steeds goed attent en alert kan blijven
functioneren.
Onderwerp VIII Toekomst sector
Cao-partijen gaan gedurende de looptijd van de cao met elkaar in gesprek over
de ontwikkelingen in de sector. Onderwerpen die daarbij aan de orde komen zijn
in ieder geval de situatie op de arbeidsmarkt en duurzame inzetbaarheid. De
uitkomsten van deze gesprekken worden meegenomen bij een volgende cao. Ook
wordt er al tijdens de looptijd van deze cao gewerkt aan gezamenlijke projecten
op het gebied van sociale veiligheid, welke een bijdrage leveren voor de hele
zwembadbranche.
Onderwerp IX Toepassing min-uren
Cao-partijen hebben geconstateerd dat er in de praktijk soms onduidelijkheid is
over de min-uren als gevolg van de sluiting van de bedrijven door corona.
Ondanks dat er momenteel geen lockdown is hebben partijen het volgende
afgesproken in artikel 11 lid 2 sub f. Het is niet toegestaan om niet-gewerkte
uren als gevolg van een sluiting van een accommodatie op advies of op
instructie van de overheid als min-uren aan te merken en te administreren. De
niet-gewerkte uren komen voor rekening en risico van werkgever, tenzij
alternatieve werkzaamheden voorhanden zijn en de werknemer dus inzetbaar is
ondanks de sluiting van de accommodatie (inwerkingtredingsmoment 1 januari
2022).
BIJLAGE 1A CAO ZWEMBADEN
Wettelijk minimumloon per 1 januari 2022
Het wettelijk minimum(jeugd)loon geldt voor hulpkrachten en werknemers die
vallen onder de Participatiewet.
Onderstaande bedragen zijn gebaseerd op een 38-urige werkweek.
Wettelijke minimumloon
Voor een werknemer van 21 jaar of ouder is het brutominimumloon bij een volledig dienstverband per 1 januari 2022:
Per maand |
€ 1.725,00 |
Per week |
€ 398,10 |
Per dag |
€ 79,62 |
Per uur |
€ 10,48 |
Voor hulpkrachten van 15 tot en met 20 jaar en voor werknemers die vallen onder de participatiewet gelden onderstaande tabel.
Leeftijd |
Per maand |
Per week |
per uur |
15 |
€ 517,50 |
€ 119,45 |
€ 3,15 |
16 |
595,15 |
137,35 |
3,62 |
17 |
681,40 |
157,25 |
4,14 |
18 |
862,50 |
199,05 |
5,24 |
19 |
1.035,00 |
238,85 |
6,29 |
20 |
1.380,00 |
318,50 |
8,39 |
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van deze cao gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
Wettelijk minimumloon per 1 juli 2022
Het wettelijk minimum(jeugd)loon geldt voor hulpkrachten en werknemers die
vallen onder de Participatiewet.
Onderstaande bedragen zijn gebaseerd op een 38-urige werkweek.
Wettelijke minimumloon
Voor een werknemer van 21 jaar of ouder is het brutominimumloon bij een volledig dienstverband per 1 juli 2022:
Per maand |
€ 1.756,20 |
Per week |
€ 405,30 |
Per dag |
€ 81,06 |
Per uur |
€ 10,67 |
Voor hulpkrachten van 15 tot en met 20 jaar en voor werknemers die vallen onder de participatiewet gelden onderstaande tabel.
Leeftijd |
Per maand |
Per week |
per uur |
15 |
€ 526,85 |
€ 121,60 |
€ 3,20 |
16 |
605,90 |
139,85 |
3,69 |
17 |
693,70 |
160,10 |
4,22 |
18 |
878,10 |
202,65 |
5,34 |
19 |
1.053,70 |
243,20 |
6,40 |
20 |
1.404,95 |
324,25 |
8,54 |
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van deze cao gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
BIJLAGE 1B CAO ZWEMBADEN
Rekengrondslagen als bedoeld in artikel
15 lid 2
per 1 januari 2022
Maand
Schaal |
Laagste schaalloon |
Rekengrondslag |
|
70% |
80% |
90% |
|
|
80% |
|
van de voorgestelde rekengrondslagen |
|
|
1 |
1792,76 |
1434,21 |
|
1003,95 |
1147,37 |
1380,00* |
2 |
1843,13 |
1474,50 |
|
1032,15 |
1179,60 |
1380,00* |
3 |
1925,23 |
1540,18 |
|
1078,13 |
1232,15 |
1386,17 |
4 |
2010,44 |
1608,35 |
|
1125,85 |
1286,68 |
1447,52 |
5 |
2177,79 |
1742,23 |
|
1219,56 |
1393,79 |
1568,01 |
6 |
2345,90 |
1876,72 |
|
1313,70 |
1501,38 |
1689,05 |
7 |
2681,37 |
2145,10 |
|
1501,57 |
1716,08 |
1930,59 |
8 |
3016,06 |
2412,85 |
|
1688,99 |
1930,28 |
2171,56 |
9 |
3351,52 |
2681,22 |
|
1876,85 |
2144,97 |
2413,09 |
4 weken
Schaal |
Laagste schaalloon |
Rekengrondslag |
|
70% |
80% |
90% |
|
|
80% |
|
van de voorgestelde rekengrondslagen |
|
|
1 |
1654,82 |
1323,86 |
|
926,70 |
1059,08 |
1274,00* |
2 |
1701,33 |
1361,06 |
|
952,74 |
1088,85 |
1274,00* |
3 |
1777,14 |
1421,71 |
|
995,20 |
1137,37 |
1279,54 |
4 |
1855,81 |
1484,65 |
|
1039,25 |
1187,72 |
1336,18 |
5 |
2010,26 |
1608,21 |
|
1125,75 |
1286,57 |
1447,39 |
6 |
2165,47 |
1732,38 |
|
1212,66 |
1385,90 |
1559,14 |
7 |
2475,10 |
1980,08 |
|
1386,06 |
1584,06 |
1782,07 |
8 |
2784,04 |
2227,23 |
|
1559,06 |
1781,79 |
2004,51 |
9 |
3093,71 |
2474,97 |
|
1732,48 |
1979,97 |
2227,47 |
Week
Schaal |
Laagste schaalloon |
Rekengrondslag |
|
70% |
80% |
90% |
|
|
80% |
|
van de voorgestelde rekengrondslagen |
|
|
1 |
413,71 |
330,97 |
|
231,68 |
264,77 |
318,50* |
2 |
425,34 |
340,27 |
|
238,19 |
272,22 |
318,50* |
3 |
444,27 |
355,42 |
|
248,79 |
284,33 |
319,87 |
4 |
463,94 |
371,15 |
|
259,81 |
296,92 |
334,04 |
5 |
502,60 |
402,08 |
|
281,46 |
321,66 |
361,87 |
6 |
541,36 |
433,09 |
|
303,16 |
346,47 |
389,78 |
7 |
618,78 |
495,02 |
|
346,52 |
396,02 |
445,52 |
8 |
696,00 |
556,80 |
|
389,76 |
445,44 |
501,12 |
9 |
773,44 |
618,75 |
|
433,13 |
495,00 |
556,88 |
*Bedrag gelijk aan wettelijk minimumloon per 1 januari 2022
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van deze cao
waardoor bedragen uit de salarisschaal onder het wettelijk minimumloon komen, gelden de nieuwe
wettelijke bedragen.
Rekengrondslagen als bedoeld in artikel
15 lid 2
per 1 juli 2022
Maand
Schaal |
Laagste schaalloon |
Rekengrondslag |
|
70% |
80% |
90% |
|
|
80% |
|
van de voorgestelde rekengrondslagen |
|
|
1 |
1798,13 |
1438,50 |
|
1006,95 |
1150,80 |
1404,95* |
2 |
1848,66 |
1478,93 |
|
1035,25 |
1183,14 |
1404,95* |
3 |
1931,01 |
1544,81 |
|
1081,37 |
1235,85 |
1405,95* |
4 |
2016,48 |
1613,18 |
|
1129,23 |
1290,55 |
1451,87 |
5 |
2184,32 |
1747,46 |
|
1223,22 |
1397,96 |
1572,71 |
6 |
2352,94 |
1882,35 |
|
1317,65 |
1505,88 |
1694,12 |
7 |
2689,42 |
2151,54 |
|
1506,08 |
1721,23 |
1936,38 |
8 |
3025,11 |
2420,09 |
|
1694,06 |
1936,07 |
2178,08 |
9 |
3361,58 |
2689,26 |
|
1882,48 |
2151,41 |
2420,34 |
4 Weken
Schaal |
Laagste schaalloon |
Rekengrondslag |
|
70% |
80% |
90% |
|
|
80% |
|
van de voorgestelde rekengrondslagen |
|
|
1 |
1959,78 |
1567,82 |
|
1097,48 |
1254,26 |
1297,00* |
2 |
1706,43 |
1365,14 |
|
955,60 |
1092,12 |
1297,00* |
3 |
1782,48 |
1425,98 |
|
998,19 |
1140,79 |
1297,00* |
4 |
1861,38 |
1489,10 |
|
1042,37 |
1191,28 |
1340,19 |
5 |
2016,29 |
1613,03 |
|
1129,12 |
1290,43 |
1451,73 |
6 |
2171,96 |
1737,57 |
|
1216,30 |
1390,05 |
1563,81 |
7 |
2482,52 |
1986,02 |
|
1390,21 |
1588,81 |
1787,41 |
8 |
2792,39 |
2233,91 |
|
1563,74 |
1787,13 |
2010,52 |
9 |
3102,99 |
2482,39 |
|
1737,67 |
1985,91 |
2234,15 |
Week
Schaal |
Laagste schaalloon |
Rekengrondslag |
|
70% |
80% |
90% |
|
|
80% |
|
van de voorgestelde rekengrondslagen |
|
|
1 |
414,95 |
331,96 |
|
232,37 |
265,57 |
324,25* |
2 |
426,62 |
341,30 |
|
238,91 |
273,04 |
324,25* |
3 |
445,60 |
356,48 |
|
249,54 |
285,18 |
324,25* |
4 |
465,33 |
372,26 |
|
260,58 |
297,81 |
335,04 |
5 |
504,10 |
403,28 |
|
282,30 |
322,62 |
362,95 |
6 |
542,98 |
434,38 |
|
304,07 |
347,51 |
390,95 |
7 |
620,64 |
496,51 |
|
347,56 |
397,21 |
446,86 |
8 |
698,09 |
558,47 |
|
390,93 |
446,78 |
502,62 |
9 |
775,76 |
620,61 |
|
434,43 |
496,49 |
558,55 |
*Bedrag gelijk aan wettelijk minimumloon per 1 juli 2022
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van deze cao
waardoor bedragen uit de salarisschaal onder het wettelijk minimumloon komen, gelden de nieuwe
wettelijke bedragen.
BIJLAGE 1C CAO ZWEMBADEN
Salarisschalen per 1 januari 2022
Arbeidsduur 38 uur per week
VAKVOLWASSEN WERKNEMER Bedragen in euro’s per maand
Periodiek |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
Schaal 5 |
Schaal 6 |
Schaal 7 |
Schaal 8 |
Schaal 9 |
0 |
1792,76 |
1843,13 |
1925,23 |
2010,44 |
2177,79 |
2345,90 |
2681,37 |
3016,06 |
3351,52 |
1 |
1847,00 |
1890,91 |
1973,00 |
2056,34 |
2225,29 |
2401,14 |
2740,13 |
3072,76 |
3415,08 |
2 |
0,00 |
1938,74 |
2020,72 |
2102,19 |
2272,78 |
2456,35 |
2798,86 |
3129,46 |
3478,57 |
3 |
0,00 |
1986,56 |
2068,46 |
2148,10 |
2320,27 |
2511,58 |
2857,58 |
3186,15 |
3542,11 |
4 |
0,00 |
2034,34 |
2116,20 |
2194,01 |
2367,77 |
2566,80 |
2916,33 |
3242,86 |
3605,63 |
5 |
0,00 |
2082,17 |
2163,96 |
2239,89 |
2415,26 |
2622,01 |
2975,07 |
3299,57 |
3669,18 |
6 |
0,00 |
2129,98 |
2211,70 |
2285,74 |
2462,72 |
2677,21 |
3033,83 |
3356,24 |
3732,70 |
7 |
0,00 |
2177,79 |
2259,45 |
2331,63 |
2510,22 |
2732,43 |
3092,57 |
3412,92 |
3796,23 |
8 |
0,00 |
0,00 |
2307,19 |
2377,51 |
2557,74 |
2787,63 |
3151,30 |
3469,63 |
3859,78 |
9 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2423,39 |
2605,24 |
2842,87 |
3210,05 |
3526,37 |
3923,28 |
10 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2652,69 |
2898,10 |
3268,76 |
3583,02 |
3986,81 |
11 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2953,32 |
3327,50 |
3639,72 |
4050,36 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
VAKVOLWASSEN WERKNEMER |
|
Bedragen in euro’s per 4 weken |
|
|
|
||||
Periodiek |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
Schaal 5 |
Schaal 6 |
Schaal 7 |
Schaal 8 |
Schaal 9 |
0 |
1654,82 |
1701,33 |
1777,14 |
1855,81 |
2010,26 |
2165,47 |
2475,10 |
2784,04 |
3093,71 |
1 |
1704,94 |
1745,46 |
1821,23 |
1898,16 |
2054,13 |
2216,43 |
2529,33 |
2836,39 |
3152,38 |
2 |
0,00 |
1789,62 |
1865,26 |
1940,51 |
2097,96 |
2267,41 |
2583,54 |
2888,75 |
3211,00 |
3 |
0,00 |
1833,75 |
1909,32 |
1982,88 |
2141,79 |
2318,37 |
2637,78 |
2941,09 |
3269,65 |
4 |
0,00 |
1877,87 |
1953,44 |
2025,22 |
2185,62 |
2369,36 |
2692,00 |
2993,40 |
3328,28 |
5 |
0,00 |
1922,00 |
1997,49 |
2067,58 |
2229,48 |
2420,33 |
2746,21 |
3045,73 |
3386,92 |
6 |
0,00 |
1966,13 |
2041,59 |
2109,93 |
2273,30 |
2471,29 |
2800,46 |
3098,07 |
3445,57 |
7 |
0,00 |
2010,26 |
2085,65 |
2152,26 |
2317,14 |
2522,22 |
2854,69 |
3150,39 |
3504,24 |
8 |
0,00 |
0,00 |
2129,70 |
2194,63 |
2360,99 |
2573,22 |
2908,89 |
3202,75 |
3562,87 |
9 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2236,96 |
2404,83 |
2624,20 |
2963,12 |
3255,09 |
3621,50 |
10 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2448,64 |
2675,19 |
3017,35 |
3307,39 |
3680,13 |
11 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2726,13 |
3071,54 |
3359,76 |
3738,80 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
VAKVOLWASSEN WERKNEMER |
|
Bedragen in euro’s per week |
|
|
|
||||
Periodiek |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
Schaal 5 |
Schaal 6 |
Schaal 7 |
Schaal 8 |
Schaal 9 |
0 |
413,71 |
425,34 |
444,27 |
463,94 |
502,60 |
541,36 |
618,78 |
696,00 |
773,44 |
1 |
426,23 |
436,39 |
455,30 |
474,55 |
513,54 |
554,11 |
632,33 |
709,08 |
788,08 |
2 |
0,00 |
447,39 |
466,32 |
485,12 |
524,48 |
566,85 |
645,87 |
721,41 |
802,75 |
3 |
0,00 |
458,45 |
477,36 |
495,72 |
535,45 |
579,61 |
659,44 |
735,26 |
817,41 |
4 |
0,00 |
469,45 |
488,34 |
506,31 |
546,39 |
592,34 |
672,99 |
748,37 |
832,06 |
5 |
0,00 |
480,51 |
499,39 |
516,90 |
557,36 |
605,10 |
686,56 |
761,42 |
846,72 |
6 |
0,00 |
491,54 |
510,40 |
527,46 |
568,31 |
617,83 |
700,12 |
774,53 |
861,40 |
7 |
0,00 |
502,60 |
521,41 |
538,05 |
579,30 |
630,56 |
713,67 |
787,62 |
876,04 |
8 |
0,00 |
0,00 |
532,44 |
548,66 |
590,26 |
643,31 |
727,23 |
800,67 |
890,72 |
9 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
559,24 |
601,20 |
656,04 |
740,79 |
813,77 |
905,37 |
10 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
612,18 |
668,80 |
754,33 |
826,84 |
920,05 |
11 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
681,53 |
767,87 |
839,94 |
934,68 |
LONEN PER 01-01-2022
ARBEIDSDUUR: 38 UUR PER WEEK
JEUGDSCHALEN Bedragen in euro’s per maand
Leeftijd |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
15 jaar |
627,47 |
645,09 |
673,84 |
703,67 |
16 jaar |
672,30 |
691,16 |
721,95 |
753,91 |
17 jaar |
761,90 |
783,32 |
818,22 |
854,42 |
18 jaar |
896,37 |
921,56 |
962,62 |
1005,23 |
19 jaar |
1075,65 |
1105,88 |
1155,13 |
1206,27 |
20 jaar |
1380,00* |
1380,00* |
1380,00* |
1407,32 |
JEUGDSCHALEN Bedragen in euro’s per 4 weken
Leeftijd |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
15 jaar |
579,17 |
595,47 |
622,00 |
649,53 |
16 jaar |
620,55 |
638,00 |
666,44 |
695,92 |
17 jaar |
703,30 |
723,08 |
755,28 |
788,71 |
18 jaar |
827,41 |
850,68 |
888,58 |
927,89 |
19 jaar |
992,90 |
1020,80 |
1066,31 |
1113,49 |
20 jaar |
1274,00* |
1274,00* |
1274,00* |
1299,06 |
|
|
|
|
|
JEUGDSCHALEN Bedragen in euro’s per week
Leeftijd |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
15 jaar |
144,80 |
148,86 |
155,51 |
162,39 |
16 jaar |
155,14 |
159,50 |
166,60 |
173,98 |
17 jaar |
175,81 |
180,77 |
188,83 |
197,18 |
18 jaar |
206,84 |
212,67 |
222,15 |
232,00 |
19 jaar |
248,23 |
255,19 |
266,58 |
278,37 |
20 jaar |
318,50* |
318,50* |
318,50* |
324,78 |
* bedragen gelijk aan het minimumloon per 1 januari 2022
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van
deze cao waardoor bedragen uit de salarisschaal onder het wettelijk minimumloon
komen, gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
Lonen voor eerstejaars leerlingen per 1 januari 2022
De leerling ontvangt gedurende het eerste leerjaar een salaris op basis van
salarisschaal 2 bij 0 functieperiodieken.
Dit betekent een salaris (in euro’s) voor deze leerlingen van:
|
38 urige werkweek (geen schooldag) |
32 urige werkweek (1 schooldag) |
||
Leeftijd |
Per week |
Per maand |
Per week |
Per maand |
15 jaar |
148,86 |
645,09 |
125,35 |
543,24 |
16 jaar |
159,51 |
691,16 |
134,31 |
582,05 |
17 jaar |
180,76 |
783,32 |
152,24 |
659,64 |
18 jaar |
212,67 |
921,56 |
179,10 |
776,05 |
19 jaar |
255,19 |
1105,89 |
214,93 |
931,25 |
20 jaar |
318,50* |
1380,00* |
268,21* |
1162,11* |
21 jaar |
398,10* |
1725,00* |
335,24* |
1452,63* |
Lonen voor leerlingen vanaf het tweede leerjaar per 1 januari 2022
De leerling ontvangt vanaf het tweede leerjaar een salaris op basis van
salarisschaal 3 bij 0 functieperiodieken.
Dit betekent een salaris (in euro’s) voor deze leerlingen van:
|
38 urige werkweek (geen schooldag) |
32 urige werkweek (1 schooldag) |
||
Leeftijd |
Per week |
Per maand |
Per week |
Per maand |
15 jaar |
155,51 |
673,84 |
130,96 |
567,45 |
16 jaar |
166,60 |
721,96 |
140,32 |
607,95 |
17 jaar |
188,83 |
818,22 |
159,00 |
689,04 |
18 jaar |
222,15 |
962,60 |
187,06 |
810,65 |
19 jaar |
266,58 |
1155,13 |
224,49 |
972,76 |
20 jaar |
318,50* |
1380,00* |
268,21* |
1162,11* |
21 jaar |
398,10* |
1725,00* |
335,24* |
1452,63* |
* bedragen gelijk aan minimumloon per 1 januari 2022
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van
deze cao waardoor bedragen uit de salarisschaal onder het wettelijk minimumloon
komen, gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
Bijlage 1D CAO ZWEMBADEN
Salarisschalen per 1 juli 2022
Salarisschalen per 1 juli 2022
Arbeidsduur 38 uur per week
VAKVOLWASSEN WERKNEMER Bedragen in euro’s per maand
Periodiek |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
Schaal 5 |
Schaal 6 |
Schaal 7 |
Schaal 8 |
Schaal 9 |
0 |
1798,13 |
1848,66 |
1931,01 |
2016,48 |
2184,32 |
2352,94 |
2689,42 |
3025,11 |
3361,58 |
1 |
1852,54 |
1896,59 |
1978,92 |
2062,50 |
2231,97 |
2408,34 |
2748,35 |
3081,98 |
3425,33 |
2 |
0,00 |
1944,55 |
2026,78 |
2108,50 |
2279,60 |
2463,72 |
2807,25 |
3138,85 |
3489,00 |
3 |
0,00 |
1992,52 |
2074,67 |
2154,54 |
2327,23 |
2519,11 |
2866,15 |
3195,70 |
3552,73 |
4 |
0,00 |
2040,44 |
2122,55 |
2200,59 |
2374,88 |
2574,50 |
2925,08 |
3252,59 |
3616,45 |
5 |
0,00 |
2088,42 |
2170,45 |
2246,61 |
2422,51 |
2629,88 |
2984,00 |
3309,47 |
3680,19 |
6 |
0,00 |
2136,37 |
2218,34 |
2292,59 |
2470,11 |
2685,24 |
3042,93 |
3366,31 |
3743,90 |
7 |
0,00 |
2184,32 |
2266,23 |
2338,62 |
2517,75 |
2740,63 |
3101,85 |
3423,16 |
3807,62 |
8 |
0,00 |
0,00 |
2314,11 |
2384,64 |
2565,41 |
2795,99 |
3160,75 |
3480,04 |
3871,36 |
9 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2430,66 |
2613,05 |
2851,40 |
3219,68 |
3536,95 |
3935,05 |
10 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2660,65 |
2906,79 |
3278,57 |
3593,76 |
3998,77 |
11 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2962,18 |
3337,48 |
3650,64 |
4062,51 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
VAKVOLWASSEN WERKNEMER |
|
Bedragen in euro’s per 4 weken |
|
|
|
||||
Periodiek |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
Schaal 5 |
Schaal 6 |
Schaal 7 |
Schaal 8 |
Schaal 9 |
0 |
1659,78 |
1706,43 |
1782,48 |
1861,38 |
2016,29 |
2171,96 |
2482,52 |
2792,39 |
3102,99 |
1 |
1710,06 |
1750,70 |
1826,69 |
1903,85 |
2060,29 |
2223,08 |
2536,92 |
2844,90 |
3161,84 |
2 |
0,00 |
1794,98 |
1870,85 |
1946,33 |
2104,25 |
2274,21 |
2591,29 |
2897,42 |
3220,63 |
3 |
0,00 |
1839,25 |
1915,05 |
1988,83 |
2148,22 |
2325,33 |
2645,70 |
2949,91 |
3279,45 |
4 |
0,00 |
1883,50 |
1959,30 |
2031,29 |
2192,18 |
2376,47 |
2700,08 |
3002,38 |
3338,27 |
5 |
0,00 |
1927,76 |
2003,48 |
2073,78 |
2236,17 |
2427,59 |
2754,45 |
3054,87 |
3397,08 |
6 |
0,00 |
1972,03 |
2047,71 |
2116,26 |
2280,12 |
2478,70 |
2808,86 |
3107,36 |
3455,91 |
7 |
0,00 |
2016,29 |
2091,91 |
2158,72 |
2324,09 |
2529,79 |
2863,25 |
3159,84 |
3514,76 |
8 |
0,00 |
0,00 |
2136,09 |
2201,21 |
2368,07 |
2580,94 |
2917,61 |
3212,35 |
3573,56 |
9 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2243,67 |
2412,04 |
2632,07 |
2972,01 |
3264,86 |
3632,36 |
10 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2455,98 |
2683,21 |
3026,40 |
3317,31 |
3691,17 |
11 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
2734,31 |
3080,75 |
3369,84 |
3750,01 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
VAKVOLWASSEN WERKNEMER |
|
Bedragen in euro’s per week |
|
|
|
||||
Periodiek |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
Schaal 5 |
Schaal 6 |
Schaal 7 |
Schaal 8 |
Schaal 9 |
0 |
414,95 |
426,62 |
445,60 |
465,33 |
504,10 |
542,98 |
620,64 |
698,09 |
775,76 |
1 |
427,51 |
437,70 |
456,67 |
475,97 |
515,08 |
555,78 |
634,23 |
711,21 |
790,44 |
2 |
0,00 |
448,73 |
467,72 |
486,58 |
526,05 |
568,55 |
647,81 |
723,58 |
805,16 |
3 |
0,00 |
459,83 |
478,79 |
497,20 |
537,06 |
581,35 |
661,42 |
737,47 |
819,86 |
4 |
0,00 |
470,86 |
489,81 |
507,83 |
548,03 |
594,12 |
675,01 |
750,61 |
834,56 |
5 |
0,00 |
481,95 |
500,89 |
518,45 |
559,03 |
606,92 |
688,62 |
763,71 |
849,26 |
6 |
0,00 |
493,02 |
511,93 |
529,04 |
570,02 |
619,68 |
702,22 |
776,85 |
863,98 |
7 |
0,00 |
504,10 |
522,97 |
539,67 |
581,03 |
632,45 |
715,81 |
789,98 |
878,67 |
8 |
0,00 |
0,00 |
534,04 |
550,31 |
592,03 |
645,24 |
729,42 |
803,07 |
893,40 |
9 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
560,92 |
603,01 |
658,01 |
743,01 |
816,21 |
908,08 |
10 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
614,01 |
670,81 |
756,59 |
829,32 |
922,81 |
11 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
0,00 |
683,57 |
770,17 |
842,46 |
937,49 |
LONEN PER 01-07-2022
ARBEIDSDUUR: 38 UUR PER WEEK
JEUGDSCHALEN Bedragen in euro’s per maand
Leeftijd |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
15 jaar |
629,35 |
647,03 |
675,86 |
705,78 |
16 jaar |
674,32 |
693,23 |
724,12 |
756,17 |
17 jaar |
764,18 |
785,67 |
820,68 |
856,98 |
18 jaar |
899,06 |
924,32 |
965,50 |
1008,24 |
19 jaar |
1078,87 |
1109,20 |
1158,60 |
1209,89 |
20 jaar |
1404,95* |
1404,95* |
1404,95* |
1411,54 |
JEUGDSCHALEN Bedragen in euro’s per 4 weken
Leeftijd |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
15 jaar |
580,91 |
597,26 |
623,87 |
651,48 |
16 jaar |
622,41 |
639,92 |
668,44 |
698,01 |
17 jaar |
705,41 |
725,25 |
757,55 |
791,08 |
18 jaar |
829,90 |
853,23 |
891,25 |
930,68 |
19 jaar |
995,87 |
1023,87 |
1069,50 |
1116,83 |
20 jaar |
1297,00* |
1297,00* |
1297,00* |
1302,96 |
JEUGDSCHALEN Bedragen in euro’s per week
Leeftijd |
Schaal 1 |
Schaal 2 |
Schaal 3 |
Schaal 4 |
15 jaar |
145,23 |
149,30 |
155,97 |
162,87 |
16 jaar |
155,60 |
159,98 |
167,10 |
174,50 |
17 jaar |
176,34 |
181,31 |
189,40 |
197,77 |
18 jaar |
207,46 |
213,31 |
222,82 |
232,70 |
19 jaar |
248,98 |
255,96 |
267,38 |
279,21 |
20 jaar |
324,25* |
324,25* |
324,25* |
325,76 |
*Bedragen gelijk aan wettelijk minimumloon per 1 juli 2022
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van deze cao waardoor bedragen uit de salarisschaal onder het wettelijk minimumloon komen, gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
Lonen voor eerstejaars leerlingen per 1 juli 2022
De leerling ontvangt gedurende het eerste leerjaar een salaris op basis van salarisschaal 2 bij 0 functieperiodieken.
Dit betekent een salaris (in euro’s) voor deze leerlingen van:
|
38 urige werkweek (geen schooldag) |
32 urige werkweek (1 schooldag) |
||
Leeftijd |
Per week |
Per maand |
Per week |
Per maand |
15 jaar |
149,30 |
647,03 |
125,73 |
544,87 |
16 jaar |
159,99 |
693,23 |
134,72 |
583,79 |
17 jaar |
181,30 |
785,67 |
152,70 |
661,62 |
18 jaar |
213,31 |
924,32 |
179,64 |
778,38 |
19 jaar |
255,96 |
1109,21 |
215,57 |
934,05 |
20 jaar |
324,25* |
1404,95* |
273,05* |
1183,12* |
21 jaar |
405,30* |
1756,20* |
341,31* |
1478,91* |
Lonen voor leerlingen vanaf het tweede leerjaar per 1 juli 2022
De leerling ontvangt vanaf het tweede leerjaar een salaris op basis van
salarisschaal 3 bij 0 functieperiodieken.
Dit betekent een salaris (in euro’s) voor deze leerlingen van:
|
38 urige werkweek (geen schooldag) |
32 urige werkweek (1 schooldag) |
||
Leeftijd |
Per week |
Per maand |
Per week |
Per maand |
15 jaar |
155,97 |
675,86 |
131,35 |
569,15 |
16 jaar |
167,10 |
724,13 |
140,74 |
609,78 |
17 jaar |
189,40 |
820,68 |
159,48 |
691,11 |
18 jaar |
222,82 |
965,49 |
187,62 |
813,08 |
19 jaar |
267,38 |
1158,60 |
225,16 |
975,68 |
20 jaar |
324,25* |
1404,95* |
273,05* |
1183,12* |
21 jaar |
405,30* |
1756,20* |
341,31* |
1478,91* |
* bedragen gelijk aan minimumloon per 1 juli 2022
In geval van aanpassing van het wettelijk minimumloon gedurende de looptijd van deze cao waardoor bedragen uit de salarisschaal onder het wettelijk minimumloon komen, gelden de nieuwe wettelijke bedragen.
BIJLAGE 2 CAO ZWEMBADEN
CONTROLEREGELS IN HET KADER VAN DE BESTRIJDING VAN ZIEKTEVERZUIM
A.Hieronder volgen de in artikel 26 lid 4 bedoelde controlevoorschriften.
I.Ziekmelding
a.De werknemer dient zich bij arbeidsongeschiktheid voor aanvangstijdstip van
de werkzaamheden ziek te melden bij de directe leidinggevende. Dit dient
telefonisch te gebeuren.
Hierbij moet melding worden gemaakt van de verwachte duur en het verpleegadres (als dit afwijkend is van het woonadres).
b.Indien de werknemer parttime werkt, dient hij zich op dezelfde wijze ziek te melden, ook indien dit geen werkdag van de werknemer betreft.
c.Indien de werknemer tijdens werktijd ziek wordt en als gevolg hiervan voor het einde van zijn werkdag naar huis wil gaan, dient hij dit bij zijn leidinggevende te melden.
II.Maak contact mogelijk
a.De werknemer is te allen tijden telefonisch bereikbaar .De werknemer dient
thuis te blijven tot herstel of tot er contact is opgenomen door de
arbodienst.
b.Het is alleen toegestaan het (verpleeg)adres te verlaten voor een bezoek aan de huisarts / behandelend specialisten, de bedrijfsarts of bij toestemming van de werkgever en/of de arbodienst.
c.Een eventuele verandering van verpleegadres moet binnen 24 uur aan de werkgever worden doorgegeven.
d.Bij een ziekmelding tijdens verblijf in het buitenland moet de werknemer in overleg met de arts van de Arbodienst, als het maar enigszins mogelijk is, direct naar Nederland terugkeren.
e.Tijdens arbeidsongeschiktheid moet voor een meerdaags verblijf in het buitenland toestemming zijn gegeven door de controlerende instantie.
III.Genezing niet belemmeren
a. De werknemer mag zich tijdens de arbeidsongeschiktheid niet zodanig gedragen
dat de genezing wordt belemmerd. De beoordeling hiervan is aan de controlerende
instantie.
IV.Behandeling
a.De arbeidsongeschikte werknemer dient proactief (mee) te werken aan herstel
en zich te houden aan redelijke en billijke voorschriften van een bedrijfsarts,
arts of specialist.
b.De werknemer geeft gehoor aan een oproep van de arts van de Arbodienst om op het spreekuur te verschijnen. Indien de werknemer een geldige reden tot verhindering heeft (bijvoorbeeld ziekenhuisopname), dient de werknemer dit onmiddellijk aan de werkgever en de arbodienst mede te delen. Indien de werknemer zonder opgave van redenen niet verschijnt op het spreekuur worden de kosten verhaald bij de werknemer.
c.De werknemer verstrekt aan de arts van de Arbodienst de nodige inlichtingen en werkt mee aan een geneeskundig onderzoek indien dit door of in opdracht van de bedrijfsarts wenselijk wordt geacht.
V.Herintreding
a. De (bedrijfs)arts bepaalt, indien het wenselijk is dat de
arbeidsongeschiktheid vastgesteld moet worden door iemand anders dan de
werknemer zelf, of er sprake is van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid en/of
er passende werkzaamheden aangeboden kunnen worden. Een arbeidsdeskundige kan,
indien noodzakelijk, vaststellen of aangeboden (tijdelijke) werkzaamheden als
passend zijn te beschouwen.
VI.Hervatten bij herstel
a.De werknemer hervat bij herstel het werk. De werknemer meldt zich tijdig bij
de direct leidinggevende voor deze werkhervatting. Als de werknemer het werk
niet hervat, wordt dit door de werkgever gemeld aan de Arbodienst en moet de
werknemer op het eerstvolgende spreekuur van de arts van de Arbodienst
verschijnen.
b.Als de werknemer opnieuw het werk staakt binnen drie dagen na werkhervatting, moet de werknemer op het eerstvolgende spreekuur van de arts van de Arbodienst verschijnen. Als de werknemer bezwaar maakt tegen de herstelverklaring zal de werknemer de bezwaren direct aan de arts van de Arbodienst kenbaar maken. Als het werk niet wordt hervat, zal de werkgever de loondoorbetaling stopzetten. De werknemer zal vervolgens een UWV-arts om een zogenaamd deskundigenoordeel vragen dat leidt tot inzicht in het geschil. Als de werknemer in het gelijk wordt gesteld, zal met terugwerkende kracht het loon worden doorbetaald. Als de werknemer in het ongelijk wordt gesteld, moet het werk direct worden hervat.
B.Hieronder volgen de in artikel 26 lid 4 bedoelde sancties
Van sancties kan alleen sprake zijn wanneer de werkgever is aangesloten bij een
Arbodienst; sancties kunnen alleen worden toegepast als de werknemer vooraf
schriftelijk een exemplaar van de controlevoorschriften en sancties heeft
ontvangen.
I.Ziekmelding
a.te late ziekmelding;
II.Maak contact mogelijk
a.niet bereikbaar zijn;
b.niet thuis zijn;
c.onjuiste adres opgegeven;
d.geen overleg tijdensziekte in het buitenland, tenzij dit gezien de lokale
omstandigheden van de werknemer niet kan worden verlangd;
e.verblijf in het buitenland zonder toestemming.
III.Genezing niet belemmeren
a. zonder toestemming arbeid verrichten.
IV.Behandeling
a.niet meewerken aan een noodzakelijke behandeling;
b.niet voldoen aan een oproep om te verschijnen bij de arts van de Arbodienst;
c. geen of onvoldoende inlichtingen verstrekken.
V.Herintreding
a. geen aanvaarding van passende arbeid.
VI.Hervatten bij herstel
a.het niet naar het spreekuur van de arts van de Arbodienst gaan;
b.het niet beter melden bij de Arbodienst.
Toepassing van de Wet Verbetering Poortwachter
Naast bovenstaande controleregels is de Wet Verbetering Poortwachter van
toepassing.
Gedurende de ziekteperiode moeten werkgever en werknemer een aantal stappen ondernemen die de (re)integratie naar eigen of ander werk bevorderen.
In bijlage 3 is het tijdpad opgenomen met de te nemen stappen.
BIJLAGE 3 CAO ZWEMBADEN
Re-integratiekalender
Van ziekmelding tot re-integratie
1e – 7e ziektedag |
Melding van zieke werknemer aan de bedrijfsarts of Arbodienst. Bijvoorkeur ziekmelding op eerste dag melden. |
uiterlijk week 6 |
De bedrijfsarts of Arbodienst moet (dreigend) langdurig verzuimen arbeidsconflicten signaleren en adviseren over de mogelijkheden tot herstel en werkhervatting. De bedrijfsarts of Arbodienst stelt een probleemanalyse op. |
vanaf minimaal zes weken ziekte |
als het dienstverband eindigt, stelt de werkgever samen met de werknemer een re-integratieverslag op. De werknemer stuurt dit naar het UWV. |
uiterlijk week 8 |
Werkgever en werknemer stellen een plan van aanpak op, op basis van het advies van de bedrijfsarts of Arbodienst. |
aansluitend (week 8 – week 104) |
Werken en re-integratie, gedurende twee jaar. Activiteiten: bijhouden van het re-integratiedossier en regelmatig contact tussen werkgever, zieke werknemer en de bedrijfsarts of Arbodienst over de voortgang in het plan van aanpak (elke 6 weken). |
Week 1 tot en met 26 |
De werkgever betaalt 95% van het loon door (en tenminste het minimumloon) |
Week 27 tot en met 52 |
De werkgever betaalt 90% van het loon door (en tenminste hetminimumloon) |
eerstejaarsevaluatie |
De werkgever en werknemer evalueren het re-integratieverloop vanhet eerste jaar en bepalen eventueel toekomstige stappen. Als er wijzigingen optreden in de re-integratie vullen werkgever en werknemer de eerstejaarsevaluatie in. |
week 52 tot en met 104
|
Indien de werknemer nog ziek is, betaalt de werkgever gedurende de eerste zes maanden in het tweede ziektejaar 85% en gedurende de tweede zes maanden in het tweede ziektejaar 80% van het loon door (en ten minste het minimumloon).
|
uiterlijk week 87 |
Werkgever, zieke werknemer en arbodienst stellen het re-integratieverslag op, aan de hand van het re-integratiedossier. Als de werknemer ruim anderhalf jaar ziek is, kan hij een WIA- uitkering aanvragen. Om te beoordelen of de werknemer zo’n uitkering kan krijgen, wordt een eindevaluatie opgesteld. Dit formulier kan de werkgever online bij het UWV opvragen. |
in week 93 |
Aanvraag WIA (middels re-integratieverslag) door werknemer bijUWV. UWV toets of werkgever en werknemer voldoende re-integratie- inspanningen hebben verricht. |
vanaf week 104 |
1e WIA-jaar of wachttijd bij in gebreke blijven van werkgever of werknemer. |
BIJLAGE 5 CAO ZWEMBADEN
Opzegtermijnen
De volgende opzegtermijnen gelden:
* De door de werkgever in acht te nemen termijn bedraagt bij een arbeidsovereenkomst:
korter dan 5 jaar |
1 maand; |
5 jaar of langer, maar korter dan 10 jaar |
2 maanden; |
10 jaar of langer, maar korter dan 15 jaar |
3 maanden; |
15 jaar of langer |
4 maanden. |
De opzegtermijn die de werkgever in acht dient te nemen, mag verkort worden met de proceduretijd, indien de ontslagvergunning verleend is door het UWV, met dien verstande dat de resterende termijn van opzegging ten minste één maand bedraagt.
* De door de werknemer in acht te nemen opzegtermijn bedraagt 1 maand. Van deze
termijn mag schriftelijk worden afgeweken. Bij verlenging van de termijn mag
deze termijn niet langer zijn dan 6 maanden en voor de werkgever niet korter
dan het dubbele van die voor de werknemer.
BIJLAGE 6 CAO ZWEMBADEN
Voorbeeld administratie Flexitimer
A. Flexitimer bij bedrijf dat deel van het jaar gesloten is voor gasten
Garantie per maand: 80 uur
Exclusief compensatie-uren
Maand |
4* |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
1 |
2 |
3 |
… |
Gewerkte uren |
80 |
120 |
160 |
175 |
175 |
140 |
80 |
60 |
0 |
20 |
40 |
70 |
… |
Garantie uren |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
… |
Betaling |
80 |
80 |
120 |
175 |
175 |
140 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
… |
Minuren |
|
|
|
|
|
|
|
20 |
80 |
60 |
40 |
10 |
… |
Plusuren |
|
40 |
80 |
0 |
0 |
0 |
|
|
|
|
|
|
… |
Saldo plusuren |
|
40 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
60 |
-20 |
-80 |
-120 |
-130 |
… |
* Geen kalenderjaar in verband met seizoenpatroon
B. Flexitimer bij bedrijf dat gehele jaar open is voor gasten
Garantie per maand: 80 uur
Exclusief compensatie-uren
Minimaal 50% roostering
Maand |
4* |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
1 |
2 |
3 |
… |
Gewerkte uren |
80 |
80 |
90 |
100 |
100 |
100 |
120 |
50 |
120 |
60 |
40** |
60 |
… |
Garantie uren |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
… |
Betaling |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
80 |
110 |
80 |
90 |
80 |
80 |
80 |
… |
Minuren |
|
|
|
|
|
|
|
30 |
|
20 |
40 |
20 |
… |
Plusuren |
|
|
10 |
20 |
20 |
20 |
0 |
|
30 |
|
|
|
… |
Saldo plusuren |
|
|
10 |
30 |
50 |
70 |
80 |
50 |
80 |
60 |
20 |
0 |
… |
* Geen kalenderjaar in verband met seizoenpatroon
** Minimale inroostering van 50% van de garantie
BIJLAGE 7 CAO ZWEMBADEN
Dit voorbeeld is van toepassing op de fulltimer die werkzaam is bij een bedrijf
met seizoenmatige invloeden dat het gehele jaar open is voor gasten.
Op jaarbasis is het mogelijk om compensatie-uren op te bouwen. In de onderstaande uren is dit verwerkt.
Wanneer periodes worden gehanteerd geldt voor het onderstaande schema:
13 periodes van 4 weken met een maximum van 152 uur per periode.
voorbeeld 1 bedrijf met urenregistratie per periode van 4 weken |
|
|
|
|
|
|
|
|||||||
periode |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
13 |
totaal |
te werken uren |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
152 |
1976 |
gewerkte uren |
140 |
140 |
152 |
160 |
152 |
162 |
180 |
180 |
152 |
152 |
104 |
150 |
152 |
1976 |
cumulatief |
-12 |
-24 |
-24 |
-16 |
-16 |
-6 |
22 |
50 |
50 |
50 |
2 |
0 |
0 |
0 |
voorbeeld 2 bedrijf met urenregistratie per maand |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||||
maand |
1 |
2 |
3 |
4 |
5 |
6 |
7 |
8 |
9 |
10 |
11 |
12 |
|
totaal |
te werken uren |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
164,7 |
|
1976,4 |
gewerkte uren |
100 |
154 |
140 |
205 |
205 |
110 |
205 |
205 |
180 |
164 |
130 |
179 |
|
1977 |
cumulatief |
-64,7 |
-75,4 |
-100,1 |
-59,8 |
-19,5 |
-74,2 |
-33,9 |
6,4 |
21,7 |
21,0 |
-13,7 |
0,6 |
|
0,6 |
*Aangezien het totaal aantal te werken uren van 1976 per jaar, per maand uitkomt op 164,7, geeft dit in het overzicht een klein afrondingsverschil.
BIJLAGE 9 CAO ZWEMBADEN
Reglement dispensatieverzoek (uitwerking artikel 2 lid 7)
1.Het verzoek wordt door de betreffende werkgever (hierna te noemen: de
indiener) schriftelijk ingediend bij het secretariaat van de coördinatiegroep,
Postbus 693 4200 AR Gorinchem.
2.Het verzoek omvat tenminste:
-de bepaling(-en) waarop het verzoek zich richt;
-een beknopt overzicht van feiten en argumenten waarom dispensatie zou moeten worden verleend.
3.De secretaris van de coördinatiegroep stuurt de indiener een ontvangstbevestiging en vermeldt daarin tevens wanneer de coördinatiegroep het verzoek behandelt.
4.In beginsel behandelt de coördinatiegroep verzoeken in de eerstvolgende reguliere vergadering van de coördinatiegroep. Indien het verzoek een spoedeisend karakter heeft kan de secretaris de coördinatiegroep, na consultatie van de voorzitter en vice-voorzitter, op verzoek van de indiener besluiten de coördinatiegroep te vragen het verzoek eerder (eventueel via een schriftelijke ronde) te behandelen.
5.Indien (de secretaris van) de coördinatiegroep dat nodig acht, kan worden besloten tot het vragen van een nadere schriftelijke reactie.
6.De coördinatiegroep kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. Indiener kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan door deskundigen evenals zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Indien een partij zich wil laten bijstaan of vertegenwoordigen, stelt zij de secretaris van de coördinatiegroep tenminste 7 dagen voor de zitting daarvan schriftelijk op de hoogte. Kosten voortvloeiend uit de vertegenwoordiging door derden zijn voor de indiener.
7.De coördinatiegroep kan besluiten om, indien gewenst, deskundigen op te roepen om te raadplegen en te horen.
8.Indien de coördinatiegroep van mening is dat het geen verzoek betreft zoals genoemd in artikel 2 lid 7 van de cao, wordt het verzoek niet ontvankelijk verklaard.
9.De coördinatiegroep doet uitspraak binnen 8 weken nadat het verzoek aan de secretaris van de coördinatiegroep is voorgelegd. Als een nadere schriftelijke reactie wordt gevraagd of een hoorzitting wordt gepland kan de coördinatiegroep besluiten om de beslissingstermijn met 2 x 2 weken te verlengen.
10.Uiterlijk 2 weken na behandeling van het verzoek door de coördinatiegroep informeert de secretaris van de coördinatiegroep de indiener en de coördinatiegroep over het besluit. Dit geschiedt schriftelijk per aangetekend schrijven. Het besluit bevat de motieven die tot de uitspraak hebben geleid.
Bijlage 10 Pilotregeling jaarurenmodel
In het kader van het bevorderen van duurzame inzetbaarheid en de interne
flexibiliteit willen cao-partijen als onderdeel van de lopende cao onderzoeken
of door de invoering van een jaarurensystematiek een betere afstemming kan
plaatsvinden tussen het belang van de werkgever om zijn werkaanbod zo goed
mogelijk af te stemmen en het belang van de werknemer om een zo goed mogelijke
werkprivébalans te vinden.
Daarnaast is als nevendoel benoemd om te onderzoeken of de jaarurensystematiek kan bijdragen aan een vereenvoudiging van de Cao.
Om die reden kunnen werkgevers gedurende de looptijd van deze cao aangeven deel te willen nemen aan een pilotregeling om de arbeidstijd en dienstrooster vorm te geven op basis van de jaarurensystematiek zoals dat hieronder is beschreven. De looptijd van de pilot bij het bedrijf is minimaal twee jaar, startende 1 januari 2022 of uiterlijk 31 december 2022.
Tussentijds kan de pilot gestopt worden, of na afloop worden verlengd, mits daartoe middels evaluatie overeenstemming van werkgevers- en werknemerszijde is bereikt. Bedrijven, die zonder jaarurensystematiek hun werkplanning vormgeven, vormen een controlegroep om te kunnen beoordelen welk model het beste bijdraagt aan de gezamenlijk vastgestelde begin- en eindindicatoren.
Een werkgever die wil deelnemen aan de pilotregeling kan dit aangeven bij de
coördinatiegroep cao Zwembaden. De coördinatiegroep zal met de aanvraag
instemmen indien:
•Ondernemingsraad, conform de WOR artikel 27, instemt met deelname aan de pilotregeling; Indien er geen Ondernemingsraad aanwezig is, de personeelsvertegenwoordiging of personeelsvergadering in meerderheid positief is over deelname aan de pilotregeling.
•Werkgever en (een representatieve groep van) de werknemers deelnemen aan door de coördinatiegroep te organiseren (kennis)bijeenkomsten die verband houden met de pilot.
•Werkgever al werkt met of bereid is te gaan werken met een door de coördinatiegroep goedgekeurd urenadministratie- en roostersysteem en/of - instrument.
•Werkgever kan motiveren hoe de jaarurensystematiek gaat bijdragen aan het bevorderen van duurzame inzetbaarheid en de interne flexibiliteit binnen het bedrijf.
•Werkgever en werknemers bereid zijn kennis van en ervaringen met de jaarurensystematiek en de pilotregeling te delen met andere werkgevers en werknemers in de sector.
•Werkgever en werknemers bereid zijn tussentijdse vragen van de coördinatiegroep die verband houden met de pilotregeling te beantwoorden.
Als de werkgever toestemming voor deelname aan de pilot jaarurensystematiek
heeft gekregen en hij past deze toe conform hetgeen hieronder is beschreven dan
worden de volgende artikelen van de cao Zwembaden voor desbetreffende werkgever
en werknemers gedurende de looptijd van de pilot buiten werking gesteld omdat
ze geïntegreerd zijn in deze regeling
-Artikel 7 lid 4 (Fulltimer/parttimer niet werkzaam volgens normale
arbeidstijd/dienstrooster)
-Artikel 8 (Flexitimer)
-Artikel 10 lid 1 t/m 3 (Dienstrooster)
-Artikel 10 lid 8 (Vrije feestdagen)
-Artikel 11 (Urenadministratie)
-Artikel 12 lid 1 (Definitie overuren)
Artikel 1. Arbeidsduur
1.De bruto arbeidsduur( d.w.z. inclusief vakantie- en feestdagen) bedraagt bij
een voltijd
dienstverband 1982 uur per jaar (gemiddeld 38 uur per week).
2.In overleg tussen werkgever en werknemer kan een bruto arbeidsduur worden overeengekomen van minder dan 1982 uur per jaar.
3.Met de leerling die de voltijd BBL-opleiding volgt, mag geen hogere bruto arbeidsduur worden overeengekomen dan 1982 uur per jaar inclusief lestijd.
4.De door of namens de werkgever opgedragen arbeidsuren buiten de netto arbeidsduur per jaar worden beschouwd als extra uren. Compensatie van extra uren vindt in de regel in tijd plaats binnen het lopende kalenderjaar, waarbij de werkgever, voor zover dat redelijkerwijze van hem verwacht kan worden, rekening houdt met de persoonlijke wensen van de werknemer. Indien zwaarwegende bedrijfsbelangen zich verzetten tegen het compenseren van de gemaakte extra uren in het lopende kalenderjaar, dan dient het saldo aan extra uren in tijd gecompenseerd te worden binnen het eerste kwartaal van het volgende kalenderjaar of uitbetaald te worden conform artikel 18 lid 6 van de Cao zwembaden.
Artikel 2. Jaarurensystematiek
1.Het aantal te werken uren op jaarbasis (netto arbeidsduur) wordt bepaald door
de overeengekomen arbeidsduur (bruto) te verminderen met vakantie-uren, betaald
verlof (inclusief eventuele verlofuren uit artikel 24) en de jaarlijks vast te
stellen feestdagen/-uren (artikel 4) en vastgelegd in een individueel
arbeidspatroon per week of per maand.
2.In overleg met de werknemer wordt de indeling van zijn arbeidspatroon (o.b.v de netto arbeidsduur) bepaald, waarbij eventuele bestaande, voor invoering van jaarurensystematiek, gemaakte afspraken worden gerespecteerd. Het overleg vindt ten minste jaarlijks plaats en is gericht op het bereiken van overeenstemming. Het overleg is er op gericht een balans te vinden tussen de belangen van de werknemer en de werkgever, waarbij de werkgever, voor zover dat redelijkerwijze van hem kan worden gevraagd, rekening houdt met de persoonlijke omstandigheden van de werknemer buiten werktijd. Indien de individuele wensen van de werknemer niet overeenkomen met het bedrijfsbelang, prevaleert het bedrijfsbelang.
3.De spreiding van het aantal te werken uren over het jaar dient te leiden tot een evenwichtig arbeidspatroon. In het arbeidspatroon dienen zowel de te werken uren als geclusterde vrije tijd duidelijk herkenbaar te zijn.
4.Een eenmaal overeengekomen arbeidspatroon kan, in gezamenlijk overleg, tussentijds worden aangepast.
5.De werknemer ontvangt van de werkgever uiterlijk twee weken van tevoren zijn/haar dienstrooster.
6.Er is een urenadministratie die elke werknemer op ieder moment inzicht geeft in zijn/haar arbeidspatroon, het aantal gewerkte uren en het aantal te werken uren in enig jaar. Tevens is voor hem/haar inzichtelijk welke rechten in vrije tijd hij/zij heeft op basis van artikel 1 lid 4.
7.Het salaris blijft gebaseerd op de overeengekomen gemiddelde arbeidsduur per maand en is
daarmee losgekoppeld van het feitelijk aantal gewerkte uren per maand.
8.De werkgever dient de werknemer in de gelegenheid te stellen de overeengekomen jaarlijkse netto arbeidsduur te werken. Indien de werknemer niet door de werkgever in de gelegenheid is gesteld het aantal vastgestelde netto uren te werken, mag dit tekort aan uren niet als vakantie worden aangemerkt danwel op het salaris worden ingehouden.
9.Bij het einde van de arbeidsovereenkomst worden te veel of te weinig gewerkte uren zoveel
mogelijk en op basis van redelijkheid en billijkheid gecorrigeerd binnen de opzegtermijn. De
werknemer wordt door de werkgever in de gelegenheid gesteld de eventueel te weinig gewerkte uren in te kunnen halen en de werknemer zal zich inspannen de te weinig gewerkte uren ook daadwerkelijk in te halen. Het resterende verschil wordt verzilverd of verrekend met vakantie-uren dan wel ingehouden op het laatste salaris, als de medewerker hier zelf debet aan is, met in achtneming van de wettelijke bepalingen.
10.Indien een medewerker aan het einde van het kalenderjaar te weinig uur heeft gewerkt, worden de te weinig gewerkte uren in de daaropvolgende 3 maanden vereffend. De werknemer wordt door de werkgever in de gelegenheid gesteld eventuele te weinig gewerkte uren in te kunnen halen en de werknemer zal zich inspannen de te weinig gewerkte uren ook daadwerkelijk in te halen. Als te weinig gewerkte uren niet binnen de periode van 3 maanden worden gecompenseerd, vervallen de te weinig gewerkte uren, tenzij de werknemer wel in de gelegenheid is gesteld de uren te werken.
11.In aanvulling op lid 1 bedraagt de arbeidstijd voor leerlingen minimaal 26 uur per week, inclusief de zes uren waarin de leerling onderwijs volgt. De leerling is verplicht om in de schoolvakanties arbeid te verrichten, met dien verstande dat hij/zij wel in staat wordt gesteld om zijn vakantie-uren op te nemen.
Artikel 3. Jaarurensystematiek en vakantie
Indien vakantie-uren worden opgenomen op een dag waarop volgens het
arbeidspatroon een bepaald aantal uren zou worden gewerkt, dan wordt dit aantal
geregistreerd als vakantie.
Artikel 4. Jaarurensystematiek en feest-en gedenkdagen
1.Het aantal uren waarop jaarlijks arbeid dient te worden verricht wordt
verminderd met 7,6 uur voor elke feest- en gedenkdag, niet vallend op een
zater- of zondag;
2.Voor de werknemer met een van de voltijdnorm afwijkende arbeidsduur wordt het naar rato-beginsel toegepast met betrekking tot de inzetbaarheid op feestdagen en met betrekking tot het bepaalde in lid 1.
3.Voor de werknemer die in de loop van het jaar in dienst treedt, geldt de vermindering op grond van de in het resterende deel van het kalenderjaar voorkomende feestdagen.
4.De werkgever mag de werknemer, met uitzondering van de hulpkracht, op twee erkende feestdagen per kalenderjaar niet inroosteren.
5.Werknemers mogen desgevraagd christelijke feestdagen omruilen voor andere feestdagen op basis van hun religie. Zij dienen de betreffende data wel jaarlijks schriftelijk kenbaar te maken aan de werkgever.
Artikel 5. Jaarurensystematiek en arbeidsongeschiktheid
1.Indien de werknemer zijn arbeid ten gevolge van arbeidsongeschiktheid niet
verricht, wordt het aantal geregistreerde arbeidsongeschiktheidsuren gebaseerd
op het overeengekomen arbeidspatroon.
2.Wanneer geen arbeidspatroon kon worden overeengekomen, geldt de gemiddelde contractuele arbeidsduur per week.
3.Indien de werknemer zijn arbeid niet verricht ten gevolge van zwangerschaps- en bevallingsverlof, geldt de gemiddelde contractuele arbeidsduur.
Artikel 6. Wet Minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML)
1.Indien ten aanzien van de werknemer op grond van de schriftelijke
arbeidsovereenkomst sprake is van een jaarurensystematiek wordt gelet op
artikel 11 van de WML de periode van afrekening, die meerdere
uitbetalingstermijnen omvat, vastgesteld op twaalf maanden.
2.De op grond van de in deze regeling vastgestelde periode van afrekening van twaalf maanden wordt voor de toepassing van de artikelen 7, zesde lid, 8 en 13a WML als uitbetalingstermijn beschouwd.
Bijlage 11 Reglement coördinatiegroep zwembaden en zwemscholen
Reglement voor de coördinatiegroep
ARTIKEL 1 DEFINITIES
1.Er is een coördinatiegroep Zwembaden en Zwemscholen.
2.De taken en bevoegdheden van de coördinatiegroep zijn omschreven in artikel 5 van dit reglement.
3.In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in de cao.
ARTIKEL 2 BENOEMING LEDEN COÖRDINATIEGROEP
1.De coördinatiegroep bestaat uit drie leden benoemd door de WIZZ evenals drie
leden benoemd door de CNV Vakmensen en FNV samen. De organisaties benoemen
tevens voor ieder lid een plaatsvervanger.
2.De coördinatiegroep kiest per vergadering uit haar midden een voorzitter.
3.Indien in de coördinatiegroep een vacature ontstaat, wordt door de tot benoeming gerechtigde organisatie zo spoedig mogelijk in de vacature voorzien.
4.De coördinatiegroep benoemt en ontslaat een secretaris en zo nodig een plaatsvervangende secretaris; zij kunnen geen werkgever of werknemer in de Zwembaden of Zwemscholen zijn.
ARTIKEL 3 VERGADERINGEN
1.De coördinatiegroep komt in beginsel minimaal vier keer per jaar bijeen of
indien de voorzitter dit noodzakelijk acht, dan wel op verzoek van ten minste
twee leden.
2.De secretaris stelt in overleg met de voorzitter de te behandelen agenda op.
3.Leden van de coördinatiegroep die persoonlijk betrokken zijn bij een zaak, mogen aan de behandeling daarvan niet deelnemen.
4.Stukken die zijn ingekomen bij de secretaris, nadat de agenda aan de leden is verzonden, worden niet in behandeling genomen, tenzij de voorzitter anders beslist.
5.De vergaderingen van de coördinatiegroep zijn niet openbaar.
6.De coördinatiegroep neemt geen beslissingen als niet meer dan de helft van het aantal der leden aanwezig is. In dit geval wordt na ten minste drie dagen doch binnen een maand een nieuwe vergadering belegd waarin, ongeacht het aantal aanwezige leden, beslissingen kunnen worden genomen over zaken, waarover wegens het ontbreken van voldoende leden in de eerstbedoelde vergadering geen beslissingen konden worden genomen.
7.In de vergadering van de coördinatiegroep brengen de aanwezige leden van werkgeverszijde evenveel stemmen uit als de aanwezige leden van werknemerszijde gezamenlijk. Is het aantal aanwezige leden van werkgeverszijde even groot als het aantal aanwezige leden van werknemerszijde, dan brengt ieder lid één stem uit. Is het aantal aanwezige leden van werkgeverszijde niet even groot als het aantal aanwezige leden van werknemerszijde, dan brengen de leden van de groep waarvan het grootste aantal aanwezig is, evenveel stemmen uit als het aantal dat van de andere groep leden aanwezig is.
8.Besluiten kunnen ook buiten de vergadering worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle commissieleden. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in de vergadering.
ARTIKEL 4 VERANTWOORDING
Geldmiddelen
De werkzaamheden van de coördinatiegroep worden gefinancierd vanuit SFZZ, met
uitzondering van het cao-overleg en de redactiecommissie.
De coördinatiegroep stelt de vacatiegelden van de coördinatiegroep en de door de coördinatiegroep benoemde commissies vast. De secretaris legt binnen drie maanden na het einde van het kalenderjaar aan de coördinatiegroep rekening en verantwoording af van door de coördinatiegroep uitgegeven en ontvangen gelden over dat kalenderjaar.
ARTIKEL 5 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN
1.Vaststellen beleid
De coördinatiegroep ontwikkelt en stelt het beleid vast van de activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak zweminrichtingen. Tevens geeft de coördinatiegroep uitvoering aan de afspraken die in de sociale agenda zijn opgenomen.
2.Bevordering naleving cao
De coördinatiegroep bevordert de naleving van de cao door het verstrekken van neutrale en feitelijke informatie op het totale gebied van arbeidsvoorwaarden en de daarmee verband houdende sociale verzekeringen, pensioenrechten en dergelijke.
3.Uitleg geven over cao-bepalingen (besluit interpretatie cao-bepalingen) De
coördinatiegroep kan op verzoek van een individuele werkgever of individuele
werknemer of op verzoek van één of meerdere partijen bij de cao’s, ter
bevordering van een juiste en eenvormige toepassing en naleving van de cao’s,
nadere uitleg geven aan de bepalingen van de cao’s. De werkwijze is
vastgelegd in het reglement interpretatie cao-bepalingen (bijlage 12)
5.Het geven van ontheffing van bepalingen van de cao
De coördinatiegroep kan ontheffing geven van bepalingen van de cao. Een ontheffing wordt verleend voor bepaalde tijd gelijk aan de looptijd van de cao plus drie maanden, tenzij in het ontheffingsbesluit anders is overeengekomen. Het ontheffingsverzoek dient schriftelijk te worden gedaan en met redenen omkleed. De werkwijze is vastgelegd in het reglement dispensatieverzoek (bijlage 9)
6.Vrijwillige aansluiting
Het behandelen van verzoeken voor vrijwillige aansluiting bij het geheel van regelingen en fondsen betreffende de zwembaden, ingediend door aan de zweminrichtingen verwante bedrijven.
SLOTBEPALINGEN
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist voorlopig de
voorzitter, onder nadere goedkeuring binnen twee maanden van de
coördinatiegroep. De coördinatiegroep zendt een exemplaar van haar reglement
aan de werkgever of werknemer, als deze hiertoe een schriftelijk verzoek heeft
ingediend. Het reglement is in werking getreden op 1 januari 2019.
Bijlage 12 Reglement interpretatie cao-bepalingen
Artikel 1 Uitleg geven over bepalingen van de cao’s
De coördinatiegroep kan op verzoek van één of meer partijen bij de cao’s
dan wel op verzoek van een individuele werkgever en/of individuele werknemer
ter bevordering van een juiste en eenvormige toepassing en naleving van de
cao’s, uitleg geven, aan de bepalingen van de cao’s. De werkwijze is
geregeld in dit reglement.
ARTIKEL 2 Werkwijze bij het aanhangig maken van een verzoek
1.Verzoeker dient het verzoek binnen zes weken nadat hij redelijkerwijs kennis
had kunnen nemen van het definitieve standpunt van de andere partij aanhangig
maken.
2.Een der partijen fungeert als eisende partij en zendt het verzoekschrift in bij de secretaris van de coördinatiegroep. Het verzoek kan zowel per e-mail als per post worden ingediend.
3.het verzoekschrift dient ten minste te omvatten:
a.NAW-gegevens van verzoeker;
b.NAW-gegevens van tegenpartij;
c.indien verzoeker zich wil laten bijstaan: schriftelijke machtiging met de NAW-gegevens van de gemachtigde;
d.een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van het geschil;
e.alle voorafgaande correspondentie in het geschil.
4.De secretaris van de coördinatiegroep zendt onverwijld een ontvangstbevestiging aan verzoeker. De secretaris zendt een afschrift van het verzoekschrift aan de wederpartij met het verzoek binnen twee weken schriftelijk te reageren op het verzoekschrift. Tevens ontvangen partijen dit reglement.
5.Na ontvangst van het inhoudelijk en gemotiveerd verweerschrift zendt de secretaris van de coördinatiegroep onverwijld een afschrift van het verweerschrift aan verzoeker toe.
6.Indien na beoordeling van de stukken nog punten onduidelijk zijn, zal de secretaris partijen verzoeken deze punten nog nader toe te lichten.
ARTIKEL 3 Behandeling van een verzoek
1.Nadat het verzoekschrift en het verweerschrift zijn ontvangen, zal het
verzoek in de eerstvolgende vergadering van de coördinatiegroep behandeld
worden. De secretaris zal een afschrift van de stukken twee weken voor de
vergadering aan de coördinatiegroep toesturen. De secretaris zal partijen
informeren over de datum van behandeling van het verzoek.
2.de coördinatiegroep kan bij meerderheid van stemmen beslissen, indien ze daartoe termen aanwezig acht, verzoeken die niet tijdig aanhangig zijn gemaakt, toch in behandeling te nemen.
3.De voorzitters kunnen bepalen dat op de stukken uitspraak zal worden gedaan tenzij de coördinatiegroep anders beslist. De voorzitters zullen met de secretaris de coördinatiegroep vooraf hierover overleggen.
4.Indien de coördinatiegroep geen beslissing kan nemen op de stukken, zal een hoorzitting worden gehouden.
5.Indien een partij zich door een gemachtigde wenst te laten vervangen dan wel door een ander te laten bijstaan dient zij de secretaris van de coördinatiegroep zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk vier dagen voor de aanvang van de vergadering van de coördinatiegroep, daarvan mededeling te doen onder vermelding van naam, adres en beroep van de gemachtigde of van de persoon, die bijstand verleent; de secretaris stelt hiervan voor de aanvang van de vergadering zo spoedig mogelijk de andere partij schriftelijk in kennis; de gemachtigden dienen ter vergadering een schriftelijke machtiging over te leggen.
6.De secretaris van de coördinatiegroep roept partijen en eventuele getuigen en deskundigen namens de coördinatiegroep op. Partijen die worden opgeroepen voor de coördinatiegroep te verschijnen, zijn verplicht aan deze oproep gehoor te geven.
7.Indien een verzoekschrift of verweerschrift door meer dan één werkgever of werknemer is ingediend, kan de coördinatiegroep volstaan met slechts één werkgever of werknemer te horen.
8.De voorzitter van de coördinatiegroep regelt de gang van het onderzoek tijdens de vergadering.
9.Met betrekking tot het aanhangig gemaakte geschil verstrekken partijen, of haar gemachtigden, aan de coördinatiegroep alle door haar leden gewenste informatie. Daarnaast geven zij inzage van alle bescheiden waarvan de coördinatiegroep de inzake verlangt, en gedragen zij zich naar de aanwijzingen van de voorzitter.
10.Indien de wederpartij geen verweerschrift heeft ingediend of indien een der partijen ondanks behoorlijke oproeping niet ter vergadering verschijnt zonder opgave van een reden, geldig naar het oordeel van de coördinatiegroep, of indien een der partijen weigert de gevraagde inlichtingen te geven of inzage van bescheiden te verlenen, kan zij zich naderhand niet op nalatigheid, afwezigheid of weigering beroepen om een nieuwe behandeling van het geschil te voeren.
11.de coördinatiegroep zal in een geval, als in het vorige lid bedoeld, een beslissing ten gunste van de andere partij kunnen nemen, tenzij zij zulk een beslissing kennelijk ongegrond acht.
Artikel 4 Terugnemen van een verzoek
Partijen kunnen een aanhangig gemaakt verzoek slechts terugnemen, indien zij
ten minste twee dagen voordat de behandeling van het geschil door de
coördinatiegroep zou plaats hebben, aan de secretaris een gezamenlijke
schriftelijke verklaring hebben gezonden, waarin zij vermelden dat het verzoek
niet langer gestand is.
Artikel 5 Beslissing inzake een verzoek
1.Een beslissing bestaat uit een uitspraak. Voordat uitspraak wordt gedaan
stelt de coördinatiegroep vast of partijen zijn overeengekomen de uitspaak bij
wijze van bindend advies op te volgen.
2.de coördinatiegroep kan, teneinde te beraadslagen of te beslissen, te allen tijde in raadkamer gaan, waarbij buiten haar alleen de secretaris wordt toegelaten.
3.Geen lid van de coördinatiegroep mag zich van stemming onthouden.
4.De voorzitter van de coördinatiegroep stemt het laatst.
5.Alle beslissingen worden genomen bij gewone meerderheid van stemmen.
6.De beslissingen worden met redenen omkleed.
7.Zij bevatten geen melding van de gevoelens van een minderheid, tenzij de coördinatiegroep anders beslist.
8.Ingeval bij het nemen van een beslissing de stemmen staken wordt de kwestie geschorst en aan een onafhankelijk deskundige voorgelegd, welke een beslissing neemt.
9.De leden en plaatsvervangende leden, evenals de secretaris en plaatsvervangende secretaris van de coördinatiegroep, zijn verplicht geheimhouding te betrachten omtrent de door de leden van de coördinatiegroep uitgebrachte stemmen. Zij zijn voorts verplicht geheimhouding te betrachten wanneer daartoe in bepaalde gevallen door de coördinatiegroep is besloten, evenals omtrent alle feiten en bijzonderheden waarvan zij kennis hebben genomen of konden nemen en waarvan het voor de hand ligt dat geheimhouding geboden is.
10.de coördinatiegroep beslist zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen zes maanden nadat het geschil aanhangig is gemaakt.
11.De secretaris zendt uiterlijk twee weken, nadat het de coördinatiegroep haar beslissing heeft genomen, de beslissing aan ieder der partijen.
Bijlage 13 Reglement beroepscommissie functie-indeling Zwembaden
ARTIKEL 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Er is een Beroepscommissie Functie-indeling Zwembaden (BFZ) ingesteld, die
belast is met de behandeling van beroepszaken, als bedoeld in artikel 15 lid 3
sub d van de collectieve arbeidsovereenkomst zwembaden (cao).
ARTIKEL 2 TAAK
De BFZ heeft tot taak het behandelen van beroepszaken in verband met
functie-indeling als genoemd in artikel 15 lid 3 van de cao (zie artikel 6 van
dit reglement).
ARTIKEL 3 SAMENSTELLING
1.De BFZ bestaat uit vier leden, die zich elk door een plaatsvervanger kunnen
doen vervangen.
2.Twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de werkgeverspartij bij de cao’s. Twee leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de werknemerspartijen bij de cao’s.
3.De leden van de BFZ wijzen uit hun midden een voorzitter aan, in de even kalenderjaren een werkgeversvertegenwoordiger en in de oneven jaren een werknemersvertegenwoordiger. De BFZ kan besluiten van dit lid af te wijken.
4.De leden, alsmede hun plaatsvervangers, hebben zitting voor een termijn van drie jaar en zijn herbenoembaar.
ARTIKEL 4 SECRETARIS
1.De BFZ laat zich bijstaan door een secretaris. De secretaris maakt geen deel
uit van de BFZ en heeft geen stemrecht.
2.De functie van secretaris wordt uitgeoefend door of vanwege de secretaris van de coördinatiegroep.
3.De BFZ bepaalt de taken van de secretaris.
ARTIKEL 5 EXTERNE DESKUNDIGE
1.De BFZ laat zich in voorkomende gevallen adviseren door de deskundige van de
systeemhouder. Ook kan de BFZ zich laten bijstaan door andere externe
deskundigen. Genoemde deskundigen maken geen deel uit van de BFZ en hebben geen
stemrecht.
2.De externe deskundige wordt benoemd door de BFZ.
ARTIKEL 6 PROCEDURE
1.De werknemer kan een beroepszaak inzake de waardering van zijn functie pas
voorleggen aan de BFZ, nadat de in lid 2 vermelde overlegfase en, indien
toepasselijk, het in lid 3 vermelde interne beroep zijn afgerond. Het niet
voldoen aan de in de leden 2 en 3 gestelde termijnen wordt gelijkgesteld met
een voor beroep op de BFZ vatbare beslissing.
2.De werknemer, die het niet eens is met zijn functie-indeling c.q. functieomschrijving streeft eerst naar een oplossing van het bezwaar door goed overleg met zijn directe chef dan wel, bij het ontbreken van laatstgenoemde, de werkgever. Aan deze overlegfase is een termijn gebonden van ten hoogste 30 dagen.
3.Indien de in lid 2 omschreven overlegfase niet tot een voor de werknemer bevredigende oplossing leidt, kan hij zich tot een interne paritaire door werkgever en werknemer aan te wijzen geschillencommissie wenden, indien deze in het bedrijf is aangewezen. Bedoelde commissie doet uitspraak binnen 30 dagen bij wijze van advies aan de werkgever, die zijn eerdere beslissing binnen een termijn van 14 dagen herziet dan wel handhaaft. Indien de werknemer van oordeel is, dat deze beslissing niet tot een bevredigende oplossing van de beroepszaak heeft geleid, kan hij de beroepszaak voorleggen aan de BFZ.
ARTIKEL 7 TERMIJN INDIENEN BEROEPSCHRIFT
De werknemer dient beroep aan te tekenen binnen zes maanden nadat hij
redelijkerwijs kennis had kunnen nemen van de in artikel 6 lid 3 genoemde
beslissing van de werkgever, dan wel indien artikel 6 lid 3 niet van toepassing
is, binnen zes maanden nadat de in artikel 6 lid 2 vermelde periode van 30
dagen is verlopen.
ARTIKEL 8 PROCEDURES EN INHOUD BEROEPSCHRIFT
1.Het beroep wordt aanhangig gemaakt door het indienen van een ondertekend en
gedagtekend beroepschrift bij de secretaris van de BFZ. Het gebruik van een
begeleidingsformulier functie-indeling en functiewaardering wordt door de BFZ
verplicht gesteld. Deze begeleidingsformulieren zijn verkrijgbaar bij de
secretaris voornoemd (telefoonnummer 0183-822940) en bij werkgevers- en
werknemersorganisaties, partij bij de cao.
2.Het beroepschrift dient ten minste te omvatten:
a.naam, voornaam en woonplaats van de werknemer;
b.naam en vestigingsplaats van de werkgever;
c.indien de werknemer zich wil laten bijstaan: naam/namen van de persoon/personen door wie de werknemer zich in de beroepsprocedure wil laten bijstaan;
d.de functiebenaming, functie-omschrijving en de functiegroep, waarin hij thans is ingedeeld;
e.een zo nauwkeurig mogelijke omschrijving van de beroepszaak en de hierop gebaseerde vordering, zulks met vermelding of de beroepszaak de indeling van de functie betreft of de functie-omschrijving;
f.indien artikel 6 lid 3 van toepassing heeft gevonden: de uitspraak en daarmee samenhangende stukken als genoemd in vorengenoemd lid 3.
3.Na ontvangst van het door de werknemer bij de BFZ ingediende beroepschrift, zorgt de secretaris voor onverwijlde bevestiging van de ontvangst van het beroepschrift aan de werknemer.
4.Indien het beroepschrift, naar het oordeel van de voorzitter van de BFZ, niet aan de in de leden 1 en 2 genoemde voorwaarden voldoet, stelt de secretaris de werknemer in de gelegenheid om binnen 14 dagen na dagtekening het beroepschrift aan te vullen of te verduidelijken.
5.De secretaris draagt zorg dat de betreffende werkgever, de voorzitter, leden en externe deskundige een afschrift van het beroepschrift c.q. van het aangevulde of verduidelijkte beroepschrift ontvangen.
6.De BFZ zal binnen een door haar te stellen termijn partijen bij de beroepszaak verzoeken om een schriftelijke toelichting. Van een door één der partijen verstrekte schriftelijke toelichting zal de wederpartij onverwijld een afschrift worden toegezonden.
7.De externe deskundige zal binnen 14 dagen na ontvangst van het beroepschrift c.q. de daarop ontvangen toelichting(en) te kennen geven of het onderhavige geschil een nadere uiteenzetting behoeft op functietechnische aspecten en in het bevestigende geval zijn advies zo spoedig mogelijk bij de secretaris indienen.
ARTIKEL 9 BEHANDELING VAN EEN BEROEPSCHRIFT
1.De BFZ heeft tot taak te onderzoeken of:
-de procedures met betrekking tot de indeling zijn gevolgd;
-gegeven de feitelijke functie-inhoud, de functiebeschrijving daarmee overeenstemt;
-het functiewaarderingssysteem c.q. de indelingstechniek ten aanzien van de functie van de werknemer op de juiste wijze is toegepast.
2.De BFZ kan zich, indien zij daartoe aanleiding aanwezig acht, met inachtneming van bovenstaande criteria beperken tot de uitspraak over de vraag of het oordeel van de werkgever eveneens met inachtneming van bovenstaande criteria heeft geleid tot een resultaat dat in overeenstemming is met de redelijkheid.
3.Indien de BFZ niet tot een beslissing kan komen op basis van het in artikel 9 lid 1. vermelde onderzoek, dan kan de BFZ de deskundige van de systeemhouder opdragen de in geding zijnde functie te onderzoeken en waarderen.
4.De BFZ neemt vervolgens een beslissing op basis van het gemotiveerde advies van de deskundige van de systeemhouder inzake de indeling.
ARTIKEL 10 HOORZITTING
1.De BFZ hoort partijen bij een beroepszaak of kan, indien beide partijen
hiermede akkoord gaan, het beroepschrift afdoen op de stukken. De voorzitter
draagt zorg voor bepaling van datum, plaats en aanvangsuur van de zitting.
2.De voorzitter roept de bij de beroepszaak betrokken partijen op tot een zitting van de BFZ. Hierbij heeft hij de mogelijkheid een minnelijke oplossing van de beroepszaak te bewerkstelligen.
Deze bevoegdheid behoudt hij gedurende de gehele procedure totdat de uitspraak is ondertekend. Partijen mogen zich desgewenst laten bijstaan door een deskundige of een vertrouwenspersoon.
3.De secretaris zal partijen ten minste 14 dagen van te voren voor de zitting oproepen.
4.De zitting van de BFZ is niet openbaar, tenzij de BFZ anders bepaalt en geen der partijen zich hiertegen verzet.
5.Voorzitter en leden van de BFZ zullen zich, evenals hun plaatsvervangers, ervan onthouden op te treden inzake een beroep waarbij zij persoonlijk belang hebben dan wel waarbij zij betrokken zijn geweest.
6.Voorzitter, secretaris en leden van de BFZ, evenals hun plaatsvervangers, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in deze hoedanigheid ter kennis komt en waarvan zij kunnen begrijpen dat het een geheime zaak betreft.
ARTIKEL 11 UITSPRAAK
1.De BFZ doet, tenzij een minnelijke schikking is bereikt, zo spoedig mogelijk,
doch in beginsel binnen drie maanden nadat de secretaris het beroepschrift c.q.
het aangevulde of verduidelijkte beroepschrift heeft ontvangen, uitspraak.
2.Indien de BFZ het beroep gegrond acht, zal zij, met vernietiging van de bestreden beslissing van de werkgever, bepalen dat deze een nieuwe beslissing dient te nemen met inachtneming van de uitspraak van de BFZ. Tevens zal de BFZ uitspraak doen over de ingangsdatum van de nieuwe beslissing van de werkgever.
3.De uitspraak dient de gronden te bevatten, waarop zij berust.
4.De BFZ beslist bij meerderheid van stemmen. Bij staken van stemmen vindt een heroverweging plaats, welke dient te leiden tot een meerderheidsstandpunt.
5.De uitspraak wordt schriftelijk vastgesteld en door de voorzitter en leden of hun plaatsvervangers ondertekend. Gewaarmerkte afschriften worden per aangetekend schrijven onverwijld en gelijktijdig aan de bij het beroep betrokken partijen toegezonden, alsmede aan het secretariaat van het GORecreatie.
ARTIKEL 12 KOSTEN
De kosten van de BFZ komen ten laste van SFZZ. De BFZ bepaalt dat de kosten van
het beroep door partijen in de beroepszaak zelf worden gedragen, tenzij de BFZ
aanleiding ziet deze kosten ten laste van een der partijen in de beroepszaak te
brengen.
ARTIKEL 13 VERGOEDING
De vergoeding van de leden wordt vastgelegd in een door de coördinatiegroep
vast te stellen vergoedingsregeling.
ARTIKEL 14 SLOTBEPALING
De BFZ zal, indien daartoe naar haar oordeel termen aanwezig zijn, van de in
dit reglement vastgestelde procedures en termijnen kunnen afwijken na overleg
met de coördinatiegroep.
Bijlage 14
Reglement tegemoetkoming vakbondsverlof
ARTIKEL 1 DEFINITIES
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in
artikel 1 van de cao.
ARTIKEL 2 TEGEMOETKOMING VAKBONDSVERLOF
1.De werknemer, lid van een vakbond, heeft recht op vakbondsverlof met behoud
van salaris voor het bijwonen van landelijke bijeenkomsten en scholings- en
vormingscursussen van werknemersorganisaties tot een maximum van acht dagen per
jaar. De werkgever ontvangt hiervoor een tegemoetkoming.
2.Een werknemer, kaderlid van een vakbond, heeft recht op vakbondsverlof met behoud van salaris voor het bijwonen landelijke bijeenkomsten en scholings- en vormingscursussen van werknemersorganisaties tot een maximum van elf dagen per jaar. De werkgever ontvangt hiervoor een tegemoetkoming.
3.De werknemer heeft recht op vakbondsverlof voor zover de bedrijfsomstandigheden dit toelaten.
ARTIKEL 3 VOORWAARDEN VOOR DE TEGEMOETKOMING
1.De werkgever is werkgever in de zin van de cao.
2.De werknemer is werknemer in de zin van de cao.
3.Door een werknemersorganisatie is schriftelijk verlof aangevraagd voor een door de werknemersorganisatie aangegeven periode.
4.De werkgever heeft tijdens de duur van het vakbondsverlof het salaris aan de werknemer doorbetaald.
5.De werkgever dient binnen twee maanden nadat hij het salaris van de werknemer heeft uitbetaald een digitale declaratie ‘tegemoetkoming vakbondsverlof’ in via www.sfzz.nl.
6.De werkgever dient bij de declaratie tegemoetkoming vakbondsverlof’ de volgende stukken te uploaden:
a.een kopie van de verklaring van een werknemersorganisatie van deelname waaruit de duur van het vakbondsverlof blijkt;
b.een kopie van de arbeidsovereenkomst
ARTIKEL 4 UITSLUITINGSGROND
Indien de werkgever of werknemer tijdens de duur van het vakbondsverlof recht
heeft op een subsidie of tegemoetkoming terzake van het vakbondsverlof, gelijk
of hoger dan het bedrag van de tegemoetkoming, vervalt het recht op
tegemoetkoming.
ARTIKEL 5 HOOGTE VAN DE TEGEMOETKOMING
1.De tegemoetkoming bedraagt 100% van het salaris, welk salaris door de
werkgever aan de werknemer is uitbetaald tijdens de duur van het
vakbondsverlof.
2.De tegemoetkoming wordt verleend over maximaal acht dagen voor vakbondsleden dan wel elf dagen bij kaderleden, per kalenderjaar per werknemer. Onder een dag wordt verstaan maximaal 7,6 uur en onder een dagdeel wordt verstaan maximaal 3,8 uur.
ARTIKEL 6 BETALING VAN DE TEGEMOETKOMING
1.Na ontvangst van de declaratie en als aan alle gestelde voorwaarden is
voldaan, betaalt SFZZ de tegemoetkoming binnen één maand uit.
2.SFZZ verstrekt bij iedere betaling een specificatie met de datum van het vakbondsverlof en de berekening van de tegemoetkoming.
3.Indien de werknemer de declaratie niet getrouw en naar waarheid heeft ingevuld, kan de door SFZZ onverschuldigd betaalde tegemoetkoming worden terug gevorderd.
ARTIKEL 7 HARDHEIDSCLAUSULE
In gevallen waarin toepassing van dit reglement tot onbillijkheden leidt, kan
het bestuur een beslissing in afwijking van de bepalingen van het reglement
nemen.
ARTIKEL 8 ONVOORZIENE GEVALLEN
In onvoorziene gevallen beslist het bestuur.
ARTIKEL 9 INWERKINGTREDING
Dit reglement treedt in werking met ingang van 1 juli 2019.
Bijlage 15 Statuten stichting sociaal fonds zwembaden en zwemscholen
Begripsomschrijvingen.
Artikel 1.
In deze statuten wordt verstaan onder:
a.branche Zwembaden: de branche gericht op zwembaden en zwemscholen;
b.Cao Zwembaden: de collectieve arbeidsovereenkomst voor zwembaden;
c.coördinatiegroep: ontwikkelt en stelt beleid vast van de activiteiten die gericht zijn op het doel van de stichting;
d.partij aan werkgeverszijde: de vereniging: Vereniging Werkgevers in Zwembaden en Zwemscholen (WiZZ), statutair gevestigd in de gemeente Lopik, met adres: Stephensonweg 14, 4207 HB Gorinchem, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 67634869;
e.reglement van de stichting: het reglement van de stichting als bedoeld in artikel 14 van deze statuten;
f.SFRecreatie: stichting: Stichting Sociaal Fonds Recreatie (SF Recreatie), statutair gevestigd in de gemeente Gorinchem, met adres: Stephensonweg 14, 4207 HB Gorinchem, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 41159887;
g.werknemerspartijen:
-de vereniging: CNV Vakmensen.nl, statutair gevestigd de gemeente Utrecht, met adres: Tiberdreef 4, 3561 GG Utrecht, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 64395960; en
-de vereniging: Federatie Nederlandse Vakbeweging, statutair gevestigd in de gemeente Utrecht, met adres: Hertogswetering 159, 3534 AS Utrecht, ingeschreven in het handelsregister onder dossiernummer 40531840;
h.werkgeversleden: door de partij aan werkgeverszijde benoemde bestuursleden;
i.werkgevers: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon, dan wel de maatschap, de vennootschap gevormd door twee of meer natuurlijke en/of rechtspersonen gezamenlijk, die een bedrijf exploiteert waarvan de activiteiten bestaan uit het verrichten van werkzaamheden in de zweminrichting, en daartoe werknemers in de zin van deze overeenkomst in dienst heeft.
Naam en zetel.
Artikel 2.
1.De stichting draagt de naam:
Stichting Sociaal Fonds Zwembaden en Zwemscholen (SFZZ).
2.Zij heeft haar zetel in de gemeente Gorinchem.
Doel en middelen.
Artikel 3.
1.De stichting stelt zich voor de branche Zwembaden zonder winstoogmerk ten
doel:
a.het financieren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de bedrijfstak zweminrichtingen. Deze activiteiten zijn nader uitgewerkt in het reglement van de stichting;
b.het financieren van activiteiten benodigd voor het doen naleven van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden, waaronder begrepen de taken van de Coördinatiegroep zoals nader uitgewerkt in het reglement van de stichting, met uitzondering van het CAO-overleg en de werkzaamheden van de redactiecommissie,
en het verrichten van alle verdere handelingen, die met het vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
2.Zij tracht dit doel te bereiken onder meer door:
De gehele of gedeeltelijke financiering dan wel subsidiëring van de kosten verbonden aan activiteiten gericht op de in het eerste lid genoemde doelstellingen, waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande subsidieregelingen. Voorwaarden voor financiering dan wel subsidiëring en de realisatie van de doelstellingen van de stichting zijn nader uitgewerkt in het reglement van de stichting.
Vermogen.
Artikel 4.
1.Het vermogen van de stichting wordt gevormd door:
-de bijdrage vanuit SFRecreatie;
-subsidies en donaties;
-schenkingen, giften, erfstellingen en legaten;
-alle andere verkrijgingen en baten.
Het bestuur is belast met het beheer van het fondsvermogen.
2.De stichting beoogt niet het maken van winst.
Bestuur: samenstelling en benoeming.
Artikel 5.
1.Het bestuur van de stichting bestaat uit een door het bestuur vast te stellen
even aantal van tenminste vier (4) bestuurders waarvan twee (2) bestuurders
worden benoemd door het bestuur op voordracht van de partij aan werkgeverszijde
(hierna: “de leden van de partij aan werkgeverszijde”) en de overige twee
(2) bestuurders (hierna: “de leden van werknemerspartijen”) worden benoemd
op voordracht van de werknemerspartijen.
2.Uit de leden van de partij aan werkgeverszijde worden een voorzitter en een penningmeester benoemd. Deze functies mogen niet bij één (1) persoon berusten.
3.Uit de leden van werknemerspartijen worden een vicevoorzitter en een secretaris benoemd. Deze functies mogen niet bij één (1) persoon berusten.
4.De functies voorzitter en vicevoorzitter rouleren jaarlijks tussen werknemerspartijen en de partij aan werkgeverszijde.
5.De bestuurders worden benoemd voor onbepaalde tijd.
6.Bij het ontstaan van één (of meer) vacature(s) in het bestuur zal, met inachtneming van het in lid 1 bepaalde, binnen twee (2) maanden na het ontstaan van de vacature(s) daarin worden voorzien door de benoeming van één (of meer) opvolger(s).
7.Mocht(en) in het bestuur om welke reden dan ook één of meer bestuurders ontbreken, dan vormen de overblijvende bestuurders, of vormt de enige overblijvende bestuurder niettemin een wettig bestuur.
8.De bestuurders ontvangen voor elke door hen bijgewoonde bestuursvergadering een jaarlijks door het bestuur vast te stellen vacatiegeld. Reis- en verblijfkosten, door bestuurders in hun functie gemaakt, worden vergoed volgens door het bestuur vast te stellen regels.
9.Het bestuur waakt voor handhaving van de statuten en reglementen.
10.De bestuurders zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen hen in hun functie ter kennis is gekomen, behoudens ten aanzien van feiten en gegevens waarvan het bestuur heeft besloten dat ze geen vertrouwelijk karakter hebben.
11.Het bestuur is verantwoordelijk voor de wijze van belegging van de gelden van de stichting, welke op solide wijze binnen Nederland dient te geschieden.
12.De aan de stichting toebehorende vermogenswaarden dienen te worden bewaard, hetzij ten kantore van de stichting, hetzij bij een Nederlandse bankinstelling.
13.De bestuurders worden geschorst door het bestuur.
Bestuur: taak en bevoegdheden.
Artikel 6.
1.Het bestuur is belast met het besturen van de stichting. Zij zal daarbij de
doelstelling van de stichting en hetgeen is vermeld in artikel 12 in acht
nemen.
2.Het bestuur is bevoegd tot het verrichten van alle rechtshandelingen, geen enkele uitgezonderd. De in de wet voorkomende mogelijke bevoegdheidsbeperkingen gelden derhalve niet.
3.Erfstellingen mogen slechts onder het voorrecht van boedelbeschrijving worden aanvaard.
Bestuur: vergaderingen
Artikel 7.
1.De vergaderingen van het bestuur worden gehouden in Nederland.
2.Jaarlijks binnen zes maanden na afloop van het boekjaar wordt een vergadering van het bestuur (de jaarvergadering) gehouden, waar in elk geval aan de orde komt de vaststelling van de balans en de staat van baten en lasten.
3.Het bestuur vergadert voorts zo vaak de voorzitter of ten minste de helft van de bestuurders dit noodzakelijk acht; in dat laatste geval dient een schriftelijk verzoek met opgave van de te behandelen punten aan de voorzitter te worden gericht.
4.De oproeping tot een vergadering geschiedt ten minste zeven dagen tevoren, de dag van de oproeping en die van de vergadering niet meegerekend, door middel van een oproepingsbrief.
5.Een oproepingsbrief vermeldt, behalve plaats en tijdstip van de vergadering, de te behandelen onderwerpen.
6.De vergaderingen worden geleid door de voorzitter. Indien deze afwezig is voorzien de aanwezige bestuurders in de leiding van de vergadering. Tot dat moment wordt de vergadering geleid door de in leeftijd oudste aanwezige bestuurder.
7.Van het verhandelde in de vergaderingen worden notulen gehouden. De notulen worden vastgesteld in de volgende vergadering.
8.Toegang tot de vergaderingen van het bestuur hebben de in functie zijnde bestuurders en degenen die daartoe door het bestuur zijn uitgenodigd.
Bestuur: besluitvorming.
Artikel 8.
1.Zolang in een bestuursvergadering alle in functie zijnde bestuurders aanwezig
zijn, kunnen geldige besluiten worden genomen over alle aan de orde komende
onderwerpen, mits met algemene stemmen, ook al zijn de door de statuten gegeven
voorschriften voor het oproepen en houden van vergaderingen niet in acht
genomen.
2.Voor zover deze statuten niet anders bepalen, besluit het bestuur bij gewone meerderheid van stemmen in een vergadering waarin ten minste twee/derde van het totaal aantal fungerende bestuurders aanwezig is. Indien een besluit niet genomen kan worden wegens het niet voldoen aan de hiervoor gestelde voorwaarde kan door schriftelijke voorlegging het desbetreffende besluit genomen worden.
3.In de vergadering heeft iedere bestuurder van de partij aan werkgeverszijde zoveel stemmen als er bestuurders van de werknemerspartijen aanwezig zijn en ieder bestuurslid van werknemerspartijen zoveel stemmen als er bestuurders aan de partij aan werkgeverszijde aanwezig zijn.
4.Over personen wordt schriftelijk gestemd en over zaken mondeling.
5.Bij het bepalen van het aantal geldig uitgebrachte stemmen worden blanco stemmen en ongeldige stemmen niet meegerekend.
6.Bij staking van stemmen wordt in een volgende vergadering opnieuw over hetzelfde onderwerp gestemd; staken de stemmen dan wederom, dan wordt het voorstel geacht te zijn verworpen wanneer het zaken betreft en beslist het lot wanneer de stemming personen betreft.
7.Besluiten kunnen ook buiten vergadering worden genomen, mits schriftelijk en met eenparigheid van stemmen van alle bestuurders. Een dergelijk besluit staat gelijk met een besluit genomen in een vergadering.
8.In alle geschillen omtrent stemmingen beslist de voorzitter van de vergadering.
Bestuur: defungeren.
Artikel 9.
Een bestuurder defungeert:
a.door ontslag door een daartoe door de overige bestuurders met een meerderheid van drie/vierde (3/4e) van de aanwezige bestuurders te nemen besluit;
b.op het moment dat een bestuurslid geen partij aan werkgeverszijde of werknemerspartijen meer vertegenwoordigt zulks ter beoordeling van het bestuur;
c.door zijn overlijden of indien de bestuurder een rechtspersoon is, door haar ontbinding of indien zij ophoudt te bestaan;
d.bij schriftelijke ontslagneming (bedanken);
e.door het verlies van het vrije beheer of de vrije beschikking over zijn vermogen of een gedeelte daarvan;
f.door ontslag op grond van artikel 2:298 Burgerlijk Wetboek.
Vertegenwoordiging.
Artikel 10.
1.Het bestuur vertegenwoordigt de stichting.
2.De vertegenwoordigingsbevoegdheid komt mede toe aan voorzitter tezamen met de vice-voorzitter.
3.Bij besluit van het bestuur kunnen bepaalde bevoegdheden van het bestuur geheel of gedeeltelijk worden gedelegeerd, hetzij aan de voorzitter en/of aan de vice- voorzitter, hetzij aan een door het bestuur aangewezen commissie, hetzij aan derden.
4.De gedelegeerde taken van de stichting worden onder blijvende verantwoordelijkheid van het bestuur uitgeoefend.
Boekjaar, begroting en jaarstukken.
Artikel 11.
1.Het boekjaar van de stichting is gelijk aan het kalenderjaar.
2.Het bestuur is verplicht van de vermogenstoestand van de stichting en van alles betreffende de werkzaamheden van de stichting, naar de eisen die voortvloeien uit deze werkzaamheden, op zodanige wijze een administratie te voeren en de daartoe behorende boeken, bescheiden en andere gegevensdragers op zodanige wijze te bewaren, dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de stichting kunnen worden gekend.
3.Jaarlijks voor één december stelt het bestuur de begroting voor het komende boekjaar vast. Deze begroting is gespecificeerd overeenkomstig de in het reglement van de stichting genoemde bestedingsdoelen respectievelijk activiteiten. De begroting is beschikbaar voor de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers.
4.De conceptbegroting wordt ter kennisneming aangeboden aan partij aan werkgeverszijde en werknemerspartijen en wordt niet eerder dan een maand daarna vastgesteld door het bestuur.
5.Het bestuur is verplicht jaarlijks binnen zes (6) maanden na afloop van het boekjaar de balans en de staat van baten en lasten van de stichting te maken, op papier te stellen en vast te stellen waarbij alle in het reglement van de stichting genoemde bestedingsdoelen zijn gespecificeerd. Ten blijke van de vaststelling worden deze stukken door de voorzitter en de vice-voorzitter van de stichting ondertekend.
6.De rekening en verantwoording vindt plaats onder overlegging van een rapport, waaruit blijkt dat de bestedingsdoelen en activiteiten zijn gespecificeerd en gecontroleerd op basis van aangeleverde jaarrekeningen, loonstroken en facturen. Indien en voor zover dit op grond van een algemeen verbindende verklaring noodzakelijk is, vindt de controle plaats door een door het bestuur benoemde register-accountant als bedoeld in artikel 2:393 eerste lid Burgerlijk Wetboek.
Uit voormelde stukken moet blijken dat de uitgaven conform de bestedingsdoelen zijn gedaan.
7.Het bestuur legt in het verslag rekenschap af van het gevoerde beleid.
8.Bij vaststelling van de jaarstukken wordt de door het bestuur aangewezen administrateur decharge verleend voor het door hem gevoerde financiële beheer.
9.Het verslag en de accountantsverklaring worden ter inzage voor de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers neergelegd ten kantore van de stichting alsmede op één of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan te wijzen plaats(en).
10.Het verslag en de accountantsverklaring worden op aanvraag toegezonden aan de bij de stichting betrokken werkgevers en werknemers, tegen vergoeding van de daaraan verbonden kosten.
11.Het bestuur is verplicht de in de voorgaande leden bedoelde boeken, bescheiden en andere gegevensdragers gedurende zeven (7) jaren te bewaren.
12.De op een gegevensdrager aangebrachte gegevens, uitgezonderd de op papier gestelde balans en staat van baten en lasten, kunnen op een andere gegevensdrager worden overgebracht en bewaard, mits de overbrenging geschiedt met juiste en volledige weergave der gegevens en deze gegevens gedurende de volledige bewaartijd beschikbaar zijn en binnen redelijke tijd leesbaar kunnen worden gemaakt.
Verplichtingen van door de stichting gesubsidieerde instellingen
Artikel 12
1.Bij de vervulling van haar taak zal het bestuur er op toezien dat:
a.Bij een aanvraag om subsidie dient door de betrokken instelling een begroting te worden ingezonden, gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen.
b.Jaarlijks, binnen vijf (5) maanden na afloop van het boekjaar, zal een gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de stichting een door een registeraccountant of accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid gecontroleerde verklaring overleggen over de besteding van de gelden, welke verklaring moet zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen en een geïntegreerd deel uitmaakt van het verslag over de financiële toestand van de stichting als bedoeld in artikel 11 lid 5.
2.De door het bestuur aangewezen administrateur is gerechtigd alle inlichtingen te vragen aan door de stichting gesubsidieerde instellingen die zij nodig acht voor een goede uitvoering van de statuten en reglementen, alsmede inzage in begrotingen, rekeningen en verantwoording of accountantsrapporten en dergelijke stukken. De administrateur is geheimhouding verschuldigd inzake de door hem verkregen inlichtingen, ook tegenover het bestuur.
3.In door het bestuur aan te geven gevallen zal de administrateur niet de in lid 2
bedoelde bevoegdheid uitoefenen doch een door het bestuur aangewezen deskundige als bedoeld in artikel 393 tweede lid Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.
Reglementen.
Artikel 13.
1.Het bestuur is bevoegd een reglement vast te stellen, waarin die onderwerpen
worden geregeld, die naar het oordeel van het bestuur (nadere) regeling
behoeven.
2.Het reglement mag niet met de wet of deze statuten in strijd zijn.
3.Het bestuur is bevoegd het reglement te wijzigen of te beëindigen.
4.Op de vaststelling, wijziging en beëindiging van het reglement is het bepaalde in artikel 14 lid 1 van toepassing.
Statutenwijziging.
Artikel 14.
1.Het bestuur is bevoegd deze statuten te wijzigen.
2.Besluiten tot wijziging van deze statuten kunnen slechts worden genomen met een meerderheid van ten minste twee/derde (2/3e) van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin ten minste twee/derde (2/3e) van het totaal aantal bestuurders aanwezig is. De volledige tekst van de voorgestelde wijzigingen dient bij de oproepingsbrief te worden gevoegd.
3.Indien de voorzitter van het bestuur dit wenselijk acht, en geen van de afzonderlijke bestuurders daartegen bezwaar heeft, kan het bestuur, in afwijking van lid 2, het besluit tot statutenwijziging schriftelijk nemen. Alle bestuursleden dienen in dat geval hun stem schriftelijk of per e-mail uit te brengen. Het besluit wordt alsdan genomen met volstrekte meerderheid van stemmen. Van een aldus genomen besluit wordt onder bijvoeging van de ingekomen stemmen een relaas opgemaakt, dat na medeondertekening door de voorzitter bij de notulen wordt gevoegd. Bij staking van stemmen zal het besluit tot statutenwijziging door het bestuur genomen worden op de wijze als is vermeld in lid 2.
4.Een besluit tot statutenwijziging treedt eerst in werking nadat daarvan een notariële akte is opgemaakt. Tot het doen verlijden van die akte is ieder bestuurslid en een door het bestuur gemachtigd persoon bevoegd.
5.De bestuurders zijn verplicht een authentiek afschrift van de wijziging en de gewijzigde statuten neer te leggen ten kantore van het handelsregister.
6.Wijzigingen in statuten en reglementen zullen niet in werking treden alvorens een volledig exemplaar van die stukken onderscheidenlijk van de wijzigingen daarin, door het bestuur ondertekend, voor een ieder ter inzage neergelegd ter griffie van de rechtbank in het arrondissement waarin de stichting is gevestigd.
Ontbinding en vereffening.
Artikel 15.
1.Het bestuur is bevoegd de stichting te ontbinden.
2.Op het besluit van het bestuur tot ontbinding is het bepaalde in artikel 14 lid 2 van overeenkomstige toepassing.
3.De stichting blijft na haar ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van haar vermogen nodig is.
4.Na ontbinding geschiedt de vereffening door de bestuurders, tenzij bij het besluit tot ontbinding anderen tot vereffenaars zijn aangewezen.
5.De vereffenaars dragen er zorg voor, dat van de ontbinding van de stichting inschrijving geschiedt in het register als bedoeld in artikel 14 lid 5.
6.Gedurende de vereffening blijven de bepalingen van deze statuten zoveel mogelijk van kracht.
7.Een eventueel batig saldo van de ontbonden stichting wordt zoveel mogelijk besteed overeenkomstig het doel van de stichting.
8.De stichting houdt op te bestaan op het tijdstip waarop geen aan de vereffenaars bekende baten meer aanwezig zijn. Door de vereffenaars wordt daarvan opgaaf gedaan aan de registers waar de stichting is ingeschreven.
9.Na afloop van de vereffening blijven de boeken en bescheiden van de ontbonden stichting gedurende de bij de wet voorgeschreven termijn onder berusting van de door de vereffenaars aangewezen persoon.
10.Op de vereffening zijn overigens de bepalingen van Titel 1, boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing.
Slotbepaling.
Artikel 16.
1.In alle gevallen, waarin zowel de wet als deze statuten niet voorzien,
beslist het bestuur.
2.Onder schriftelijk wordt in deze statuten verstaan elk via de gangbare communicatiekanalen overgebracht bericht, waarvan uit geschrift blijkt.
3.Het eerste boekjaar van de stichting eindigt op eenendertig december tweeduizend twintig.
Bijlage 16 Reglement Sociaal Fonds Zwembaden en Zwemscholen
ARTIKEL 1 DEFINITIES
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de definities omschreven in
artikel 1 van de cao.
ARTIKEL 2 REALISERING VAN HET DOEL
Om de doelstellingen te realiseren financiert de stichting de volgende
activiteiten ten behoeve van de sector Zwembaden en Zwemscholen:
a.Bekostiging van activiteiten ter bevordering van een eenvormige toepassing van de voor de bedrijfstak overeengekomen arbeidsvoorwaarden, waaronder begrepen de taken van de coördinatiegroep zoals genoemd in artikel 29 van de cao, inclusief haar commissies en het reglement van de coördinatiegroep (bijlagen 11, 12 en 13). Aan deze activiteit wordt invulling gegeven door het geven van voorlichting aan alle werkgevers en werknemers. Uitgezonderd zijn het cao- overleg en de werkzaamheden van de redactiecommissie;
b.Het (laten) verrichten en publiceren van onderzoek en uitvoering van beleid dat landelijk, regionaal, plaatselijk en op locatie kan worden uitgevoerd specifiek ten behoeve van projecten gericht op vermindering ziekteverzuim, verbetering arbeidsomstandigheden, re-integratie, leeftijdbewust personeelsbeleid, arbeidsmarkt- en scholingsbeleid en medezeggenschap;
c.Advisering en ondersteuning van werkgevers en werknemers bij de toepassing van beleid rond ziekteverzuim, arbeidsomstandigheden, re-integratie, leeftijdbewust personeelsbeleid, arbeidsmarkt- en scholingsbeleid, medezeggenschap, alsmede ontwikkeling van instrumenten die het toepassen van dit beleid vereenvoudigen en inzichtelijk maken;
d.Bevordering van de instroom van geschoolde en ongeschoolde werknemers in de bedrijfstak door het geven van voorlichting en informatie aan potentiële werknemers en werkgevers en het financieren van concrete projecten op het terrein van instroom;
e.Bevordering van bij- en nascholing van werkgevers en werknemers die in de bedrijfstak werkzaam zijn door het geven van voorlichting en informatie op dit terrein en het ontwikkelen en stimuleren van gebruik van instrumenten om scholingsbehoeften vast te stellen;
f.Bevordering van toegankelijkheid voor werknemers, werkgevers en doelgroepen van de arbeidsmarkt- en scholingsinfrastructuur door het geven van informatie en voorlichting en het realiseren en financieren van innovatie van het beroepsonderwijs met gebruikmaking van bestaande overheidssubsidieregelingen. De scholingsinfrastructuur en de innovatie wordt ondersteund door landelijke en regionale werkgroepen. Overleg wordt gevoerd met gesubsidieerde en particuliere onderwijsinstellingen met als doel het creëren van kwalitatief en kwantitatief scholingsaanbod en het beïnvloeden van wet- en regelgeving;
g.Bevordering van voldoende opleidingsmogelijkheden en- plaatsen door middel van het realiseren en financieren van voorlichtings- en wervingscampagnes;
h.Verstrekken van een tegemoetkoming voor verletkosten bij deelname aan landelijke bijeenkomsten en scholings- en vormingscursussen van werknemersorganisaties, zoals uitgewerkt in het Reglement tegemoetkoming Vakbondsverlof (zie bijlage 14).
i.Financiering van kosten met betrekking tot het bestuurlijke, financiële en administratieve beheer van SFZZ.
ARTIKEL 3 RECHTEN VAN WERKNEMER EN WERKGEVER
In beginsel heeft iedere werknemer en iedere werkgever het recht deel te nemen
aan c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door SFZZ gefinancierde of
gesubsidieerde activiteiten.
ARTIKEL 4 VERMOGEN SFZZ
1.Het vermogen van SFZZ wordt gevormd door:
-de bijdrage vanuit de Stichting Sociaal Fonds Recreatie;
-subsidies en donaties;
-schenkingen, giften, erfstellingen en legaten;
-alle andere verkrijgingen en baten.
2.De bestemming van het vermogen van SFZZ wordt vastgesteld door het bestuur aan de hand van:
-de begroting van de activiteiten die gefinancierd worden door SFZZ (zie artikel 2 van dit reglement)
-de ingediende subsidieaanvragen van de werkgevers- en werknemersorganisaties en de daarbij behorende begrotingen zoals nader uitgewerkt in artikel 5.
ARTIKEL 5 TOEKENNING VAN PROJECTSUBSIDIE AAN WERKGEVERS- EN
WERKNEMERSORGANISATIES EN WERKWIJZE
1.Werkgevers- en werknemersorganisaties kunnen voor het uitvoeren van
activiteiten bij SFZZ een aanvraag doen voor financiering dan wel subsidiëring
daarvan. De aanvraag dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend.
Bij een aanvraag om subsidie dient een begroting te worden ingezonden, gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen.
2.Behoudens een subsidie voor activiteiten waarvan de kosten verantwoord worden door middel van een gespecificeerde factuur van een derde, dient de verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden vergezeld te gaan van een accountantsverklaring als bedoeld in artikel 2:393 tweede lid BW.
De verantwoording wordt schriftelijk bij het bestuur ingediend zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden, doch uiterlijk voor de 1 mei volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.
De verantwoording moet zijn gespecificeerd volgens de bestedingsdoelen.
3.Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting c.q. schriftelijke verantwoording dient te voldoen.
4.Bij toekenning van subsidies aan werkgevers- en werknemersorganisaties zullen daarbij nimmer meer gelden aan de werknemersorganisaties ter beschikking worden gesteld dan aan de werkgeversorganisaties en omgekeerd.
5.Aan de toekenning van subsidies aan werkgevers- en werknemersorganisaties is de voorwaarde verbonden dat de betreffende gelden niet kunnen worden gestort in stakingskassen of weerstandskassen, of dergelijke fondsen.
ADRESSEN EN TELEFOONNUMMERS
Sociaal Fonds Zwembaden en Zwemscholen
Postbus 693
4200 AR Gorinchem
Telefoon: 0183-822940
e-mail: info@sfzz.nl
website: www.sfzz.nl
Coördinatiegroep Zwembaden
Postbus 693
4200 AR Gorinchem
Telefoon: 0183-822940
e-mail: info@sfzz.nl
website: www.sfzz.nl
Beroepscommissie Functie-indeling Zwembaden Postbus 693
4200 AR Gorinchem
Telefoon: 0183- 822940
e-mail: info@sfzz.nl
website: www.sfzz.nl
Stichting Pensioenfonds voor de Recreatie
TKP Pensioen
Postbus 5199
9700 GD Groningen
Telefoon werkgeversdesk: 050-5225040
Email: werkgever@pensioenfondsrecreatie.nl
Telefoon Pensioendesk: 050-5225020
Email: deelnemer@pensioenfondsrecreatie.nl
Website: www.pensioenfondsrecreatie.nl