Voor het tijdvak van 1 juli 2018
tot en met 31 december 2019
VOORWOORD
Voor u ligt de Collectieve Arbeidsovereenkomst (CAO) voor de Tandtechniek.
De bepalingen van deze CAO zijn van toepassing voor de werkgevers en werknemers die bij
inwerkingtreding of gedurende de looptijd van de CAO, lid waren of zijn van de NWVT en VLHT.
Werkgevers en werknemers die in hun huidige arbeidsovereenkomst de werking van de CAO voor de
Tandtechniek van toepassing hebben verklaard, zijn voor de eerder genoemde arbeidsovereenkomst
eveneens gebonden aan deze CAO.
De CAO voor de Tandtechniek heeft een minimumkarakter.
COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE TANDTECHNIEK
Tussen de ondergetekenden:
1. Nederlandse Werkgeversvereniging Tandtechniek (NWVT), gevestigd te Rotterdam,
2. Vereniging van Laboratoriumhoudende Tandtechnici in Nederland (VLHT), gevestigd te Lent; als
partijen te ener zijde,
en
1. FNV, gevestigd te Utrecht;
2. CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht;
3. De Unie, gevestigd te Culemborg, als partijen ten andere zijde,
is de navolgende collectieve arbeidsovereenkomst aangegaan:
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. CAO:
de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Tandtechniek;
2. werkgever:
elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, die tandtechnische werkstukken doet vervaardigen of
repareren. Onder tandtechnische werkstukken wordt verstaan alle werkstukken bestemd voor
regulering, vervanging of herstel van gebitselementen, zoals bijvoorbeeld kronen, bruggen,
(frame)prothesen en regulatie-apparatuur;
3. werknemer:
degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat, met uitzondering van de
werknemer die een functie vervult, welke wordt aangemerkt als te liggen boven het niveau van de
functiegroepen bedoeld in
artikel 14. Niet als werknemer wordt beschouwd degene die niet belast is met het vervaardigen of
repareren van tandtechnische werkstukken en werkzaam is bij een werkgever, waarbij de
bedrijfsactiviteiten zich in hoofdzaak uitstrekken tot andere activiteiten dan het vervaardigen of
repareren van tandtechnische werkstukken. Waar in de CAO van werknemers wordt gesproken, zijn ook
vrouwelijke werknemers bedoeld;
4. leerling:
de werknemer die de primaire opleiding in de tandtechniek volgt;
5. medewerker-tandtechnicus:
de werknemer die de voortgezette opleiding in de tandtechniek volgt;
6. volledig dienstverband:
40 uur per week verminderd met de in artikel 11 geregelde arbeidsduurverkorting;
7. salaris:
a. schaalsalaris: het schaalsalaris voorkomend in de salarisschalen in bijlage II bij deze CAO;
b. maandsalaris: het schaalsalaris vermeerderd met de eventuele toeslagen, als bedoeld in artikel
17 lid 1, 2 en 3;
c. uursalaris: 0,6% van het maandsalaris;
8. personeelsvertegenwoordiging:
de personeelsvertegenwoordiging, als bedoeld in artikel 32, dan wel de ondernemingsraad, indien in
de onderneming een ondernemingsraad bestaat;
9. geschillencommissie:
de geschillencommissie, als bedoeld in artikel 31.
De bepalingen in deze CAO ter zake van arbeidsduurverkorting, salarisschalen, vakantie en vrije
dagen, alsmede vakantietoeslag gelden bij een deeltijd dienstverband naar rato van het aantal te
werken uren.
Artikel 2 Verplichtingen van de werkgever
1. De werkgever zal geen werknemer in dienst nemen of houden op voorwaarden, die strijdig zijn met
de bepalingen van deze CAO.
2. Werkgever is verplicht al datgene te doen of na te laten wat een goed werkgever behoort te
doen.
3. Werkgever stelt op verzoek van de werknemer een (digitale) kopie van de lopende CAO ter
beschikking.
4. Werkgever zorgt voor actief beleid ter voorkoming en bestrijding van agressie, discriminatie,
pesten, geweld en (seksuele) intimidatie.
5. Werkgever zorgt voor een actief beleid inzake veiligheid en goede arbeidsomstandigheden op de
werkplek.
6. Werkgever is verplicht om persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar te stellen als gevaren en risico's
niet op een andere manier kunnen worden voorkomen. Ook moet hij zorg dragen voor goede voorlichting
over, en toezien op het juiste gebruik van de beschermingsmiddelen.
Artikel 3 Verplichtingen van de werknemer
1. Werknemer is verplicht de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te
behartigen, ook als daartoe geen nadrukkelijke opdracht is gegeven.
2. Werknemer is gehouden om alle hem door of namens de werkgever opgedragen werkzaamheden, voor
zover deze redelijkerwijze van hem kunnen worden verlangd, zo goed mogelijk uit te voeren en
daarbij alle verstrekte aanwijzingen en voorschriften in acht te nemen.
3. Het is de werknemer, zonder schriftelijke toestemming van de werkgever, niet toegestaan, direct,
noch indirect, om voor een andere werkgever, of voor eigen rekening of risico, of voor een andere
opdrachtgever werkzaam te zijn voor zover de werknemer meer dan 20 uur per week werkzaam is voor de
werkgever.
4. Werknemer is verplicht tot geheimhouding ten aanzien van alles hetgeen hem in zijn
dienstbetrekking bekend is geworden, omtrent alle bijzonderheden van het bedrijf van de werkgever
of daarmee verband houdend. Bij overtreding van deze verplichting kan de werkgever een
schadevergoeding eisen.
5. De werknemer zal de hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen oordeelkundig en ook in overeenstemming
met de bestemming daarvan gebruiken en behandelen en daarvoor zorg dragen als een goed werknemer.
Indien de werknemer aan de aan hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen schade veroorzaakt door
roekeloosheid of schuld, heeft de werkgever de mogelijkheid deze schade op de werknemer te
verhalen.
HOOFDSTUK 2 AANVANG EN BEËINDIGING
Artikel 4 Aanstelling
1. Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd geldt wederzijds een proeftijd
van twee maanden, tenzij schriftelijk een kortere proeftijd wordt overeengekomen.
Bij het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd langer dan 6 maanden en korter dan
twee jaar geldt wederzijds een proeftijd van een maand, tenzij schriftelijk een kortere proeftijd
wordt overeengekomen.
2. Onverminderd het hiervoor bepaalde, wordt de arbeidsovereenkomst aangegaan:
a. hetzij voor onbepaalde tijd;
b. hetzij voor bepaalde tijd.
Het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan slechts schriftelijk geschieden.
Indien de arbeidsovereenkomst niet schriftelijk is aangegaan, wordt de arbeidsovereenkomst geacht
voor onbepaalde tijd te zijn aangegaan. Een model voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
en een model voor een
arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd zijn als bijlagen III en IV bij deze CAO opgenomen.
3. De schriftelijke arbeidsovereenkomst bevat tenminste:
a. de datum van indiensttreding;
b. de functie waarin de werknemer wordt aangesteld en de functiegroep waarin deze functie is
ingedeeld;
c. het aantal toegekende functiejaren;
d. de wekelijkse arbeidsduur;
e. het salaris;
f. de tijdsduur, indien het een dienstverband voor bepaalde tijd betreft;
g. het al dan niet toepasselijk zijn van de CAO;
h. de van toepassing zijnde proeftijd.
De arbeidsovereenkomst moet door de werknemer voor akkoord worden ondertekend.
4. Voor het aantal keer dat een tijdelijke arbeidsovereenkomst verlengd mag worden volgt deze CAO
de zogenoemde ketenbepaling voor tijdelijke contracten in de Wet Werk en Zekerheid. Als deze wet
wordt aangepast zal deze CAO de aanpassing volgen.
De huidige ketenbepaling voor tijdelijke contracten bepaalt dat een tijdelijk arbeidscontract
automatisch vast wordt als meerdere tijdelijke contracten bij één werkgever een periode van 2 jaar
overschrijden. Dat is alleen het geval als er 6 maanden of minder tussen de tijdelijke contracten
zit.
Een tijdelijk contract wordt automatisch vast na meer dan 3 opvolgende tijdelijke contracten.
Tijdelijke contracten zijn opvolgend als er 6 maanden of minder tussen zit.
Contracten die zijn aangegaan voor de beroepsbegeleidende leerweg (BBL) tellen niet mee voor de
ketenbepaling. Het maakt hierbij niet uit wanneer het contract is aangegaan of geëindigd.
5. Indien er met een werknemer na de AOW gerechtigde leeftijd een arbeidsovereenkomst wordt
aangegaan, dan geldt voor die arbeidsovereenkomst de zogenoemde ketenbepaling voor tijdelijke
contracten voor AOW- gerechtigden in de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd. Deze wet bepaalt
dat een AOW-gerechtigde maximaal 6 tijdelijke arbeidsovereenkomsten in maximaal 4 jaar mag werken.
Na meer dan 6 opvolgende tijdelijke contracten of na 4 jaar wordt het tijdelijke contract
automatisch een vast contract.
Alleen de tijdelijke arbeidsovereenkomsten die zijn aangegaan nadat de werknemer de AOW-leeftijd
heeft bereikt, tellen mee voor de keten. Ook moeten de periodes tussen de tijdelijke contracten 6
maanden of korter duren. Bij een tussenperiode van meer dan 6 maanden gaat er een nieuwe keten
lopen.
Artikel 5 Deeltijdarbeid
1. De werkgever zal bevorderen dat voorkomende functies naast voltijds ook in deeltijd kunnen
worden verricht.
2. De werknemer die één jaar in dienst is bij een werkgever, kan de werkgever schriftelijk
verzoeken tot omzetten van het dienstverband in een (ander) deeltijd dienstverband.
3. De werkgever zal het verzoek van de werknemer als bedoeld in lid 2 binnen vier weken
schriftelijk beantwoorden.
4. De werkgever zal het verzoek van de werknemer als bedoeld in lid 2 honoreren tenzij zwaarwegende
bedrijfsbelangen zich hier tegen verzetten.
5. Een werknemer kan ten hoogste eenmaal per twee jaar, nadat de werkgever een verzoek om
aanpassing van de arbeidsduur heeft ingewilligd of afgewezen, opnieuw een verzoek indienen.
6. Indien in een bedrijf vacatures ontstaan, zal bij de invulling hiervan aan reeds in het bedrijf
werkzame deeltijdwerkers die hun arbeidsduur willen uitbreiden, de voorkeur worden gegeven boven
externe kandidaten. Dit geldt uitsluitend indien sprake is van een gelijkwaardige functie.
7. Indien een fulltime medewerker op zijn eigen verzoek parttime is gaan werken bij dezelfde
werkgever, kan hij alleen met toestemming van zijn werkgever werkzaam zijn bij een andere
tandtechnische werkgever, dan wel in eigen beheer tandtechnische werkzaamheden voor derden
verrichten. Dit ter voorkoming van oneigenlijke concurrentie.
Artikel 6 Ontslag
1. De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient schriftelijk te geschieden.
De opzegging van de arbeidsovereenkomst dient zodanig te geschieden dat het einde van de
opzeggingstermijn steeds samenvalt met het einde van de kalendermaand.
2. De door de werknemer in acht te nemen opzegtermijn is één maand.
3. Bij een arbeidsovereenkomst korter dan vijf jaar bedraagt de opzegtermijn voor de werkgever een
maand; bij een arbeidsovereenkomst langer dan vijf jaar en korter dan tien jaar twee maanden; bij
langer dan tien jaar en korter dan vijftien jaar drie maanden; bij langer dan vijftien jaar vier
maanden.
4. De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege, zonder dat daarvoor opzegging vereist is:
a. op de dag dat de werknemer de AOW gerechtigde leeftijd bereikt, hetzij
b. op de laatste dag van de maand, voorafgaande aan de maand waarin voltijds gebruik wordt gemaakt
van de pre- of vroegpensioenregeling krachtens het reglement van de Stichting Pensioenfonds voor de
Tandtechniek, hetzij
c. na het verstrijken van periode van de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd.
Artikel 7 Vakopleiding
1. De vaktechnische opleiding in de tandtechniek kan onder meer plaats vinden via het duale
opleidingssysteem. Dit houdt in werkend leren in het tandtechnisch laboratorium en een dag per
week naar school.
2. De duale opleiding kan worden gevolgd bij de Dutch HealthTec Academy (DHTA) te Utrecht. De
verantwoording van het onderwijs berust bij de DHTA. Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven (S-BB) is het kenniscentrum, verantwoordelijk voor de accreditatie (erkennen) van de
leerbedrijven. De opleidingsmogelijkheden zijn:
a. tandtechnicus Kroon- en brugwerk, 4 jaar (MBO niveau 4)
b. tandtechnicus Prothese, duur 4 jaar (MBO niveau 4)
3. Om toegelaten te worden tot de opleiding, dient de leerling, de medewerker tandtechnicus dan wel
de tandtechnicus een arbeidsovereenkomst te hebben voor tenminste 32 uur per week.
4. De reiskostenvergoeding voor leerlingen aan de DHTA wordt met ingang van 1 januari 2008 niet
meer via het Sociaal Fonds betaald, maar door de werkgever betaald.
a. de werkgever heeft de verplichting een reiskostenvergoeding te geven aan een werknemer die
leerling is,
als bedoeld in artikel 7 lid 2a, 2b, 2c en 2d, ongeacht of de werknemer op verzoek van de werkgever
de opleiding volgt of niet, op voorwaarde dat de leerling een arbeidsovereenkomst heeft voor
tenminste 32 uur per week.
b. De vergoeding voor reiskosten, zover die daadwerkelijk en aantoonbaar gemaakt zijn, wordt
berekend op basis van tweede klas openbaar vervoer (trein, metro en/of bus) van huis naar school en
terug.
c. De reiskostenvergoeding wordt conform de voormalige richtlijn van het Sociaal Fonds gekort met
een jaarlijks vast te stellen forfait ter compensatie van 2x 15 km eigen bijdrage van de leerling.
Artikel 8 Scholingsverlof
1. Scholing is een gemeenschappelijk belang van werkgever en werknemer. Over een verzoek tot
scholing en de periode waarin de scholing plaatsvindt, zal in onderling overleg overeenstemming
worden bereikt. Onder scholing wordt in dit verband verstaan iedere vorm van externe of interne
opleiding die genoten kan worden ter verbreding of verdieping van de voor de functie benodigde
vakkennis of ter verbetering van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.
2. Aan werknemers wordt op verzoek scholingsverlof verleend indien aannemelijk wordt gemaakt dat
deze scholing nuttig c.q. noodzakelijk is voor het goed kunnen (blijven) uitoefenen van de functie
van de werknemer of ten behoeve van verbetering van de positie op de arbeidsmarkt.
3. Het scholingsverlof kan door werkgever met redenen omkleed, geweigerd worden, indien de
bedrijfssituatie naar het oordeel van de werkgever het gevraagde verlof niet toelaat. De werkgever
maakt in dit geval een afspraak met de werknemer wanneer het scholingsverlof wel kan plaatsvinden
en draagt zorg voor het zo snel mogelijk wel realiseren van de scholing, maar in beginsel uiterlijk
binnen een jaar na het verzoek daartoe.
4. De werknemer zal aan een verzoek door de werkgever tot scholing medewerking verlenen indien dit
in het belang is van het bedrijf. Indien van de werknemer scholing wordt verlangd anders dan
hiervoor beschreven op uitdrukkelijk verzoek van de werkgever en de scholing buiten werktijd
plaatsvindt zal uitsluitend de aan scholing bestede tijd gecompenseerd worden door middel van tijd
voor tijd (100%).
Artikel 9 Terugbetaling opleidingskosten bij ontslag
1. De werknemer, die bij een werkgever een opleiding volgt, of heeft gevolgd, zoals genoemd in
artikel 7 lid 2a t/m 2d en tijdens de opleiding of binnen een jaar na afsluiting van de opleiding
zijn arbeidsovereenkomst zelf beëindigt, is verplicht aan de werkgever naar rato van de totale bij
deze werkgever gevolgde opleidingsperiode een vergoeding te betalen ad 1200 per leerjaar bij wijze van tegemoetkoming in betaalde dan wel gederfde begeleidingskosten. In verband met het naar rato berekenen van de
opleidingsperiode, wordt het opleidingsjaar geacht aan te vangen op 1 augustus en te eindigen op 31
juli. Een
aangevangen maand dient als een volledige maand te worden beschouwd.
2. In afwijking van lid 1 kan de werkgever met een werknemer een aparte overeenkomst sluiten met
betrekking tot de terugbetaling van kosten, anders dan kosten genoemd in lid 1, welke de werkgever
ten behoeve van de werknemer heeft gemaakt in verband met diens deelneming aan een opleiding,
genoemd in artikel 7 lid 2a t/m 2d, zoals boeken, lesgeld, examengeld, materialen en gereedschappen
e.d. De terugbetaling moet schriftelijk geregeld zijn. De periode van één jaar, genoemd in lid 1
kan in deze aparte overeenkomst naar eigen inzicht worden aangepast.
3. Indien de werknemer een andere cursus en/of opleiding dan genoemd in artikel 7 lid 2a t/m 2d op
kosten van de werkgever gaat volgen kan de werkgever met de werknemer een afzonderlijke
overeenkomst sluiten. De terugbetaling moet schriftelijk geregeld zijn. De periode van één jaar,
genoemd in lid 1 kan in deze afzonderlijke overeenkomst naar eigen inzicht worden aangepast.
4. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien de leerling de arbeidsovereenkomst is
aangegaan met een bedrijf dat gedurende de opleiding niet heeft voldaan aan de wettelijke criteria
verbonden aan het certificaat Erkend Leerbedrijf van het DHTA
5. Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien een arbeidsovereenkomst is aangegaan,
waarbij de wekelijkse arbeidsduur zodanig is aangepast dat daarbij de wekelijkse schooldag voor de
opleiding tot tandtechnicus niet is inbegrepen.
6. In uitzonderlijke omstandigheden kan in overleg tussen de werknemer en de werkgever van het
bepaalde in lid 1 worden afgeweken. Indien hierbij een geschil tussen de werknemer en de werkgever
ontstaat, kan dit worden voorgelegd aan de geschillencommissie.
7. In afwijking van artikel 9 lid 1 is de werknemer ook verplicht tot betaling van de in lid 1
genoemde vergoeding en de in lid 2 en 3 genoemde terugbetaling, als de oorzaak van de beëindiging
van de arbeidsovereenkomst is gelegen in een of meer door de werknemer erkende of definitief in
rechte vastgestelde dringende redenen, als bedoeld in artikel 7:678 BW.
HOOFDSTUK 3 ARBEIDSDUUR
Artikel 10 Arbeidsduur en werktijden
1. De normale wekelijkse arbeidsduur bedraagt gemiddeld 38 uur en zal worden verdeeld over de
arbeidsdagen maandag tot en met vrijdag.
2. De normale werktijden liggen tussen 7.00 en 18.00 uur op maandag tot en met vrijdag.
3. De werktijden worden in overleg met de personeelsvertegenwoordiging vastgesteld.
4. Indien de werkgever met de werknemer schriftelijk is overeengekomen dat de werknemer in de
avonduren (na
18.00 tot 22.00) of op zaterdag van (7.00 tot 18.00) werkzaam zal zijn én de wekelijkse arbeidsduur
bedraagt niet meer dan 38 uur, is de werkgever geen toeslag conform artikel 13 verschuldigd.
Artikel 11 Arbeidsduurverkorting
1. De werkgever kan, na overleg met de personeelsvertegenwoordiging, kiezen uit de navolgende drie
arbeidsduurverkortingsmodellen:
a. arbeidsduurverkorting per week, zodat de wekelijkse arbeidsduur gesteld wordt op 38 uur;
b. roostervrije dagen, waarbij hetzij 12 roostervrije dagen (op jaarbasis) hetzij 24 roostervrije
halve dagen (op jaarbasis) opgenomen kunnen worden, zodat de wekelijkse arbeidsduur van 40 uur
verkort wordt tot gemiddeld 38 uur;
2. Het is op jaarbasis mogelijk om van model te veranderen.
3. De arbeidsduurverkorting kan niet gevonden worden in het tot stand brengen van pauzes of het
uitbreiden van pauzes.
4. Onder een roostervrije (halve) dag wordt verstaan een (halve) arbeidsdag waarop volgens rooster
niet wordt gewerkt. Deze dagen worden niet in mindering op het salaris gebracht. Een niet genoten
roostervrije (halve) dag wordt niet gecompenseerd.
5. De werkgever stelt de werknemer desgevraagd in de gelegenheid om gedurende vijf dagen extra
betaald verlof op te nemen voor het bijwonen van een cursus ter voorbereiding op de aanstaande
pensionering. Dit verlof is op te nemen gedurende de laatste drie jaar, voorafgaande aan de
pensionering.
Artikel 12 Zon- en feestdagen
1. Op zon- en feestdagen wordt niet gewerkt. Deze dagen worden niet op het salaris in mindering
gebracht.
2. Onder feestdagen wordt verstaan:
a. nieuwjaarsdag, tweede paasdag, Hemelvaartsdag, tweede pinksterdag, eerste en tweede kerstdag;
b. de dag waarop Koningsdag is vastgesteld.
c. éénmaal in de vijf jaar de Bevrijdingsdag (5 mei); voor zover zij niet op zondag vallen.
3. Tot de zondag en de feestdag behoren te worden meegerekend de uren, liggende tussen 20.00 en
24.00 uur van de direct daaraan voorafgaande dag en tussen 0.00 en 7.00 uur van de eerstvolgende
dag.
4. Op Goede Vrijdag, alsmede op de arbeidsdagen 5, 24 en 31 december wordt vanaf 16.00 uur niet
gewerkt. De op deze dagen niet gewerkte uren worden niet op het salaris in mindering gebracht.
artikel 13 Overwerk
1. Als overwerk wordt beschouwd in opdracht van de werkgever verricht werk boven de wekelijkse of
dagelijkse arbeidsduur, zoals bedoeld in artikel 10 lid 2.
2. Overwerk bij deeltijd dienstverband
a. Indien sprake is van een deeltijd dienstverband, is slechts sprake van overwerk indien boven de
contractueel overeengekomen uren meer uren worden gewerkt dan de wekelijkse of dagelijkse voltijds
arbeidsduur, dan wel indien het overwerk uitsluitend buiten de normale voltijds arbeidstijden
plaatsvindt.
b. Over de meerwerkuren van deeltijdwerkers, niet zijnde overuren, dient aan het einde van ieder
kalenderjaar
de vakantietoeslag uitbetaald te worden en de vakantierechten te worden toegekend.
3. Overwerk zal tot uitzonderingen worden beperkt. Indien vanwege het bedrijfsbelang naar het
oordeel van de werkgever in redelijk overleg - en met inachtneming van de daarvoor gestelde
wettelijke voorschriften - overwerk noodzakelijk is, is de werknemer gehouden overwerk te
verrichten, mits hem daarvan als regel tenminste 24 uur van te voren mededeling is gedaan.
Per half jaar zal het aantal overuren niet meer dan 75 per werknemer bedragen.
4. Er zal geen overwerk worden verricht op uren liggende tussen 22.00 en 7.00 uur. Aan de werknemer
jonger dan 18 jaar mag geen overwerk worden opgedragen.
5. Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1960 kunnen niet worden verplicht tot het verrichten
van overwerk.
6. Voor overwerk zal door de werkgever een vergoeding in geld worden betaald. Deze vergoeding
bedraagt voor elk overwerkuur of gedeelte daarvan het uursalaris van de werknemer, vermeerderd met
de navolgende toeslag, uitgedrukt in een percentage van het uursalaris:
a. voor werk verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 7.00 en 18.00 uur: 25%;
b. voor werk verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 22.00 uur: 50%;
c. voor werk verricht op zaterdag tussen 7.00 en 20.00 uur, alsmede op de arbeidsdag,
direct voorafgaande aan Hemelvaartsdag en, éénmaal in de vijf jaar, direct voorafgaande aan de
Bevrijdingsdag, tussen 18.00 en 20.00 uur: 100%.
7. Indien de werknemer daaraan de voorkeur geeft, kan in overleg de vergoeding voor overwerk, in
afwijking van het in lid 6 bepaalde, in vrije tijd worden uitgekeerd.
Dit betreft zowel de overwerkuren als het aantal uren dat overeenkomt met de van toepassing zijnde
toeslag. De hier bedoelde vrije tijd dient binnen 12 maanden nadat het overwerk is verricht,
beschikbaar te worden gesteld en te worden opgenomen.
8. Met deze flexurenregeling kunnen de bedrijven in de Tandtechniek beter inspelen op de
schommelingen in het werkaanbod.
1. Een werkgever kan voor een medewerker na overleg met de werknemer maximaal 36 uur per
kalenderjaar als verlof aanwijzen ter compensatie van meerwerkuren.
2. De meerwerkuren hoeven nog niet te zijn opgebouwd wanneer het verlof dient te worden opgenomen,
maar kunnen ook later in het jaar worden opgebouwd.
3. Indien de werkgever de werknemer niet verzoekt de meerwerkuren te maken, kan de werkgever geen
salaris van de werknemer terugvorderen.
4. Als aan het eind van het jaar de werknemer meer meerwerkuren heeft gemaakt dan dat hij
flexurenverlof heeft genoten, kan de werknemer kiezen dat het saldo of als vrij opneembaar verlof
wordt omgezet bij het saldo voor het volgende jaar, of wordt uitbetaald in geld.
5. Indien in de praktijk problemen ontstaan met de uitvoering van de flexurenregeling, zullen
directie en vakverenigingen in overleg treden. Redelijkheid en billijkheid vormen de grondslag van
dit overleg.
HOOFDSTUK 4 BELONING
Artikel 14 Functiegroepen en salarisschalen
1. Aan de hand van een onderzoek is een representatief aantal functies in de tandtechniek
beschreven en gewaardeerd door een methode van functievergelijking. Dit heeft geresulteerd in een
functiewaarderingsstelsel, dat ingevoerd is per 1 januari 1998. De bedoelde voorbeeldfuncties en de
indeling daarvan in functiegroepen zijn opgenomen in bijlage I bij deze CAO, welke bijlage
uitsluitend dient als korte samenvatting. De volledige omschrijvingen van de voorbeeldfuncties zijn
opgenomen in de FUWA Wegwijzer Tandtechniek versie 2015, die een integraal onderdeel van deze CAO
uitmaakt.
2. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal, bevattende de bruto salarissen per volle
kalendermaand. De salarisschalen omvatten zowel een functiejarenschaal als een leeftijdsschaal. De
functiejarenschaal geldt voor werknemers die de 22-jarige* leeftijd hebben bereikt. De
leeftijdsschaal geldt voor werknemers die de 22- jarige* leeftijd nog niet hebben bereikt. De
salarisschalen zijn opgenomen in bijlage II bij deze CAO.
3. De werkgever bepaalt in welke functiegroep de functie van de werknemer wordt ingedeeld. Dit
gebeurt aan de hand van een vergelijking tussen de door de werknemer uit te oefenen functie en de
voorbeeldfuncties. Hierbij wordt het bepaalde in de FUWA Wegwijzer Tandtechniek versie 2015, waarin
tevens de werking van het functiewaarderingsstelsel nader is aangeduid, mede in aanmerking genomen.
4. Indien een vergelijking met de voorbeeldfuncties niet mogelijk is, wordt de functie ingedeeld
mede aan de hand van de rangorde van de functies in de onderneming.
5. Iedere wijziging van de functie waarin de werknemer is aangesteld, van de functiegroep waarin
zijn functie is ingedeeld en van zijn schaalsalaris, wordt schriftelijk aan hem bevestigd.
Artikel 15 Toepassing van de salarisschalen
1. Werknemers die de 22-jarige* leeftijd hebben bereikt.
a. Deze werknemers ontvangen bij indiensttreding het schaalsalaris bij 0 functiejaren van de
functiejarenschaal behorende bij de functiegroep waarin zij zijn ingedeeld. Indien een werknemer
echter in een functie elders zoveel bruikbare ervaring heeft verkregen dat het op grond daarvan
niet redelijk zou zijn hem op basis van 0 functiejaren te belonen, kunnen hem - in overeenstemming
met die ervaring - functiejaren worden toegekend.
b. Het schaalsalaris van de werknemers wordt eenmaal per jaar op 1 januari verhoogd door toekenning
van een functiejaar, totdat het maximum van de schaal is bereikt. Bij onvoldoende functioneren, kan
na een gesprek met de werknemer toekenning van een functiejaar in de tijd worden verschoven. Het
gesprek dient schriftelijk, voorzien van de argumenten, aan de werknemer te worden bevestigd.
Toekenning van een functiejaar vindt overigens niet plaats, indien het dienstverband op de datum
van de verhoging niet tenminste drie maanden heeft geduurd, alsmede voor leerlingen gedurende de
primaire opleiding in de tandtechniek.
2. Werknemers die de 22-jarige* leeftijd nog niet hebben bereikt
a. Deze werknemers ontvangen het met hun leeftijd overeenkomende schaalsalaris van de
leeftijdsschaal behorende bij de functiegroep waarin zij zijn ingedeeld.
b. De werknemer die een hogere leeftijd bereikt, ontvangt met ingang van de daarop volgende maand
het met die hogere leeftijd overeenkomende hogere schaalsalaris.
c. De werknemer die de 22-jarige* leeftijd bereikt, ontvangt met ingang van de daarop volgende
maand tenminste het schaalsalaris bij 0 functiejaren van de functiegroep waarin hij is ingedeeld.
Vervolgens is het bepaalde in lid I. 2 van toepassing, tenzij de 22-jarige* leeftijd in het laatste
kwartaal wordt bereikt; in dat geval wordt de functiejaarverhoging per 1 maart van het volgende
jaar toegekend.
d. De werkgever kan besluiten om een medewerker, die de vakvolwassen leeftijd van 22 jaar* nog
niet heeft bereikt, in te schalen in een passende functieschaal in plaats van een jeugdschaal.
Dit besluit moet gebaseerd zijn op de gezamenlijke conclusie, dat de medewerker op dat moment in
zijn huidige functie meer dan één jaar zijn taken op een zelfde niveau uitvoert als van een
vakvolwassen, opgeleide werknemer volgens de in de FUWA gestelde eisen verwacht wordt.
3. Leertijd
a. De leerling kan gedurende de eerste twee jaar van de primaire opleiding worden ingedeeld in
functiegroep 0.
4 Indeling in een andere functiegroep
a. De werknemer die zijn intrede in de tandtechniek doet, kan gedurende maximaal één jaar worden
ingedeeld in functiegroep 0.
b. Indien een werknemer van 22 jaar* of ouder wordt ingedeeld in een hogere functiegroep, ontvangt
hij met ingang van de daarop volgende maand het schaalsalaris volgens die hogere functiegroep op
basis van het aantal functiejaren, dat bepaald wordt door het schaalsalaris dat hij laatstelijk
ontving in zijn vorige functiegroep, in te passen bij het naast hogere schaalsalaris in de nieuwe
functiegroep. Indien de hogere indeling plaatsvindt in het laatste kwartaal, vindt het bepaalde in
lid I.2 op 1 januari daaropvolgend geen toepassing.
c. Indien een werknemer van 22 jaar* of ouder, door eigen toedoen wegens onbekwaamheid of op
eigen verzoek, anders dan op grond van medische redenen, wordt ingedeeld in een lagere
functiegroep, ontvangt hij met ingang van diezelfde maand het schaalsalaris volgens die lagere
functiegroep op basis van het aantal functiejaren, dat bepaald wordt door het schaalsalaris dat hij
laatstelijk ontving in zijn vorige functiegroep, in te passen bij het naast lagere schaalsalaris in
de nieuwe functiegroep. Indien de lagere indeling plaatsvindt in het laatste kwartaal, vindt er op
1 januari daaropvolgend geen functietoekenning plaats.
d. Indien een werknemer van jonger dan 22 jaar* wordt ingedeeld in een hogere functiegroep,
ontvangt hij met ingang van de daarop volgende maand het met die hogere functiegroep overeenkomende
hogere schaalsalaris.
e. Indien een werknemer van jonger dan 22 jaar*, door eigen toedoen wegens onbekwaamheid of op
eigen verzoek, anders dan op grond van medische redenen, wordt ingedeeld in een lagere
functiegroep, ontvangt hij met ingang van diezelfde maand het met die lagere functiegroep
overeenkomende lagere schaalsalaris.
Artikel 16 Salarismutatie
De schaalsalarissen en de werkelijk uitbetaalde salarissen worden per 1 januari 2019 verhoogd met
2,25%.
Artikel 17 Toeslagen
1. Prestatietoeslag
a. Indien de prestaties van een werknemer naar het oordeel van de werkgever duurzaam
boven het gemiddelde liggen en dit via een objectieve beoordeling kan worden vastgesteld, kan aan
hem een prestatietoeslag worden toegekend.
b. De prestatietoeslag bedraagt maximaal 10% van het schaalsalaris.
c. De werkgever stelt eenmaal per jaar het percentage van de prestatietoeslag per werknemer vast na
overleg met de desbetreffende groepsleider of chef.
2. Toeslag voor bezwarende omstandigheden
a. Indien een werknemer werkzaamheden verricht onder omstandigheden die naar het oor- deel van de
werkgever extra bezwarend zijn, wordt aan hem een toeslag toegekend.
b. Deze toeslag bedraagt maximaal 4% van het schaalsalaris.
c. De werkgever kent de toeslag toe na overleg met de personeelsvertegenwoordiging.
3. Waarnemingstoeslag
De werknemer die tijdelijk een volledige functie waarneemt die in een hogere functiegroep is
ingedeeld dan de functiegroep waarin zijn eigen functie is ingedeeld, ontvangt gedurende de gehele
periode van waarneming een toeslag op zijn salaris. Het voorgaande geldt alleen indien de
waarneming tenminste vier aaneengesloten weken en maximaal twee maanden plaatsvindt. De toeslag
bedraagt het halve verschil tussen de schaalsalarissen bij 0 functiejaren van de desbetreffende
functiegroepen. Door het ontvangen van deze toeslag kan de werknemer geen aanspraak maken op
indeling in die hogere functiegroep.
4. Schriftelijke bevestiging
Het toekennen van een toeslag, de omvang ervan en iedere wijziging daarvan wordt schriftelijk aan
de werknemer bevestigd.
* Per 1-7-2019 zal de leeftijdsgrens verlaagd worden naar 21 jaar.
Artikel 18 Uitbetaling
De uitbetaling van het salaris geschiedt tegen het einde van elke kalendermaand. De uitbetaling
gaat vergezeld van een specificatie.
Artikel 19 Vakbondscontributie
De werkgever faciliteert eenmaal per jaar de mogelijkheid om de betaling van de vakbondsbijdrage
via de werkgever te laten verlopen
HOOFDSTUK 5 VAKANTIE EN VERLOF
Artikel 20 Vakantieregeling
1. Vakantiejaar
Het vakantiejaar is gelijk aan het kalenderjaar.
2. Aantal vakantiedagen
a. Voor ieder vol kalenderjaar dat de arbeidsovereenkomst duurt, bedraagt het aantal vakantiedagen
met behoud van salaris:
- 25 werkdagen;
b. De waarde van een vakantiedag bedraagt:
- bij een 40-urige werkweek: 8 uren;
- bij een 38-urige werkweek: 7,6 uren.
Bij toekenning van vakantierechten in uren wordt het aantal vakantie-uren naar boven afgerond op
gehele uren. Indien bij een 38-urige werkweek sprake is van werkdagen van verschillende lengte,
wordt iedere opgenomen vakantiedag teruggeboekt op het tegoed van de werknemer voor het aantal uren
dat op die dag feitelijk gewerkt zou zijn als geen vakantiedag opgenomen zou zijn.
c. De onder a genoemde aantallen worden vermeerderd met een dag voor iedere periode dat de
arbeidsovereenkomst vijf jaar onafgebroken bij dezelfde werkgever heeft geduurd.
De extra dag wordt toegekend indien de medewerker bij toekenning van de rechten op 1 januari meer
dan 5 jaar (of een veelvoud daarvan) in dienst is bij dezelfde werkgever.
Het maximum extra dagen is 5.
d. De werknemer, die slechts een deel van het kalenderjaar in dienst van de werkgever is
(geweest), heeft recht op een evenredig deel van de in de voorgaande leden genoemde vakantie, met
inachtneming van het in lid 3 bepaalde.
e. ..De onder a genoemde aantallen dagen worden vermeerderd met een dag, indien de werknemer zich
gedurende het kalenderjaar niet ziek heeft gemeld. Zij worden verminderd met een dag, indien de
werknemer zich gedurende het kalenderjaar vaker dan twee maal ziek heeft gemeld.
3. Berekening aantal vakantiedagen
Voor de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een werknemer die vóór of op de 15e van enige
maand in dienst treedt dan wel de dienst verlaat, geacht op de eerste van die maand in dienst te
zijn getreden dan wel de dienst te hebben verlaten en wordt een werknemer die nà de 15e van enige
maand in dienst treedt dan wel de dienst verlaat, geacht op de eerste van de navolgende maand in
dienst te zijn getreden dan wel de dienst te hebben verlaten. In afwijking hiervan zal indien de
arbeidsovereenkomst korter dan één maand heeft geduurd, de werknemer een zuiver proportioneel
recht op vakantie krijgen.
4. Aaneengesloten vakantie
Van de vakantiedagen zullen er tenminste 15 aaneengesloten worden opgenomen. Op verzoek van de
werknemer kan in overleg met de werkgever hiervan worden afgeweken.
5. Vakantiedagen
a. Onder voorbehoud van instemming door de personeelsvertegenwoordiging, heeft de
werkgever het recht bij de aanvang van het vakantiejaar ten hoogste vier al dan niet aaneengesloten
vakantiedagen als collectieve vakantiedagen aan te wijzen en vast te stellen.
b. De overblijvende vakantiedagen zullen door de werkgever worden toegekend, indien de
aanvraag daartoe tenminste drie dagen voor de betreffende dag is ingediend, tenzij het
bedrijfsbelang zich duidelijk hiertegen verzet.
6. Geen vakantiedagen gedurende onderbreking der werkzaamheden
a. De werknemer heeft geen vakantierechten over de tijd gedurende welke de werknemer
wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak op in geld vastgesteld salaris
heeft.
b. De werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft
bereikt, heeft ook vakantierechten over de tijd welke hij besteedt aan het volgen van onderricht,
waartoe de werkgever hem krachtens de wet of krachtens deze CAO in de gelegenheid moet stellen.
7. Samenvallen van vakantierechten met andere dagen waarop geen arbeid wordt verricht
Indien vakantiedagen van de werknemer samenvallen met dagen waarop de werknemer anderszins
aanspraak kan maken op salaris, worden deze vakantiedagen teruggeboekt op het tegoed van de
werknemer.
8. Vakantierechten en gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer vakantierechten alsof hij volledig
arbeidsgeschikt is. Evenzo worden vakantierechten van de werknemer afgeboekt alsof hij volledig
arbeidsgeschikt is. Dit geldt zolang de gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid zich voordoet.
9. Vakantie bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst
Bij het eindigen van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer alsnog in de gelegenheid worden
gesteld de door hem nog niet genoten vakantiedagen, waarop hij krachtens het in de vorige leden
bepaalde recht heeft, te genieten of zullen deze dagen worden uitbetaald. De werkgever mag de
vakantiedagen, die de werknemer teveel heeft genoten, verrekenen op de laatste loonstrook.
Artikel 21 Vakantietoeslag
1. De vakantietoeslag bedraagt 8%. De vakantietoeslag wordt berekend over twaalf maal het
maandsalaris van de maand mei inclusief de eventueel ontvangen persoonlijke toeslag als bedoeld in
artikel 17. De vakantietoeslag wordt uitbetaald in mei. De vakantietoeslag wordt betaald over het
kalenderjaar. Indien sprake is van een kleiner aantal gewerkte maanden in een kalenderjaar, wordt
de vakantietoeslag naar rato van de gewerkte periode toegepast.
2. Indien na de uitbetaling van de vakantietoeslag het aantal arbeidsuren stijgt (ook overuren),
wordt de vakantietoeslag naar rato verhoogd; deze verhoging wordt uitbetaald bij de
salarisbetaling. Indien na de uitbetaling van de vakantietoeslag het aantal arbeidsuren daalt (ook
opgenomen uren), wordt de vakantietoeslag naar rato verlaagd; deze verlaging wordt gedurende de
resterende maanden van het kalenderjaar maandelijks verrekend met de salarisbetaling.
3. Indien de betaling van de vakantietoeslag samenvalt met de proeftijd, wordt de vakantietoeslag
uitbetaald in de eerste maand volgend op het einde van de proeftijd.
4. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt in het lopende kalenderjaar, wordt de vakantietoeslag in
mei naar rato van de overeengekomen duur van de arbeidsovereenkomst uitbetaald. Indien de
arbeidsovereenkomst eindigt vóór de maand mei, wordt de vakantietoeslag uitbetaald bij de
beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt na de maand mei,
terwijl dat op dat moment niet bij de werkgever bekend was, wordt de vakantietoeslag naar rato
verlaagd; deze verlaging wordt verrekend met de laatste salarisbetaling.
5. Indien voor werknemers van 22 jaar* en ouder de vakantietoeslag over het gehele kalenderjaar
berekend
-- bedraagt, zal deze tot dit bedrag worden aangevuld. Voor werknemers met een parttime
dienstverband geldt een minimumaanspraak op de vakantietoeslag naar rato. Bij berekening van de
vakantietoeslag over een deel van het kalenderjaar zal de aanvulling naar rato plaatsvinden.
Werknemers beneden de 22-jarige* leeftijd ontvangen deze minimum vakantietoeslag naar rato,
vastgesteld aan de hand van de navolgende afbouwpercentages.
16 jaar 34½%
17 jaar 39½%
18 jaar 45½%
19 jaar 52½%
20 jaar 61½%
21 jaar 72½%
6. Een eventuele vakantietoeslag op grond van de sociale verzekeringswetten zal met de in lid 1
bedoelde toeslag worden verrekend.
Artikel 22 Bijzonder verlof
1. Onverminderd het bepaalde in artikel 21, heeft de werknemer recht op bijzonder verlof, indien de
gebeurtenis op een werkdag valt en deze daadwerkelijk wordt bijgewoond, met behoud van het volle
salaris:
a. gedurende één dag bij zijn ondertrouw;
b. gedurende twee dagen bij zijn huwelijk of partnerregistratie;
c. gedurende de dag van bevalling van zijn partner tot en met de daarop volgende vijf
werkdagen;
d. gedurende één dag bij het huwelijk van zijn kind, stief- en pleegkind, zijn (stief/pleeg)vader,
(stief/pleeg)moeder, schoonvader, schoonmoeder, kleinkind, broer, zuster, zwager en schoonzuster;
e. gedurende één dag bij zijn 25- of 40-jarig huwelijksfeest, bij het 25-, 40-, 50-, 60- en
méérjarig huwelijksfeest van zijn (stief/pleeg)ouders en schoonouders, alsmede bij het
50-, 60- en méérjarig huwelijksfeest van zijn grootouders en van de grootouders van zijn partner;
f. gedurende de tijd van de dag van het overlijden af tot en met twee dagen na de dag van de
crematie of begrafenis van zijn partner of een tot zijn gezin behorend kind, stief- en pleegkind;
g. gedurende maximaal drie dagen bij het overlijden en de begrafenis of crematie van zijn
niet onder sub f genoemde kind, stief- en pleegkind, zijn (stief/pleeg)vader, (stief/pleeg)moeder,
schoonvader, schoonmoeder, schoonzoon en schoondochter;
h. gedurende één dag bij het overlijden of de begrafenis of crematie van zijn grootvader,
grootmoeder, de grootvader en grootmoeder van zijn partner, zijn kleinkind, broer, zuster, zwager
en schoonzuster;
i. gedurende de daarvoor benodigde tijd voor het afleggen van een vakexamen tegen over- legging van
de schriftelijke oproeping;
j. gedurende maximaal twee dagen per kalenderjaar bij verhuizing van de gehuwde werk- nemer of de
ongehuwde werknemer die een eigen huishouding voert of gaat voeren;
k. gedurende maximaal 6 weken bij adoptie op voorwaarde dat de adoptie is uitgesproken door een
rechter;
l. gedurende maximaal 6 weken bij aanvang van pleegzorg voor een pleegkind, op voorwaarde dat het
kind daadwerkelijk staat ingeschreven op het woonadres van de pleegouders.
2. Indien in lid 1 wordt gesproken van partner, wordt daaronder verstaan zowel de (mannelijke of
vrouwelijke) echtgenoot van de gehuwde werknemer als de persoon met wie de ongehuwde werknemer een
langdurig en duurzaam samenlevingsverband heeft.
3. Aan de werknemer, die tenminste zes weken lid is van een werknemersorganisatie, zal, mits het
verzoek daartoe tijdig door deze organisatie aan de werkgever schriftelijk kenbaar is gemaakt,
vrijaf worden gegeven:
a. met behoud van het volle salaris over de tijd, nodig voor het bijwonen als door zijn werknemers-
organisatie schriftelijk aangewezen afgevaardigde van een bijeenkomst van een van de volgende
colleges van zijn organisatie:
- algemene bondsvergadering, bondsraad, afdelings-, of regiobestuur, landelijk groepsbestuur,
deelnemersraad, SVGB-bestuur en CAO-commissie (FNV Bondgenoten);
- congres, algemene vergadering, districtsraad, vakgroepbestuur, deelnemersraad en CAO-commissie
(CNV Vakmensen);
- congres, bestuursraad, bedrijfsgroep, bedrijfsgroepbestuur en deelnemersraad (De Unie).
b. met behoud van het salaris over de tijd, nodig voor het deelnemen aan cursussen en/ of
scholingsactiviteiten van zijn organisatie, met een maximum van drie dagen per kalenderjaar;
c. voor eigen rekening over de tijd, nodig voor het, namens de vakbond deelnemen in een commissie,
fonds, etc.
Het vorenbedoelde verzoek kan alleen worden geweigerd, indien aannemelijk wordt gemaakt, dat
inwilliging van het verzoek de bedrijfsbelangen ernstig schaadt dan wel de normale uitoefening van
de functie van de werknemer ernstig in gevaar brengt.
4. Bezoek aan een arts, tandarts en een fysiotherapeut vindt plaats buiten werktijd. Indien een
bezoek buiten werktijd niet mogelijk is, kan de werknemer in overleg met de werkgever deze (para)
medici onder werktijd raadplegen. In dat geval heeft de medewerker hooguit recht op twee uren
verlof.
5. Mantelzorg is de langdurige en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of
hulpbehoevende partner, ouder, kind of ander familielid, vriend of kennis. Een mantelzorger is geen
beroepsmatige zorgverlener, maar geeft zorg omdat hij of zij een persoonlijke band heeft met degene
voor wie hij of zij zorgt. Werkgever zal, voor zover het bedrijfsbelang niet ernstig geschaad
wordt, na overleg de werknemer toestemming geven voor het opnemen van onbetaald verlof voor de te
verlenen mantelzorg.
HOOFDSTUK 6 DIVERSE UITKERINGEN
Artikel 23 Uitkering bij arbeidsongeschiktheid
1. Bij ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van arbeid wegens ziekte betaalt de
werkgever het salaris 100% door gedurende deze ongeschiktheid tot een maximale duur van 52 weken.
2. Bij voortdurende ongeschiktheid van de werknemer tot het verrichten van arbeid wegens ziekte na
één jaar, betaalt de werkgever in het tweede ziektejaar:
1. aan de werknemer voor wie herstel naar het oordeel van de bedrijfsarts binnen 2 jaar niet te
verwachten is
: 100% van het salaris;
2. aan de werknemer die aantoonbaar tijd besteedt aan re-integratie door het verrichten van
werkzaamheden voor de werkgever, al dan níet op arbeidstherapeutische basis: 100% van het salaris;
3. aan de werknemer die naar het oordeel van de werkgever, na het inwinnen van advies bij de
bedrijfsarts, actief meewerkt aan re-integratie, maar geen werkzaamheden verricht voor de
werkgever: 90% van het salaris;
4. aan de werknemer die naar het oordeel van de werkgever, na het inwinnen van advies bij de
bedrijfsarts, niet actief meewerkt aan re-integratie: 70% van het salaris.
Deze regeling gaat gelden voor degenen die op of na 1 juli 2018 ziek worden.
3. De werkgever heeft de inspanningsverplichting om een verzekering ter dekking van het WGA-gat
te faciliteren. Deze verplichting bestaat alleen voor een collectieve verzekering. Er is sprake van
collectiviteit als per werkgever de verzekering als collectieve verzekering aan te bieden is op
basis van de voorwaarden die een verzekeraar stelt. De premie van de verzekering komt voor rekening
van de werknemer.
artikel 24 Wet Poortwachter
1. De werkgever is verplicht ten aanzien van de werknemer die ongeschikt is de bedongen arbeid te
verrichten maatregelen te treffen zodanig dat de werknemer in staat wordt gesteld de eigen of
andere passende arbeid te verrichten. Indien binnen het bedrijf van de werkgever geen passende
arbeid voorhanden is bevordert de werkgever de inschakeling van de werknemer in het bedrijf van
een andere werkgever.
2. In het kader van de re-integratieverplichting stelt de werkgever in overeenstemming met de
werknemer een plan van aanpak op, welk plan regelmatig wordt geëvalueerd en zo nodig bijgesteld.
3. De werknemer die als gevolg van zijn arbeidsongeschiktheid verhinderd is de bedongen arbeid te
verrichten is verplicht gevolg te geven aan redelijke voorschriften van de werkgever dan wel een
door de werkgever
4. De werknemer is tevens verplicht medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en
bijstellen van een plan van aanpak.
5. De werknemer is verplicht passende arbeid te verrichten waartoe de werkgever hem in de
gelegenheid stelt.
6. Werkgever zal zich inspannen om, met in achtneming van de vigerende wetgeving, ook gedeeltelijk
arbeidsgehandicapten (35%-80%), voor zover er mogelijkheden om de medewerker te re-integreren voor
handen zijn, in dienst te houden.
Artikel 25 Uitkering bij overlijden
Indien een werknemer overlijdt, zal aan zijn nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering worden
verstrekt gelijk aan het bedrag van het de werknemer laatstelijk rechtens toekomend salaris over
het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus twee daarop volgende kalendermaanden.
Op dit bedrag wordt door de werkgever in mindering gebracht hetgeen de nagelaten betrekkingen ter
zake van het overlijden van de werknemer toekomt ingevolge de WAO.
Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:
a. de langstlevende der echtgenoten van wie de werknemer niet duurzaam gescheiden leefde, dan wel
de met deze persoon gelijk te stellen partner met wie de werknemer duurzaam samenwoonde;
b. bij ontstentenis van de onder a bedoelde persoon de minderjarige wettige of natuurlijke
kinderen;
c. bij ontstentenis van de onder a en b bedoelde personen degene met wie de werknemer in
gezinsverband leefde en in wiens kosten van bestaan hij grotendeels voorzag.
Voor zover de werknemer drie jaren of meer in dienst van de werkgever is geweest, wordt de
uitkering bij overlijden gesteld op vier kalendermaanden met inbegrip van de kalendermaand, waarin
de werknemer overleed.
HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN
Artikel 26 Pensioenfonds
Voor de werknemer die voldoet aan de voorwaarden voor deelneming in de Pensioen Fonds Zorg en
Welzijn, geldt een pensioenvoorziening overeenkomstig de statuten en het pensioenreglement van
genoemd pensioenfonds. De premies, die door het pensioenfonds bij de werkgever in rekening worden
gebracht, kunnen voor maximaal 1/3 door de werkgever op de loonstrook van de werknemer ingehouden
worden.
Artikel 27 Sociaal fonds
Met betrekking tot de regeling inzake sociaal fonds hebben werkgevers- en werknemersorganisaties
een afzonderlijke CAO afgesloten, de CAO voor de Tandtechniek inzake Sociaal Fonds. De in die CAO
opgenomen subsidieregeling voor de tandtechnische opleiding is uitgewerkt in de daarbij behorende
statuten en het reglement van de Stichting Algemeen Sociaal Fonds voor de Tandtechniek.
Artikel 28 Personeelsontwikkelingsbeleid
1. De werkgever bespreekt met het personeel dan wel de personeelsvertegenwoordiging plannen,
die betrekking hebben op maatschappelijke en/of technische ontwikkelingen binnen het bedrijf en/of
de bedrijfstak, met als doel de werknemers met deze ontwikkelingen mee te laten groeien en zodoende
voor hen werkgelegenheid te behouden.
2. Op verzoek van werknemer zal werkgever periodiek met werknemer een loopbaangesprek voeren over
de kansen en mogelijkheden van de medewerker binnen en buiten de branche.
Artikel 29 Reorganisatiemaatregelen
Indien de werkgever tot de conclusie is gekomen dat op grond van bedrijfseconomische omstandigheden
dan wel ten gevolge van reorganisatie of automatisering respectievelijk mechanisering, tot
ontslagaanzegging van een in het licht van de ondernemingsgrootte belangrijk aantal werknemers moet
worden besloten, zal hij zich, onmiddellijk na het tijdstip dat hij mogelijkerwijs tot
bovengenoemde conclusie kon komen, met de werknemersorganisaties en met de
personeelsvertegenwoordiging in verbinding stellen, ten einde tot een voor betrokkenen passende
voorlichting te komen en voor hen uit het ontslag voortvloeiende sociale gevolgen met de
werknemersorganisaties te bespreken.
Artikel 30 Ongewenst gedrag
Werkgevers en werknemers komen tot een protocol met betrekking tot de bestrijding van ongewenst
gedrag, waarbij het protocol tenminste dient te bevatten:
- Een definitie van ongewenst gedrag en de vormen waarin dat kan voorkomen;
- Een beleid gericht op het voorkomen van ongewenst gedrag;
- Een klachtenregeling alsmede een klachteninstantie;
- Een onafhankelijk vertrouwenspersoon.
Artikel 31 Geschillencommissie
1. Partijen stellen een geschillencommissie in, die tot taak heeft het geven van bindende adviezen
over geschillen omtrent de uitleg en/of de toepassing van deze CAO.
2. Samenstelling, taken en bevoegdheden, alsmede de werkwijze van de geschillencommissie zijn nader
geregeld in bijlage V bij deze CAO.
Artikel 32 Personeelsvertegenwoordiging
1. Bij de werkgever die 10 of meer werknemers in dienst heeft, dient er een gekozen
personeelsvertegenwoordiging te zijn.
2. De personeelsvertegenwoordiging stelt zich ten doel in alle ondernemingsaangelegenheden, voor
zover deze niet door de werknemersorganisaties plegen te worden geregeld, de materiële en
immateriële belangen van de werknemer te bevorderen, zulks met inachtneming van de belangen van de
onderneming, alsmede de veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemer en van de werkplek te
bevorderen.
3. De werknemersorganisaties hebben het recht namens de bij haar aangesloten leden, die in dienst
zijn van de werkgever, voor de verkiezing van de personeelsvertegenwoordiging kandidaten te
stellen. Een gelijk recht komt toe aan de werknemers, die geen lid zijn van één van deze
organisaties.
4. De verkiesbaarheid en de kiesbevoegdheid behoeven niet te worden toegekend aan de werknemer, die
niet gedurende het jaar aan de verkiezing voorafgaande, onafgebroken bij de betrokken werkgever in
dienst is geweest.
5. De personeelsvertegenwoordiging regelt, in overleg met de werkgever, haar samenstelling, taak en
werkwijze.
6. Bij de werkgever die minder dan 10 kiesgerechtigde werknemers in dienst heeft, kunnen in overleg
met de werknemers twee of meer van hen als personeelsvertegenwoordiging worden aangewezen.
7. Indien in een onderneming geen personeelsvertegenwoordiging bestaat, zal, indien in deze CAO
overleg tussen de werkgever en zijn werknemers wordt voorgeschreven, dit overleg dienen plaats te
hebben met alle werknemers die in de onderneming werkzaam zijn.
8. De bepalingen van dit artikel gelden niet voor een onderneming, waarin een ondernemingsraad
bestaat. Voor dat geval zal, indien in deze CAO overleg tussen de werkgever en de
personeelsvertegenwoordiging wordt voorgeschreven, dit overleg gevoerd worden met de
ondernemingsraad.
Artikel 33 Werkgelegenheid
1. In de bedrijven zal in overleg met de personeelsvertegenwoordiging nagegaan worden in hoeverre
gehandicapte werknemers bij het bedrijf ingeschakeld kunnen worden. Daarbij zal worden overlegd
welke voorzieningen betreffende de inrichting van de arbeidsplaats zullen worden getroffen.
2. Een werknemer, die een bestuurlijke of vertegenwoordigende functie bij een
werknemersorganisatie heeft, dan wel lid is van de personeelsvertegenwoordiging, mag in zijn
positie als werknemer niet worden geschaad.
Artikel 34 Duur
Deze CAO is aangegaan voor een periode welke aanvangt op 1 juli 2018 en eindigt van rechtswege op
31 december 2019.
HOOFDSTUK 8 BIJLAGEN
Bijlage I Voorbeeldfuncties en functiegroepen
(bijlage bij artikel 14 van de CAO)
1. De functie van de werknemer wordt ingedeeld in een van de functiegroepen 0 en A tot en met H aan
de hand van een vergelijking tussen de door hem uit te oefenen functie en de hieronder opgenomen
lijst van voorbeeldfuncties. In deze lijst zijn onder 'doel functie' de voorbeeldfuncties beknopt omschreven. De
volledige omschrijvingen zijn opgenomen in de FUWA Wegwijzer Tandtechniek versie 2015, die een
integraal onderdeel van deze CAO uitmaakt. Bij de indeling van de functie van de werknemer wordt
het bepaalde in de FUWA Wegwijzer Tandtechniek versie 2015, waarin tevens de werking van het
functiewaarderingsstelsel nader is aangeduid, mede in aanmerking genomen.
Functie- Voorbeeldfuncties Doel functie groep
Functiegroep 0
functiegroep A
Functiegroep B
Assistent kroon- en brugwerk: Verrichten van eenvoudige
werkzaamheden aan kroon- en
brugwerstukken.
Assistent prothesen:Verrichten van eenvoudig werkzaamheden aan prothesen.
Assistent frames: Verrichten van eenvoudige werkzaamheden
aan frames.
Assistent orthodontie: Vervaardigen van eenvoudige orthodontische
apparatuur; verrichten van eenvoudige werkzaamheden
t.b.v. de vervaardiging van gemiddelde en moeilijke apparatuur.
Chauffeur: Ophalen en bezorgen van werkopdrachten en werkstukken/apparaten bij
afnemers.
Functiegroep C:
Administratief medewerker: Administratief verwerken van
in- en uitgaande
werkopdrachten en gerede werkstukken/apparaten. Ophalen en bezorgen van werkopdrachten en werk-
stukken/apparaten bij afnemers.
Functiegroep D:
Medewerker kroon- en brugwerk Vervaardigen van kroon- en
brugwerkstukken van
gemiddelde moeilijkheidsgraad; verrichten van eenvoudig van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke
kroon- en brugwerkstukken
Medewerker prothesen: Vervaardigen van prothesen van gemiddelde moeilijkheidsgraad; verrichten
van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke prothesen.
Medewerker frames: Vervaardigen van frames van gemiddelde moeilijkheids-
graad; verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke frames.
Medewerker orthodontie: Vervaardigen van orthodontische apparatuur van
gemiddelde moeilijkheidsgraad; verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke apparatuur.
Medewerker expeditie/ voorraadbeheer:
Administratief verwerken van de in- en uitgaande werkopdrachten en gerede werkstukken/apparatuur.
Op peil houden van voorraden grondstoffen en materialen.
Functiegroep E
Functiegroep F:
Specialist kroon- en brugwerk: Vervaardigen van alle soorten
kroon- en
brugwerkstukken.
Specialist prothesen: Vervaardigen van alle soorten prothesen.
Specialist frames: Vervaardigen van alle soorten frames.
Specialist orthodontie: Vervaardigen van alle soorten
orthodontische apparatuur.
Functiegroep G: Klinisch prothese technicus Het vervaardigen van én aanmeten
van een partiële of
volledige prothese bij een patiënt.
Functiegroep H: Groepsleider kroon- en brugwerk Realiseren van de gevraagde
productie van kroon- en
brugwerkstukken, conform kwaliteitseisen.
Groepsleider prothesen: Realiseren van de gevraagde productie van
prothesen,
conform kwaliteitseisen.
Groepsleider frames: Realiseren van de gevraagde productie van frames,
con- form kwaliteitseisen.
Groepsleider orthodontie: Realiseren van de gevraagde productie van orthodontische
apparatuur, conform kwaliteitseisen.
2. Werknemers die in hoofdzaak huishoudelijke werkzaamheden verrichten, worden niet lager ingedeeld
dan in functiegroep A. Niettemin kunnen deze werknemers gedurende maximaal één jaar in functiegroep
0 worden ingedeeld.
3. De werknemer die (nog) niet beschikt over de kundigheden en ervaring die voor de vervulling van
de functie van assistent, medewerker of specialist zijn vereist, maar over meer kundigheden en
ervaring beschikt dan die vereist zijn als leerling respectievelijk assistent respectievelijk
medewerker, kan al dan niet tijdelijk in de functiegroep A respectievelijk C respectievelijk E
worden ingedeeld. Het voorgaande geldt alleen indien de werknemer die meerdere kundigheden en
ervaring voor een substantieel deel van zijn werktijd inzet in de functie van assistent
respectievelijk medewerker respectievelijk specialist.
4. De werknemer die blijk heeft gegeven als assistent, medewerker of specialist twee of meer
vakgebieden te beheersen, en daardoor breder inzetbaar te zijn dan normaal, kan in de functiegroep
C respectievelijk E respectievelijk G worden ingedeeld. Het voorgaande geldt alleen indien de
werknemer voor een substantieel deel van zijn werktijd werkzaam is in twee of meer vakgebieden.
5. Indien de door de werknemer uit te oefenen functie niet gerangschikt kan worden onder een van de
voorbeeldfuncties, wordt de werknemer in onderling overleg door de werkgever in een van de
functiegroepen ingedeeld.
Bijlage II Salarisschalen
(bijlage bij artikel 14 van de CAO)
Salarisschalen voor Tandtechnici per 1 Januari 2019
Mutatie Funktieschaal: 2,25%
Mutatie jeugdschaal: 2,25%
FUNKTIESCHAAL (22 jaar* en ouder)
FUNKTIEGROEPEN |
0 |
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
|
|||||||||
0 Funktiejaren |
1616 |
1616 |
1841 |
1940 |
2045 |
2148 |
2317 |
2416 |
2595 |
1Funktiejaar |
|
1653 |
1882 |
1986 |
2095 |
2204 |
2380 |
2489 |
2679 |
2 Funktiejaren |
|
1690 |
1924 |
2032 |
2146 |
2261 |
2444 |
2561 |
2762 |
3Funktiejaren |
|
1729 |
1966 |
2078 |
2196 |
2317 |
2507 |
2634 |
2845 |
4 Funktiejaren |
|
1768 |
2008 |
2123 |
2247 |
2374 |
2570 |
2707 |
2929 |
5Funktiejaren |
|
1808 |
2049 |
2169 |
2297 |
2430 |
2633 |
2780 |
3012 |
6 Funktiejaren |
|
|
2091 |
2215 |
2347 |
2487 |
2697 |
2852 |
3096 |
7Funktiejaren |
|
|
|
2261 |
2398 |
2543 |
2760 |
2925 |
3179 |
8 Funktiejaren |
|
|
|
|
2448 |
2600 |
2823 |
2998 |
3263 |
9Funktiejaren |
|
|
|
|
|
2656 |
2887 |
3070 |
3346 |
10 Funktiejaren |
|
|
|
|
|
|
|
3143 |
3430 |
JEUGDSCHAAL
FUNKTIEGROEPEN |
0 |
A |
B |
C |
D |
E |
F |
G |
H |
16 jaar |
557 |
557 |
||||
17jaar |
638 |
638 |
|
|
|
|
18 jaar |
768 |
768 |
874 |
922 |
|
|
19jaar |
889 |
889 |
1012 |
1067 |
|
|
20 jaar |
1131 |
1131 |
1288 |
1358 |
1431 |
1503 |
21 jaar |
1373 |
1373 |
1565 |
1649 |
1738 |
1825 1970 |
* per 1-7-2019 verdwijnt de jeugdschaal voor 21 jaar en wordt de berekening van het minimum loon en
daarmee ook de A-schaal aangepast.
Bijlage III
Arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd
(bijlage bij artikel 4 van de CAO) De ondergetekenden:
naam TTL ..............................................................................
adres ......................................................................................
postcode, woonplaats ...............................................................
verder te noemen: werkgever
en
naam ......................................................................................
adres ......................................................................................
postcode, woonplaats ...............................................................
verder te noemen: werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan:
Artikel 1
Werkgever neemt werknemer in dienst als ...................................................
(functie), ingeschaald in functiegroep .... van de CAO.
Het aantal toegekende functiejaren is bepaald op .. De wekelijkse arbeidsduur bedraagt .. uren.
Artikel 2
De arbeidsovereenkomst vangt aan op .......................... 20.. en wel voor de duur van 12
maanden waarvan één maand als proeftijd, zodat de arbeidsovereenkomst van rechtswege eindigt op
........................ 20..
Artikel 3
Op deze arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de
Tandtechniek wel/niet van toepassing.
Artikel 4
.......,-- bruto per maand.
Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend
te ................................. op ............................... 20..
Handtekening werkgever: Handtekening werknemer:
.................................. ....................................
Bijlage IV Arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd
(bijlage bij artikel 4 van de CAO) De ondergetekenden:
naam TTL ..............................................................................
adres ......................................................................................
postcode, woonplaats ...............................................................
verder te noemen: werkgever
en
naam ......................................................................................
adres ......................................................................................
postcode, woonplaats ...............................................................
verder te noemen: werknemer
verklaren de volgende arbeidsovereenkomst te zijn aangegaan:
Artikel 1
Werkgever neemt werknemer in dienst als ...................................................
(functie), ingeschaald in functiegroep .... van de CAO.
Het aantal toegekende functiejaren is bepaald op .. De wekelijkse arbeidsduur bedraagt .. uren.
Artikel 2
De arbeidsovereenkomst vangt aan op .......................... 20.. met een proeftijd van twee
maanden.
Artikel 3
Op deze arbeidsovereenkomst zijn de bepalingen van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de
Tandtechniek wel/niet van toepassing.
Artikel 4
Bij het aangaan van deze
-- bruto per maand. Aldus overeengekomen en in tweevoud opgemaakt en ondertekend
te ................................. op ............................... 20..
Handtekening werkgever: Handtekening werknemer:
................................... ....................................
Bijlage V Reglement van de Geschillencommissie
(bijlage bij artikel 31 van de CAO)
Artikel 1 Samenstelling
1. De geschillencommissie wordt ingesteld voor de duur van de CAO.
2. De commissie bestaat uit drie werkgeversleden en drie werknemersleden. Voor elk lid van de
commissie wordt een plaatsvervanger benoemd.
3. De werkgeversleden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de werkgeversorganisaties. De
werknemersleden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de werknemersorganisaties. De leden en
hun plaatsvervangers hebben zitting voor de duur van de CAO. Indien een vacature ontstaat, dient
hierin binnen vier weken te worden voorzien door de organisatie, die het lid of de plaatsvervanger,
wiens plaats is opengevallen, heeft benoemd. Zowel aan werkgevers- als aan werknemerszijde geldt
dat twee van de drie leden van de commissie rechtstreeks betrokken moeten zijn bij de
totstandkoming van de CAO.
4. De commissie wijst een werkgeverslid en een werknemerslid aan, die beurtelings voor de tijd van
één kalenderjaar als voorzitter respectievelijk als vice-voorzitter optreden. Bij ontstentenis van
de fungerende voorzitter treedt de vice-voorzitter als zodanig op.
5. De commissie laat zich bijstaan door een secretaris, die is belast met alle
secretariaatswerkzaamheden die uit het werk van de commissie voortvloeien. Het secretariaat is
gevestigd aan de Verrijn Stuartlaan 1e, 2288 EK Rijswijk
6. De commissieleden en hun plaatsvervangers ontvangen geen vergoeding voor hun werkzaamheden.
Reis- en verblijfkosten van leden en plaatsvervangers worden gedragen door de organisaties, die hen
hebben benoemd.
Artikel 2
Taken en bevoegdheden
1. De commissie heeft tot taak het geven van bindende adviezen over geschillen omtrent de uitleg
en/of de toepassing van de CAO, waaronder begrepen geschillen over de indeling van een functie in
de functiegroepen als bedoeld in bijlage I bij de CAO, indien beide partijen betrokken bij het
geschil daarom schriftelijk verzoeken.
2. Een verzoek als bedoeld in lid 1 wordt niet in behandeling genomen, indien:
a. het een geschil betreft over een individuele ontslagzaak of een individuele beëindiging van de
arbeidsovereenkomst door middel van ontbinding door de kantonrechter;
b. niet vaststaat dat de werkgever en de werknemer tevergeefs hebben geprobeerd overeenstemming
over het geschil te bereiken.
Artikel 3
Indienen van verzoeken
1. Een verzoek als bedoeld in artikel 2 lid 1 wordt schriftelijk ingediend bij het secretariaat van
de commissie. Een verzoek wordt met redenen omkleed en bevat een duidelijke omschrijving van de
beslissing welke de indiener(s) wenst (wensen).
2. Geschillen kunnen aan de commissie worden voorgelegd door zowel de bij het geschil betrokken
partijen als door organisaties die hen vertegenwoordigen, alsook door gemachtigden.
Artikel 4
Behandeling van geschillen
1. Geschillen worden door de voltallige commissie in behandeling genomen.
2. Uitspraak wordt steeds gedaan namens de geschillencommissie.
3. De commissie moet bij de behandeling van geschillen het volgende in acht nemen:
a. de commissie zal, alvorens een beslissing te nemen, partijen die zijn betrokken bij het
geschil in de gelegenheid stellen hun standpunt nader schriftelijk toe te lichten binnen een door
de commissie te stellen termijn. Indien de commissie daartoe aanleiding vindt, zullen partijen die
zijn betrokken bij het geschil in de gelegenheid worden gesteld te worden gehoord, hetzij door de
voltallige commissie, hetzij door de voorzitter, vice-voorzitter en secretaris gezamenlijk.
Partijen kunnen zich daarbij laten bijstaan door een deskundige;
b. een lid of een plaatsvervangend lid van de commissie, dat bij een geschil rechtstreeks is
betrokken, mag niet deelnemen aan de behandeling ervan;
c. de commissie kan slechts uitspraak doen in vergadering indien ten minste twee leden of
plaatsvervangers van zowel werkgeverszijde als werknemerszijde aanwezig zijn. Is aan dit quorum
niet voldaan, dan wordt zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen een maand, een nieuwe
vergadering gehouden. Tijdens deze vergadering dient de commissie een beslissing te nemen,
onverminderd het gestelde in lid 4;
d. alle beslissingen worden met gewone meerderheid van stemmen genomen. De secretaris heeft geen
stemrecht;
e. beslissingen over geschillen worden gegeven bij wijze van bindend advies.
4. Indien de commissie met betrekking tot een geschil, in een vergadering waarin de commissie
voltallig aanwezig is, wegens staking van de stemmen niet tot een beslissing kan komen, wordt het
nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, die zo spoedig mogelijk, maar
uiterlijk binnen veertien dagen wordt gehouden. Indien in deze maar ook in een voltallige
vergadering de stemmen (opnieuw) staken, zal de commissie geen uitspraak kunnen doen en de bij het
geschil betrokken partijen daarvan in kennis stellen.
5. De commissie regelt voorts zover nodig zelf de wijze van behandeling en beslissing van aan haar
oordeel onderworpen geschillen.
Bijlage VI Adressen en telefoonnummers
Werkgevers- en werknemersorganisaties partijen bij de CAO
Nederlandse Werkgeversvereniging Tandtechniek Postbus 576
6800 AN Arnhem
E-mail: info@nwvt.nl
Vereniging van Laboratoriumhoudende Tandtechnici in Nederland Postbus 31441
6503 CK Nijmegen
Telefoon 024-3736440
FNV
Postbus 9208
3506 GE Utrecht
Telefoon 030 - 2738222
CNV Vakmensen Postbus 2550
3500 GM Utrecht
Telefoon 030 - 7511001
De Unie Postbus 400
4100 AK CULEMBORG
Telefoon 0345 - 851112
Overige instanties
Dutch Healthtech Academy St. Laurensdreef 22
3565 AK Utrecht
Telefoon 030 - 6303555
Stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven Postbus 7259
2701 AG Zoetermeer
Telefoon: 088-3880000
Pensioenfonds Zorg en Welzijn Postbus 117
3700 AC Zeist
Telefoon +31 6 22 72 56 05
32
33
Rijswijk,
FNV Bondgenoten
Mevrouw M. Possel
Nederlandse Werkgeversvereniging Tandtechniek De heer P.H.W.M. Peters
CNV Vakmensen
Mevrouw N. Engmann-van Eijbergen
VLHT
De heer W. Jagt
De Unie
De heer J.C. Admiraal