COLLECTIEVE

ARBEIDSOVEREENKOMST

IN HET

SCHOONMAAK- EN

GLAZENWASSERSBEDRIJF

Schoonmaakenglazenwassersbedrijf2019_2021

VAN 1 JANUARI 2019 TOT EN MET 30 JUNI 2021

Uitgave van de "Raad voor Arbeidsverhoudingen voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche"

COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST IN HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF

Tussen ondergetekenden:

de Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB), gevestigd te

‘s-Hertogenbosch, als partij ter ene zijde

en

1.FNV, gevestigd te Utrecht;

2.CNV Vakmensen, gevestigd te Utrecht;

elk als partij ter andere zijde;

welke verenigingen als rechtspersoon zijn erkend en tot het aangaan van CAO's krachtens haar Statuten bevoegd zijn, zijn de volgende CAO aangegaan.

INLEIDING OSB, FNV EN CNV VAKMENSEN

Uitgangspunten

De schoonmaak is een belangrijke pijler waarop onze economie en onze samenleving rust. Dagelijks zorgen zo’n 150.000 schoonmakers, werkzaam bij duizenden schoonmaak-ondernemingen, op talloze plekken in ons land voor een schone en prettige werk- en leefomgeving. De schoonmaak bepaalt mede de uitstraling en de kwaliteit van leven in Nederland. Dit maakt ons werk waardevol.

Eensgezind zetten vakbonden, als vertegenwoordigers van de werknemers, en werkgevers zich in om de schoonmaak een sterke en aantrekkelijke sector te laten blijven: vernieuwend, economisch gezond, met ruimte voor persoonlijke ontwikkeling en met goede arbeidsverhoudingen. Samen voelen we de verantwoordelijkheid en de uitdaging om te zoeken naar slimme, vernieuwende ideeën en oplossingen: in het belang van werknemers, ondernemers, onze klanten en de Nederlandse samenleving. Goede sociale verhoudingen vinden we van groot belang.

Werknemers die dat willen, moeten zich kunnen blijven ontwikkelen: dat geeft zelfvertrouwen en versterkt hun positie op de arbeidsmarkt.

In het besef dat de schoonmaak een onderdeel van de 24-uurs economie is én arbeidsintensief werk betreft, streven werknemers en werkgevers naar een eigentijdse arbeidsrelatie. Daarbij hebben we aandacht voor duurzame inzetbaarheid, een leven lang leren en gezond werken. De schoonmaak wil een sector zijn waar werknemers zelf de talenten, kennis en vitaliteit die daarvoor nodig zijn, ontwikkelen en op peil houden. De werkgever ondersteunt en stimuleert dit.

Deze waarden vormen de basis voor de CAO. Een CAO die recht doet aan de wensen en belangen van werknemers, en tegelijkertijd ook rekening houdt met de aard van de onderneming. In de CAO zelf beschrijven we de thema’s concreet.

Volwassen arbeidsrelatie

Werknemers en werkgevers vinden een goede werkrelatie een wederzijds belang. Vertrouwen en respect zijn de basis voor een succesvolle samenwerking. Dat begint met open communicatie en begrip voor elkaars positie, rol en verantwoordelijkheid en komt tot uiting in een gelijkwaardige en respectvolle omgang met elkaar. In dat perspectief vinden we het ook wenselijk dat werknemers voor minimaal 1 uur werk worden opgeroepen voor zover dat dit aansluit bij hun wens en persoonlijke situatie.

Een werknemer mag van zijn werkgever verwachten dat deze ervoor zorgt dat mensen prettig en veilig kunnen werken.

We benadrukken dat we binnen onze branche agressie, (seksuele) intimidatie, discriminatie, pesten of andere vormen van ongewenst gedrag niet zullen tolereren. Iedere klacht op dit gebied verdient en krijgt onmiddellijke aandacht. Werknemers mogen erop vertrouwen dat elke uiting van ongewenst gedrag onmiddellijk wordt aangepakt.

Deze principes zijn terug te zien in de arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden en ontwikkelingsmogelijkheden. Regelmatig overleg tussen werknemer en werkgever vinden we niet meer dan normaal.

Dit zijn de verschillende vormen van overleg:

1.Regelmatig werkoverleg waarbij voor de werknemer belangrijke onderwerpen kunnen worden besproken, zoals: werkdruk, werkafwisseling, preventieve maatregelen, verbetervoorstellen, werktijden, afspraken met de opdrachtgever en uitkomsten van controles. Ook het proces van aanbesteding en een jaarlijks overleg met de opdrachtgever maken hier deel van uit. De dialoog tussen leidinggevende en werknemer vormt de basis voor samenwerking en invulling van de werkzaamheden. Dat kunnen we op verschillende manieren doen: van dagstarts en werkoverleggen tot jaarlijkse evaluatiegesprekken.

2.Een jaarlijks functionerings- en loopbaangesprek waarbij wederzijdse tevredenheid, belangstelling van de werknemer, opleidingsbehoefte en kennis, kunde en vaardigheden besproken kunnen worden.

3.Tussentijds overleg als werknemer en/of werkgever daar aanleiding toe zien.

4.In geval van signalering van onregelmatigheden in / ernstige verstoring van de arbeidsrelatie is het gebruikelijk dat eerst hoor en wederhoor wordt toegepast.

Goed werknemerschap houdt op zijn beurt in dat werknemers met een positieve insteek in hun werk staan, betrokken en gemotiveerd zijn en aandacht schenken aan hun fysieke en mentale conditie.

Duurzame inzetbaarheid

Hieronder verstaan we dat een werknemer tot aan zijn pensioen gezond en prettig kan (blijven) werken. Op het gebied van duurzame inzetbaarheid zetten we in op drie pijlers: gezondheid (vitaliteit), betrokkenheid en ontwikkeling. Zowel werknemer als werkgever dragen hier verantwoordelijkheid voor.

Schoonmaak is fysiek belastend werk. Daarom blijven we zoeken naar manieren om de effecten daarvan te beperken. Dit kan door het aanbrengen van meer variatie in werkzaamheden, het verminderen van de werkbelasting op oudere leeftijd (minder uren met beperkte financiële gevolgen) en het werken met ondersteunende materialen en middelen.

We willen werknemers inspraak geven bij het bepalen van de uitvoering van het werk, gericht op passende werkdruk.

Economisch gezond

Met elkaar staan we voor een aantrekkelijke en economisch gezonde sector die zich kenmerkt door:

•een duidelijk toegevoegde waarde voor opdrachtgevers

•aantrekkelijke banen met concurrerende arbeidsvoorwaarden

•relevante vacatures stellen we eerst intern open, zodat werknemers die meer uren zouden willen werken, kunnen solliciteren

•een reële ondernemersbeloning

•een gestage omzetgroei voor de komende jaren

•Investeringen in de kwaliteit van mensen en middelen

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1

DEFINITIES EN KARAKTER VAN DE CAO

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

1.Schoonmaakbedrijf, dan wel glazenwassersbedrijf:

iedere onderneming, die haar hoofd- of nevenberoep maakt van het op een door de opdrachtgever bepaalde locatie regelmatig of eenmalig schoonmaken, dan wel glazenwassen in, op, van of aan gebouwen, woningen, straten/ wegen, (huisvuil-)containers, terreinen en/of verkeersmiddelen, een en ander in de ruimste zin van het woord. Indien overwegend sprake is van rioolreinigingsactiviteiten is de CAO niet van toepassing.

2.Werkgever:

Iedere natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijf uitoefent als bedoeld in lid 1.

3.Werknemer:

Iedere man of vrouw die op basis van een arbeidsovereenkomst bij een werkgever als bedoeld in lid 2 werkt in een functie die is ingedeeld met inachtneming van de referentiefuncties genoemd in bijlage II en welke functies volgens het Orbasysteem niet hoger gewogen worden dan 100 punten (aangevuld met de functies (ambulant) objectleider algemeen schoonmaakonderhoud niveau II en III). Deze definitie van werknemer geldt niet voor degenen die onder het C-deel van deze CAO vallen.

4.a.Uitzendkracht:

De uitzendkracht zoals bedoeld in artikel 7:690 BW die via een uitzendbureau bij het schoonmaak- of glazenwassersbedrijf werkt, evenals de buitenlandse uitzendkracht die via een buitenlands uitzendbureau in de branche werkt.

b.Payroll:

De payrollkracht die via een payrollbedrijf bij het schoonmaak- of glazenwassersbedrijf werkt, evenals de buitenlandse payrollkracht die via een buitenlands payrollbedrijf in de branche werkt.

5.Vakvereniging(en):

FNV, CNV Vakmensen, en andere vakverenigingen, zowel afzonderlijk als gezamenlijk.

6.Basisuurloon:

Bruto uurloon genoemd in artikel 14 van de CAO.

7.Uurloon:

Het bruto loon per uur, inclusief alle toeslagen die voor de werknemer gelden, maar exclusief vakantietoeslag en de betaling van overwerk.

8.Loon:

Het bruto loon per betaalperiode van 4 weken of per maand, inclusief alle toeslagen, maar exclusief de vakantietoeslag en eindejaarsuitkering.

9.Dagloon:

Bruto loon per dag vastgesteld overeenkomstig bijlage I.

10.VET:

Het nominale bedrag als toeslag op het basisuurloon die verband houdt met:

-de vereenvoudiging van de CAO in 2008 en welk bedrag voor de individuele werknemer per 1 april 2008 dan wel overeenkomstig artikel 23 CAO 2010-2011 is vastgesteld; en/of

-het per 1 juli 2014 vervallen van de gevarentoeslag overeenkomstig artikel 6 B-deel voor specialistische reiniging 2014-2016.

11.Echtgeno(o)t(e):

Als er in de CAO wordt gesproken over een echtgeno(o)t(e), dan wordt daarmee ook de levenspartner bedoeld waarmee de werknemer een geregistreerd partnerschap of een notarieel samenlevingscontract heeft.

12.Regio:

Het geografisch gebied waarbinnen de werknemer werkzaam is en dat begrensd wordt door een gebied ter grootte van 30 kilometer vanaf het woonadres bij aanvang van de arbeidsovereenkomst dan wel het woonadres na verhuizing.

13.Karakter van de CAO:

Deze CAO heeft een minimum karakter. Dat wil zeggen dat minimaal de in deze CAO opgenomen bepalingen toegepast dienen te worden.

ARTIKEL 2

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER

1.De werkgever moet alle afspraken die in deze CAO staan nakomen.

2.De werkgever geeft de werknemer een CAO-boekje.

3.De werkgever verzoekt de werknemer om bij indiensttreding aan te geven of de werknemer nog een ander dienstverband heeft.

ARTIKEL 3

VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER

1.De werknemer moet alle verplichtingen die in deze CAO staan naleven.

2.De werknemer moet alle hulpmiddelen die de werkgever verstrekt, tijdens het werk gebruiken en deze behoorlijk onderhouden. Als de werknemer uit dienst treedt, moeten alle hulpmiddelen in goede staat weer bij de werkgever worden ingeleverd.

3.De werknemer die ook voor een andere werkgever werkt, moet dat bij zijn of haar werkgever melden.

4.Een werknemer mag niet als zelfstandige een eigen schoonmaakbedrijf voeren.

ARTIKEL 4

ONDERAANNEMERS

De onderaannemer moet alle bepalingen in de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf naleven, behalve als er een andere CAO van toepassing is. De aannemer controleert de naleving hiervan. De onderaannemer zal hiertoe de gevraagde gegevens overleggen aan de aannemer.

ARTIKEL 5

UITZENDBUREAUS / PAYROLL

1.De werkgever moet zich ervan verzekeren dat deze CAO ook wordt nageleefd ten aanzien van uitzendkrachten die bij hem te werk zijn gesteld.

2.Indien het uitzendbureau beschikt over een NEN4400-1 of NEN4400-2 (voor buitenlandse uitzendbureaus) certificaat en de werkgever een kopie daarvan in zijn administratie bewaart, voldoet de werkgever aan het gestelde in lid 1.

3.Gebruik maken van uitzendkrachten en/of payrollkrachten zal ten hoogste 7,5% van het totaal aantal werkuren van de onderneming per kwartaal mogen bedragen. Calamiteitenwerkzaamheden vallen niet onder deze regeling. Midden- en kleinbedrijven met een omzet van minder dan € 10 miljoen per jaar vallen niet onder deze regeling.

4.In geval van payroll voor meer dan 7,5% zoals genoemd in voorgaand lid, dient de werkgever met het payrollbedrijf af te spreken dat:

-de bepalingen van deze CAO integraal worden toegepast door het payrollbedrijf;

-over de gehele loonsom bedrijfstakheffingen worden afgedragen;

-de gedetacheerde werknemers worden aangemeld bij het bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.

ARTIKEL 6

GRENSOVERSCHRIJDENDE ARBEID

1.In overeenstemming met de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie, zijn de algemeen verbindend verklaarde bepalingen uit deze CAO die zijn opgenomen in bijlage XIII van toepassing op gedetacheerde werknemers die tijdelijk vanuit het buitenland ter beschikking worden gesteld aan een werkgever die in de hoedanigheid als opdrachtgever valt onder de werkingssfeer van deze CAO. Dit geldt eveneens indien wordt gewerkt met buitenlandse onderaannemers of buitenlandse uitzendbureaus.

2.De CAO is niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten die door vreemd recht worden beheerst waarbij een gelijkwaardige of betere bescherming wordt geboden dan in de opgenomen punten in de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie.

HOOFDSTUK 2 INHOUD EN WIJZIGING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST

ARTIKEL 7

INHOUD ARBEIDSOVEREENKOMST

Bij indiensttreding is de werkgever verplicht een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan te gaan met de werknemer. Deze overeenkomst moet gebaseerd zijn op deze collectieve arbeidsovereenkomst (CAO).

De werkgever vermeldt in de arbeidsovereenkomst in ieder geval:

-de datum van indiensttreding;

-de duur (bepaalde- of onbepaalde tijd);

-de bij aanvang van de arbeidsovereenkomst geldende werktijden;

-het aantal uren per week;

-de functieaanduiding en de daarbij behorende loongroep (volgens bijlage II);

-de regio en het object waar de werknemer bij aanvang van de arbeidsovereenkomst werkzaam is.

ARTIKEL 8

WIJZIGINGEN TIJDENS DE ARBEIDSOVEREENKOMST

1.De werknemer zal binnen redelijke grenzen een verandering van de werktijden en/of werkzaamheden en/of het object waar gewerkt wordt en/of de wijze waarop de werkzaamheden worden uitgevoerd accepteren.

2.De werkgever zal hierbij rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de werknemer. De werkgever dient een zwaarwichtig belang te hebben in de zin van artikel 7:613 BW.

3.Als een werknemer een andere functie gaat verrichten of als er door gewijzigde omstandigheden andere toeslagen van toepassing zijn, dan gelden die nieuwe toeslagen en het nieuwe (functie-)loon vanaf het moment van de wijziging.

HOOFDSTUK 3 AARD EN DUUR VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST

ARTIKEL 9

AARD EN DUUR VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST / PROEFTIJD / UITZENDKRACHTEN

1.De arbeidsovereenkomst kan worden aangegaan voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd. Met dezelfde werknemer kunnen binnen een periode van 24 maanden maximaal 3 arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd worden gesloten die elkaar opvolgen met een onderbreking van niet meer dan 6 maanden. Het aangaan van een arbeidsovereenkomst waardoor de genoemde periode van 24 maanden en/of het aantal van 3 arbeidsovereenkomsten wordt overschreden, zonder dat een onderbreking van meer dan 6 maanden heeft plaatsgevonden, leidt van rechtswege tot een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Artikel 7:668a van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.

2.Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd die stilzwijgend is verlengd, wordt geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.

3.De volgende 3 bijzondere omstandigheden kunnen gelden:

a.Als er sprake is van een arbeidsrelatie waarbij de werkzaamheden met zich meebrengen dat het aantal te werken uren per periode aanmerkelijk wisselend is, kan een arbeidsovereenkomst met uitgestelde prestatieplicht worden overeengekomen. Voor deze arbeidsovereenkomst geldt een minimum van 8 uur per periode van 4 weken. Er wordt gebruik gemaakt van het model dat als bijlage V bij deze CAO is opgenomen.

b.Als een werknemer werkzaam is op een object met een vaste bedrijfssluiting (met een minimale sluiting van 6 weken per kalenderjaar) kan de werknemer kiezen uit een arbeidsovereenkomst met een spaarurenregeling of een scholencontract (met een ondergrens van 40 werkweken per kalenderjaar). Er wordt gebruik gemaakt van de modellen die in bijlage VI bij deze CAO zijn opgenomen.

c.Als een werknemer uitsluitend tussen half juni en half september werkzaam is, kan deze worden ingezet als vakantiekracht. De vakantiekracht ontvangt een loon inclusief vakantieopbouw (10%) en vakantietoeslag (8%). Hiervoor geldt de volgende berekening: loon +10% + 8%. Dit in afwijking op de artikelen 24 lid 1 en 26 lid 8 CAO. De loontabellen staan in bijlage IIIa.

4.Bij aanvang van de arbeidsovereenkomst zijn er de volgende mogelijkheden:

-Bij een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kan een proeftijd van maximaal 2 maanden worden overeengekomen;

-Bij een arbeidsovereenkomst van langer dan 6 maanden en korter dan 24 maanden kan een proeftijd van maximaal 1 maand worden overeengekomen;

-Bij een arbeidsovereenkomst van 6 maanden of korter kan geen proeftijd worden overeengekomen.

5.Bij het verlengen van een arbeidsovereenkomst kan slechts een proeftijd worden overeengekomen voor zover sprake is van een nieuwe functie. Bij onvoldoende functioneren in de nieuwe functie zal binnen de proeftijd de oude functie met de daarbij behorende arbeidsvoorwaarden aan de werknemer worden aangeboden.

6.Indien de wet hieromtrent wijzigt, zonder dat daarvan bij CAO mag worden afgeweken in de zin van dit artikel, zijn de nieuwe wettelijke bepalingen van toepassing.

7.De werkgever kan een uitzendkracht voor maximaal 12 maanden inlenen. Voor het berekenen van deze termijn worden uitzendperioden samengeteld die elkaar opvolgen binnen 6 maanden en uitzendperioden bij werkgevers in concernverband.

8.De som van het uitzendwerk -aansluitend gevolgd door maximaal 2 arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd- bedraagt maximaal 24 maanden.

9.Een uitzendkracht die 12 maanden is ingeleend bij een werkgever heeft, indien de werkzaamheden binnen 6 maanden worden voortgezet, recht op een arbeidsovereenkomst bij deze werkgever. Het betreft:

-een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of;

-maximaal 2 opvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd voor in totaal maximaal 12 maanden.

HOOFDSTUK 4 BEËINDIGING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST

ARTIKEL 10

BEËINDIGING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST

De arbeidsovereenkomst kan op de volgende wijzen worden beëindigd:

1.Door wederzijds goedvinden van werkgever en werknemer, op een gezamenlijk te bepalen tijdstip.

2.Tijdens de proeftijd zonder inachtneming van een opzegtermijn.

3a. De arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van korter dan 6 maanden eindigt van

rechtswege.

b. Voor de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 6 maanden of langer geldt een

aanzegplicht, waarbij de werkgever uiterlijk 1 maand voor de einddatum aangeeft of de arbeidsovereenkomst wordt verlengd en onder welke voorwaarden.

4.Door opzegging door de werknemer.

Bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst moet 1 maand opzegtermijn, beginnend op zaterdag, in acht worden genomen:

5.Door opzegging door de werkgever.

Bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst door opzegging moet, na toestemming van het UWV, de volgende opzegtermijn, beginnend op zaterdag, in acht worden genomen:

a. korter dan 5 dienstjaren: 1 maand;

b. 5 dienstjaren of langer, maar korter dan 10 dienstjaren: 2 maanden;

c. 10 dienstjaren of langer, maar korter dan 15 dienstjaren: 3 maanden;

d. 15 dienstjaren of langer: 4 maanden.

Bij het berekenen van de opzegtermijn wordt het aantal dienstjaren bij een vorige werkgever meegenomen indien de werknemer als gevolg van een contractswisseling in dienst is getreden bij de werkgever.

6.Door ontbinding door de kantonrechter.

7.Wegens een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 en 7:679 van het Burgerlijk Wetboek.

8.De arbeidsovereenkomst eindigt van rechtswege, zonder dat daarvoor opzegging vereist is, op de dag waarop de werknemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, tenzij door partijen een latere datum overeen is gekomen. Besluiten partijen daarna opnieuw met elkaar een arbeidsovereenkomst aan te gaan dan geldt voor die arbeidsovereenkomst de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd in plaats van de artikelen 9, 10 en 31 van deze CAO.

9.Indien de wet hieromtrent wijzigt, zonder dat daarvan bij CAO mag worden afgeweken in de zin van dit artikel, zijn de nieuwe wettelijke bepalingen van toepassing.

HOOFDSTUK 5 ARBEIDSDUUR EN ARBEIDSTIJD

ARTIKEL 11

ARBEIDSDUUR

De normale arbeidsduur bedraagt gemiddeld 38 uur per week over een periode van 4 weken.

ARTIKEL 12

ARBEIDSTIJD EN RUSTTIJD

1.De Arbeidstijdenwet is van toepassing.

2.Voor de werknemer die gedurende de normale arbeidsduur werkzaam is in een rooster waarbij zowel gedurende de daguren, avonduren als de nachturen werkzaamheden kunnen worden verricht, zijn de volgende bepalingen van toepassing:

a.het rooster dient uiterlijk 4 weken van tevoren bekend te worden gemaakt aan de werknemer.

b.een dienst zal minimaal 4 uur en maximaal 9 uur per dag bedragen en er zal geen sprake zijn van gebroken diensten.

c.de normale arbeidsduur van gemiddeld 38 uur per week zal in afwijking van artikel 11 bereikt worden over gemiddeld 12 weken.

d.Per 52 weken bedraagt het aantal nachtdiensten eindigend na 2.00 uur maximaal 140, of maximaal 38 uur arbeid tussen 0.00 uur en 6.00 uur per 2 weken.

e.gedurende een loonperiode van 4 weken worden maximaal 20 diensten ingeroosterd.

3.De werknemer die werkzaam is in een dienst van ten minste 4,5 uur waarbij minimaal 1 uur werktijd valt tussen 0.00 en 6.00 uur, heeft recht op een pauze van 0,5 uur tijdens deze dienst. Deze pauze wordt doorbetaald op basis van het uurloon overeenkomstig artikel 1 lid 7 CAO.

4.Als de werkgever nieuwe werkzaamheden opdraagt aan een werknemer die zijn of haar normale werkzaamheden al heeft beëindigd, dan wordt de tijd tussen de normale en de nieuwe werkzaamheden als arbeidstijd beschouwd met een maximum van een uur.

HOOFDSTUK 6 FUNCTIE-INDELING

ARTIKEL 13

FUNCTIE-INDELING

1.De werkgever is verplicht de functie van de werknemer in een loongroep in te delen met inachtneming van de referentiefuncties en de Niveau Onderscheidende Kenmerken (NOK’s) genoemd in bijlage II en beschikbaar op www.ras.nl.

Als een werknemer het niet eens is met de indeling van zijn functie, kan hij of zij gebruik maken van de beroepsprocedure of kan de RAS worden verzocht om de functie te laten wegen volgens het Orbasysteem op basis van een door werkgever en werknemer geaccordeerde functiebeschrijving. De kosten voor de werkgever of de werknemer worden door de RAS vergoed. Voor de beroepsprocedure wordt verwezen naar bijlage VIII.

2.De referentiefuncties worden om de vijf jaar bijgewerkt.

3.Een werknemer kan in meerdere functies worden ingedeeld onder de voorwaarde dat er sprake is van het uitvoeren van verschillende functies op verschillende objecten. Als de werknemer verschillende functies op een object heeft, worden alle uren volgens het hoogste uurloon betaald.

HOOFDSTUK 7 LONEN EN TOESLAGEN

ARTIKEL 14

LOONGEBOUW

Loongebouw

1.Het loongebouw gaat uit van 6 loongroepen (loongroep 1 tot en met 6). Alle schalen hebben een beginsalaris en 4 treden.

2.De werknemer ontvangt tenminste het basisuurloon dat overeenkomt met zijn leeftijd of aantal dienstjaren van de loongroep waarin zijn functie is ingedeeld overeenkomstig bijlage II.

3.De jeugdlonen bestaan uit een percentage van het basisuurloon bij 0 dienstjaren.

4.Het basisuurloon van een jeugdige werknemer wordt verhoogd met ingang van de betaalperiode waarin zijn verjaardag valt.

5.De opbouw van dienstjaren ten behoeve van de loonsverhoging vindt plaats vanaf 21 jaar en ouder. Het aantal dienstjaren bij een vorige werkgever wordt meegenomen indien de werknemer als gevolg van een contractswisseling in dienst is getreden bij de werkgever. De loonsverhoging op grond van dienstjaren gaat in op de eerste dag van de betaalperiode waarin het betreffende aantal dienstjaren wordt bereikt.

6.Indien de werknemer 6 maanden of langer in de voorafgaande 12 maanden wegens arbeidsongeschiktheid (niet zijnde zwangerschaps- en bevallingsverlof) of onbetaald verlof niet heeft gewerkt, kan de werkgever besluiten geen dienstjaar toe te kennen.

Inschaling en promotie

7.Inschaling van nieuwe werknemers vindt plaats op grond van de aard van de werkzaamheden en de bijbehorende eisen. Bij deze inschaling wordt uitgegaan van het aanvangssalaris behorende bij de functie, op basis van relevante ervaring kan de werkgever hiervan afwijken.

8.Voor een werknemer die een dienstverband heeft gehad en na afloop van de arbeidsovereenkomst binnen een periode van een jaar wederom bij dezelfde werkgever in dezelfde functie in dienst treedt, zullen voor de inschaling de eerder opgebouwde dienstjaren blijven bestaan.

9.Indien een werknemer promotie maakt en wordt ingedeeld in een hogere functie- en loongroep vervallen de dienstjaren voor wat betreft de inschaling in de nieuwe loongroep. De werknemer wordt, ongeacht zijn dienstjaren, ingeschaald in het naastliggende hogere basisuurloon in de nieuwe loongroep. Op deze wijze gaat de werknemer er financieel op vooruit. Doorgroei in dienstjaren vindt plaats vanaf één jaar na deze promotie en gaat in op de eerste dag van de betaalperiode waarin het betreffende dienstjaar wordt bereikt.

Werknemers Participatiewet

10.De volgende werknemers kunnen worden beloond volgens het wettelijk minimumloon:

-Werknemers die in aanmerking komen voor loonkostensubsidie op basis van de Participatiewet;

-Wajongers die onder de Participatiewet vallen voor zover zij in aanmerking komen voorloondispensatie (via het UWV).

Overgangsbepalingen

11.Indien de werknemer met minder dan 4 dienstjaren door invoering van het nieuwe loongebouw op 1 januari 2018 lager is ingeschaald, ontvangt de werknemer ter compensatie een overgangstoeslag. De overgangstoeslag is het verschil tussen het basisuurloon + dienstjaren op 31 december 2017 ten opzichte van het basisuurloon + dienstjaren op 1 januari 2018. Bij het bereiken van een volgend dienstjaar wordt het basisuurloon verhoogd. De overgangstoeslag wordt met datzelfde bedrag verminderd tot deze in zijn geheel is afgebouwd.

12.De overgangstoeslag van lid 11 wordt bij een CAO-loonsverhoging niet verhoogd.

13.De overgangstoeslag van lid 11 mag niet worden verrekend met het deel van het loon dat uitstijgt boven het CAO-basisuurloon.

ARTIKEL 15

VERHOGING BASISUURLONEN

1.Bij een CAO-loonsverhoging worden de basisuurlonen verhoogd.

2.De basisuurlonen worden als volgt verhoogd:

-2% per 1 januari 2019. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 1 2019 en bij betaling per maand per 1 januari 2019;

-1% per 1 juli 2019. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 7 2019 en bij betaling per maand per 1 juli 2019;

-1% per 1 januari 2020. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 1 2020 en bij betaling per maand per 1 januari 2020;

-2% per 1 juli 2020. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 7 2020 en bij betaling per maand per 1 juli 2020;

-1,5 % per 1 juni 2021. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 6 2021 en bij betaling per maand per 1 juni 2021.

Dit leidt tot de loontabellen die opgenomen zijn in bijlage III.

ARTIKEL 16

EINDEJAARSUITKERING

1.Er wordt een eindejaarsuitkering uitbetaald door de werkgever. Om voor de eindejaarsuitkering in aanmerking te komen, moet de werknemer op het moment van uitbetaling ten minste 6 maanden onafgebroken in dienst zijn van een werkgever.

2.De eindejaarsuitkering bedraagt 2,85% in 2019, 3,2% in 2020 en 4,2% in 2021 en wordt berekend over het bruto-inkomen in de referteperiode.

3.Onder bruto-inkomen wordt hier verstaan: het in de referteperiode door de werknemer bij de werkgever verdiende loon inclusief alle toeslagen met uitzondering van de vakantietoeslag en VET.

4.De eindejaarsuikering wordt betaald vóór 15 december van het jaar. Dit met inachtneming van de leden 5 en 7 van dit artikel.

5.De eindejaarsuitkering wordt berekend over het bruto-inkomen in de referteperiode. Onder referteperiode wordt hier verstaan:

a.Bij betaling van het loon per maand

De verdiensten op basis van het uurloon in de maanden januari tot en met november gedeeld door 11 en vervolgens vermenigvuldigd met 12

b.Bij betaling van het loon per 4 weken

De verdienste op basis van het uurloon in de loonperioden 1 tot en met 12 gedeeld door 12 en vervolgens vermenigvuldigd met 13.

6.Bij einde dienstverband bij een werkgever of bij contractswisseling gedurende de referteperiode wordt de eindejaarsuitkering, berekend over het tot dan toe in de referteperiode verdiende bruto-inkomen, direct uitbetaald door de werkgever aan de werknemer.

7.De eindejaarsuitkering wordt met inachtneming van de fiscale regels netto uitgekeerd als een reiskostenvergoeding voor woon-werkverkeer. Het deel dat niet binnen de fiscale regels als netto reiskostenvergoeding kan worden uitbetaald, wordt bruto uitbetaald.

ARTIKEL 17

CONSIGNATIE

1.De (ambulant)objectleider die buiten de overeengekomen werktijd direct oproepbaar moet zijn, ontvangt een consignatietoeslag van € 1,- bruto per geconsigneerd uur.

2.Voor de overige werknemers geldt dat er geen verplichte bereikbaarheid buiten werktijd van toepassing is, tenzij in overleg met de werknemer andere afspraken zijn gemaakt.

ARTIKEL 18

TOESLAG BIJZONDERE UREN

1.Werknemers die ’s avonds, ’s nachts, in de weekends of op feestdagen werken, krijgen de volgende toeslagen (in procenten) over het basisuurloon (inclusief overgangstoeslag):

 

MA

DI

WO

DO

VR

ZA

ZO

FE

00.00 uur

tot

06.00 uur

 

50

 

30

 

30

 

30

 

30

 

50

 

50

 

150

06.00 uur

tot

21.30 uur

 

0

 

0

 

0

 

0

 

0

 

50

 

50

 

150

21.30 uur

tot

24.00 uur

 

30

 

30

 

30

 

30

 

50

 

50

 

50

 

150

 

Voor werknemers werkzaam in hotels geldt een afwijkende regeling die is opgenomen in het D-deel van deze CAO.

2.Feestdagen zijn:

- Nieuwjaarsdag;

-1e en 2e Paasdag;

-Hemelvaartsdag;

-1e en 2e Pinksterdag;

-1e en 2e Kerstdag;

-Koningsdag;

-5 mei in lustrumjaren: in 2020.

ARTIKEL 19

FEESTDAGEN

De volgende situaties kunnen zich voordoen:

-Er wordt gewerkt op een feestdag. Er geldt een toeslag van 150% op het basisuurloon.

-Het object is op de feestdag gesloten en de werknemer werkt normaal gesproken op deze dag op dit object. De werknemer ontvangt dan zijn normale loon.

-De werknemer is ingeroosterd op een feestdag maar wil een vrije dag. De werknemer kan de werkgever verzoeken om vrij te zijn. De werknemer komt dan in aanmerking voor doorbetaling van zijn loon, maar niet voor de feestdagentoeslag. Er worden geen vakantieuren ingehouden.

ARTIKEL 20

TOESLAG OVERWERK

1.Van overwerk is sprake:

-na het 9e uur per dienst of dag, of:

-per loonperiode volgens onderstaand schema:

Loonperiode

Overwerk vanaf:

Betaling per 4 weken

Het 152e uur per periode van 4 weken

Betaling per maand op basis van het gemiddelde van 21,667 werkdagen per maand

Het 164,67e uur per maand

Betaling per maand op basis van een wisselend aantal werkdagen per maand

- Het 152e uur bij 20 werkdagen;

- Het 159,60e uur bij 21 werkdagen;

- Het 167,20e uur bij 22 werkdagen;

- Het 174,80e uur bij 23 werkdagen.

 

2.De toeslag voor het verrichten van overwerk bedraagt 25% over het basisuurloon (inclusief overgangstoeslag).

ARTIKEL 21

TOESLAGEN VOOR OVERWERK EN BIJZONDERE UREN

Werknemers die overwerk verrichten tijdens de (bijzondere) uren volgens de matrix in artikel 18 CAO ontvangen de toeslag bijzondere uren en de overwerktoeslag.

ARTIKEL 22

TOESLAG BEDRIJFSHULPVERLENER

De werknemer, die door de werkgever is aangewezen als bedrijfshulpverlener in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet, ontvangt een toeslag van € 10,00 bruto per week.

ARTIKEL 23

WAARNEMINGSTOESLAG

Als een werknemer tijdelijk een functie uitoefent waarvoor een andere loongroep of een toeslag geldt, dan ontvangt de werknemer het uurloon en de eventuele toeslagen die bij de functie horen die hij tijdelijk uitoefent met in achtneming van artikel 8 lid 3 CAO. De werkgever moet dit schriftelijk aan de werknemer laten weten.

ARTIKEL 24

VAKANTIETOESLAG

1.De vakantietoeslag bedraagt 8% en wordt in de maand mei betaald. Het is niet toegestaan om hierover afwijkende afspraken te maken.

2.De vakantietoeslag wordt berekend over:

a.bij betaling per maand:

het loon over de periode 1 mei van het voorafgaande jaar tot en met 30 april van het lopende jaar.

b.bij betaling per 4 weken:

het loon over periode 5 van het voorafgaande jaar tot en met periode 4 van het lopende jaar.

HOOFDSTUK 8 WIJZE VAN BETALING

ARTIKEL 25

WIJZE VAN BETALING

1.De werkgever betaalt het netto loonbedrag per bank of giro per 4 weken of per maand, uiterlijk binnen één week na afloop van het loontijdvak op een door de werknemer opgegeven bankrekeningnummer.

2.Iedere werknemer ontvangt elke 4 weken of elke maand gelijktijdig met de betaling een schriftelijke loonspecificatie. Op verzoek van de werknemer kan de loonspecificatie digitaal worden verstrekt.

Op de specificatie moet duidelijk leesbaar zijn vermeld:

a. naam van de werknemer, het burgerservicenummer (BSN) en zijn loonnummer;

b. periode, waarop de betaling betrekking heeft;

c. aantal gewerkte dagen;

d. aantal gewerkte uren;

e. de objecten waar de werknemer werkzaam is;

f.aantal dagen respectievelijk uren vakantie/wettig verzuim;

g. overuren;

h. opgebouwde vakantieuren met een onderscheid tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantieuren;

i. (uur)loonbedrag, gespecificeerd (met vermelding van toeslagen en VET);

j. verschuldigde loonheffing;

k. ingehouden premies sociale verzekeringswetten;

l.ingehouden pensioenpremie;

m. de eindejaarsuitkering (en hoogte daarvan);

n.netto loonbedrag.

3.De werkgever verstrekt op verzoek van de vakvereniging een urenstaat.

HOOFDSTUK 9 VAKANTIE, BETAALD EN ONBETAALD VERLOF

ARTIKEL 26

VAKANTIE

1.De vakantieopbouw bedraagt 10% van ieder betaald uur of deel daarvan. Het percentage van 10% vakantieopbouw kan worden opgesplitst in een percentage van 7,69% wettelijke vakantieuren en 2,31% bovenwettelijke vakantieuren. Er vindt geen opbouw plaats over overwerkuren. Per kalenderjaar wordt bij een 38-urige werkweek 197,6 uur vakantie opgebouwd.

2.Bij opname van vakantieuren wordt het loon doorbetaald.

3.De werknemer die in dienst komt (zonder dat er sprake is van contractswisseling) kan gedurende de eerste drie maanden van het dienstverband maximaal 49,4 vakantieuren opnemen (bij parttime naar rato), tenzij er tussen de werkgever en werknemer een hoger maximum is overeengekomen.

4.De werknemer die langer dan drie maanden in dienst is, kan de per kalenderjaar maximaal op te bouwen vakantieuren opnemen voordat deze zijn opgebouwd.

5.Bij uitdiensttreding kan en zal de werkgever een eventueel tekort aan vakantieuren verrekenen met de laatste loonbetaling.

6.De werkgever kan de werknemer verplichten tot het opnemen van 3 weken vakantie per kalenderjaar.

7.Een collectieve vakantie van maximaal drie weken kan alleen in juli of augustus worden vastgesteld. De werkgever heeft voor de collectieve vakantie de instemming van de ondernemingsraad nodig. Bij bedrijven zonder ondernemingsraad is voor een collectieve vakantie de instemming van 50% plus 1 werknemer van het betreffende object vereist.

8.Het is niet toegestaan om de vakantieuren per loontijdvak uit te betalen. Opgebouwde en niet opgenomen bovenwettelijke vakantieuren kunnen op verzoek van de werknemer 2 keer per kalenderjaar als loon worden uitbetaald.

9.De vervaltermijn van de wettelijke vakantieuren bedraagt 1 jaar na afloop van het kalenderjaar. De verjaringstermijn van bovenwettelijke vakantieuren bedraagt 5 jaar na afloop van het kalenderjaar.

ARTIKEL 27

VAKANTIE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

1.De werknemer bouwt gedurende zijn periode van arbeidsongeschiktheid volledige vakantie-uren op.

2.Uren waarop de werknemer arbeidsongeschikt is mogen niet aangemerkt worden als vakantieuren.

3.Als in afwijking van lid 2 de werknemer vrijgesteld wil zijn van re-integratieverplichtingen, dan neemt de werknemer vakantieuren op.

ARTIKEL 28

BETAALD VERLOF

1.De werknemer waarvan de echtgeno(o)t(e), (stief)vader, (stief)moeder, kinderen, pleegkinderen, stiefkinderen, schoonzoon, schoondochter, schoonmoeder, schoonvader is overleden, krijgt vanaf de dag van overlijden 5 aaneengesloten werkdagen verlof met behoud van het uurloon over de uren, die de werknemer normaal op deze dagen zou hebben gewerkt. Indien een werknemer ook in het weekend werkt, is dit extra betaald verlof.

2.De werknemer waarvan bloed- en aanverwanten in de 2e graad zijn overleden, krijgt 1 dag betaald verlof voor het bijwonen van de crematie of begrafenis, voor zover op deze dag normaal wordt gewerkt. Bloed- en aanverwanten in de 2e graad zijn: zijn (schoon)grootouders, (schoon)broers, (schoon)zussen en kleinkinderen.

3.De verlofregelingen volgens de Wet Arbeid en Zorg zijn opgenomen in bijlage XI.

ARTIKEL 29

EXTRA VRIJE DAG OP DE VERJAARDAG OF 1 MEI

De werknemer krijgt vanaf 1 januari 2020 op jaarbasis één extra vrije dag op 1 mei of de verjaardag. De werknemer bepaalt op welke dag hij vrij wil hebben. Deze keuze kan niet afgewezen worden tenzij er aantoonbaar bedrijfseconomische omstandigheden zijn die het opnemen van de vrije dag onmogelijk maakt. Er zal dan direct een vervangende vrije dag afgesproken worden. De werknemer ontvangt het uurloon over de uren, die de werknemer normaal op deze dag zou hebben gewerkt.

ARTIKEL 30

ONBETAALD VERLOF

De werkgever zal een verzoek van de werknemer voor het opnemen van onbetaald verlof zoveel mogelijk inwilligen. De werkgever wijst op de gevolgen voor de sociale zekerheid en de opbouw van het pensioen.

HOOFDSTUK 10 ARBEIDSONGESCHIKTHEID

ARTIKEL 31

LOONDOORBETALING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID

1.De werkgever betaalt de werknemer vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid gedurende maximaal 104 weken het loon volgens onderstaand schema:

Duur dienstverband

Percentage van het dagloon

< 6 maanden

70%, ten minste het wettelijk minimumloon

Tussen 6 maanden en 2 jaar

90%

> 2 jaar

100% (of 90% na 52 weken volgens artikel 31 lid 3 CAO)

 

2.Het percentage als bedoeld in lid 1 is afhankelijk van de duur van het dienstverband, daarbij geldt het volgende:

- het percentage wordt bepaald op basis van de duur van het dienstverband op de 1e dag van arbeidsongeschiktheid en blijft ongewijzigd;

-de periode bij een vorige werkgever wordt meegenomen indien de werknemer als gevolg van een contractswisseling in dienst is getreden bij de werkgever.

3.a. De werkgever kan het loon in het 2e jaar van arbeidsongeschiktheid van de werknemer

verlagen naar 90% van het dagloon als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

-de werkgever in het 1e jaar van arbeidsongeschiktheid van de werknemer voldoende re-

integratie-inspanningen heeft verricht, welke van hem in redelijkheid verwacht mogen worden. Dit dient te volgen uit de eerstejaarsevaluatie van het UWV;

-de werkgever het voornemen tot verlaging bij de werknemer heeft gemeld, middels de

door de RAS ontwikkelde standaardbrief (met bijlagen), beschikbaar via www.ras.nl, waarbij de werknemer in een gesprek is gewezen op de mogelijkheid van het maken van bezwaar;

-de werknemer schriftelijk geen bezwaar maakt of niet binnen de gestelde termijn heeft

gereageerd. Bij bezwaren van de werknemer, binnen de bezwaartermijn, is toestemming van de commissie ziekteverzuim RAS vereist om het loon te verlagen;

-de werkgever de procedure zoals omschreven in artikel 3 bijlage IX CAO heeft gevolgd;

- de werkgever kan het dagloon niet verlagen bij een werknemer die geboren is voor 1 januari 1966, en die op 1 januari 2016 in de branche werkzaam was en gebleven is.

b. De werkgever kan het loon in het 2e jaar van arbeidsongeschiktheid niet verlagen naar 90% van het dagloon als de werknemer volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is (in lijn met de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, Staatsblad 10 november 2015).

4.De in lid 1 genoemde percentages zijn erop gebaseerd dat de werknemer gedurende het tweede jaar van arbeidsongeschiktheid voldoende op re-integratie gerichte inspanningen verricht. Indien dit niet het geval is, worden de in lid 1 genoemde percentages verlaagd. Het bepaalde in artikel 7:629 lid 3 en lid 6 BW blijft van toepassing.

5.In aanvulling op artikel 7:629 lid 11 BW wordt de maximale loondoorbetalingsverplichting van 104 weken als bedoeld in lid 1 verlengd als:

a. het UWV een werkgever een sanctie oplegt met het gevolg dat de werkgever langer dan 104 weken het loon moet door betalen en

b.het een werknemer betreft die ten minste 104 weken arbeidsongeschikt is.

De loondoorbetalingsverplichting als bedoeld in dit lid geldt voor de duur van de opgelegde sanctie met een maximum van 52 weken. Als later blijkt dat de sanctie ten onrechte is opgelegd aan de werkgever, heeft de werkgever het recht om het teveel betaalde terug te vorderen.

6.Als een werknemer arbeidsongeschikt wordt door een bedrijfsongeval betaalt de werkgever 100% van het dagloon door. Het schema van lid 1 geldt in dat geval niet. Een bedrijfsongeval moet altijd binnen 24 uur na vaststelling van de arbeidsongeschiktheid worden gemeld bij de werkgever.

7.Als de werkgever van oordeel is dat een werknemer niet arbeidsongeschikt is en daarom het voornemen heeft om doorbetaling van het loon te stoppen of op te schorten, zal de werkgever, alvorens dit voornemen uit te voeren, advies inwinnen bij een deskundige derde.

HOOFDSTUK 11 UITKERINGEN

ARTIKEL 32

UITKERING BIJ OVERLIJDEN

Als een werknemer overlijdt, krijgen de nabestaanden als bedoeld in artikel 7:674 lid 3 BW een overlijdensuitkering. De uitkering wordt berekend over het loon van het resterende deel van de kalendermaand van overlijden plus de twee daaropvolgende kalendermaanden. Heeft de overleden werknemer nog inkomen tegoed uit Ziektewet, WAO of WIA, dan wordt dit van de uitkering afgetrokken.

ARTIKEL 33

ONWERKBAAR WEER

In afwijking van het bepaalde in artikel 7:628 BW gelden bij onwerkbaar weer de volgende bepalingen:

1.De werkgever kan de werknemer andere dan de gebruikelijke werkzaamheden opdragen, mits deze in lijn liggen met de activiteiten als bepaald in artikel 1 lid 3 CAO. In dat geval wordt het loon doorbetaald.

2.Als het gestelde sub 1 niet mogelijk is, zal de werkgever namens de werknemer een uitkering volgens de wettelijke voorziening aanvragen. Deze uitkering wordt door de werkgever gedurende 27 dagen aangevuld tot 100% van het loon en na 27 dagen tot 90% van het loon.

HOOFDSTUK 12 REISKOSTEN EN REISUREN

ARTIKEL 34

REISKOSTEN- EN REISURENREGELING

Reiskosten

1.Woon-werkverkeer wordt vergoed als de totale reisafstand van het huisadres naar het werkadres of de werkadressen (heen en terug) meer bedraagt dan 60 kilometer per dag.

De vergoeding wordt als volgt vastgesteld:

a. reizen bij openbaar vervoer, fiets en bromfiets: de volledige kosten van het openbaar vervoer.

b. reizen per eigen auto: vergoeding van alle kilometers op basis van de maximaal fiscaal toegestane onbelaste vergoeding.

2.Als de werkgever zorgt voor vervoer, wordt onder woon-werkverkeer de afstand van het woonadres naar de opstapplaats verstaan.

3.In geval van herplaatsing op verzoek van de werkgever binnen de regio waarin de werknemer is geplaatst, zullen in het geval sprake is van een toename van de totale reisafstand woon-werkverkeer ter compensatie aan de werknemer de meerkilometers woon-werkverkeer worden vergoed op basis van de maximaal fiscaal toegestane onbelaste vergoeding.

4.Voor woon-werkverkeer dat niet is vergoed geldt de (fiscale) uitruil met de eindejaarsuitkering. Dit staat opgenomen in artikel 16 lid 7 CAO.

Reisuren

5.Indien de werknemer aansluitend werkzaam is op meerdere objecten, of op verschillende tijdstippen op hetzelfde object, wordt de reistijd tussen de objecten vergoed op basis van het basisuurloon en de reisafstand op basis van een kostenvergoeding ter hoogte van het fiscaal maximaal toegestane onbelaste bedrag.

6.Indien de werknemer niet aansluitend werkzaam is op twee of meer objecten, en de tijd tussen de beëindiging van de werkzaamheden op het eerste object en de start van de werkzaamheden op het tweede object minder dan 5 uur bedraagt, wordt met ingang van het tweede object een vergoeding van € 1,50 bruto per opkomst betaald.

Reiskosten Arbodienst

7.De reiskosten van de werknemer naar de Arbodienst worden door de werkgever volledig vergoed. De vergoeding van lid 1 sub a en b is van toepassing.

ARTIKEL 35

REISKOSTEN SCHIPHOL

1.Dit artikel geldt alleen voor werkgevers en werknemers voor zover die werkzaam zijn op de Schiphol-Luchthaven, Schiphol-Oost en en/of Schiphol-Zuid.

2.Woon-werkverkeer wordt niet vergoed als:

a.de afstand enkele reis 5 kilometer of minder is;

b.de werkgever zorgt voor het woon-werkvervoer;

c.de werknemer vier weken of langer aaneengesloten arbeidsongeschikt is. Het recht op reiskostenvergoeding herleeft op de eerste dag, waarop de werknemer de werkzaamheden hervat.

3.De vergoeding van reiskosten bedraagt € 0,11 per kilometer.

4.Voor de berekening van het aantal kilometers woon-werkverkeer wordt de digitale routeplanner van de ANWB gebruikt. Bepalend is de kortste afstand tussen de postcode aangevuld met het huisnummer van het woonadres en de postcode aangevuld met het huisnummer van het object waarop de werknemer werkzaam is, die wordt vermenigvuldigd met twee.

5.De uitbetaling door de werkgever van de reiskostenvergoeding op basis van dit artikel geschiedt in een vast bedrag per betaalperiode (4 weken of maand). Voor de berekening van het bedrag wordt uitgegaan van het aantal werkbare dagen in enig jaar verminderd met 26 vakantiedagen en het aantal betaalperioden in het betreffende jaar.

6.Zowel in het geval de reiskostenregeling volgens artikel 34 CAO of een andere tussen de werkgever en werknemer afgesproken reiskostenregeling gunstiger is voor de werknemer, geldt alleen de gunstigere regeling.

HOOFDSTUK 13 OPLEIDING EN ONTWIKKELING

ARTIKEL 36

OPLEIDING EN ONTWIKKELING

Traject Nederlandse taal

1.Voor werknemers die deelnemen aan een taaltraject via de RAS wordt een tegemoetkoming in kosten van het traject en de verletkosten verstrekt.

2.Het betreft een vergoeding aan de werkgever. De RAS zal de hoogte van de vergoeding via haar website kenbaar maken.

3.Het doel van de taaltrajecten is verhoging van het taalniveau. Dit wordt gemeten via een begin- en een eindtoets.

4.De RAS stelt criteria op om voor financiering in aanmerking te komen. Deze criteria worden via de website van de RAS kenbaar gemaakt.

Basis(vak)opleiding en ontwikkeling

5.Na indiensttreding ontvangt de werknemer binnen 3 maanden doeltreffende en aan de opgedragen taken aangepaste voorlichting, instructie en onderricht om de werkzaamheden veilig en gezond te kunnen uitoefenen.

6.De werknemer krijgt binnen 12 maanden na indiensttreding de basis(vak)opleiding aangeboden die gevolgd wordt door het examen bij het RAS-Examenbureau. De werknemer moet de opleiding volgen en deelnemen aan het (her-)examen. De werknemer die al een diploma van de basis(vak)opleiding heeft, is hiervan uitgezonderd.

7.Als de werknemer geen aanbod krijgt, kan de werknemer dat melden bij de RAS en/of bij CAO-partijen.

8.De werkgever is verplicht om de werknemer in de gelegenheid te stellen om aan voor zijn functie relevante opleidingen deel te nemen die de werknemer in staat stelt om te (blijven) voldoen aan de door de branche vastgestelde eindtermen, waarmee een door de branche erkend diploma wordt verkregen.

9.De werknemer die met toestemming van de werkgever aan de in dit artikel in leden 6 en 8 genoemde opleidingen en examens via het RAS-Examenbureau deelneemt, ontvangt voor ieder cursus- en examenuur een vergoeding ter grootte van het voor de werknemer geldende basisuurloon.

10.Opleidingskosten van door de RAS gesubsidieerde opleidingen kunnen niet teruggevorderd worden bij de werknemer.

11.Indien een werknemer die valt onder de Participatiewet (volgens artikel 14 lid 10 CAO) voor het examen en voor (een of meerdere) herexamens van de basis(vak)opleiding als bedoeld in lid 6 niet geslaagd is, en de kans op slagen voor alle examenonderdelen niet in de lijn der verwachting ligt, kan het RAS Examenbureau besluiten deelcertificaten af te geven voor de onderdelen waarvoor de werknemer wel voldoende punten heeft gehaald. Via dit certificaat wordt voldaan aan de voorwaarde om bij contractswisseling (artikel 38 lid 2, 2e gedachtestreepje, CAO) voor een aanbieding in aanmerking te komen. De werkgever (of de werknemer) kunnen hiervoor een gemotiveerd verzoek indienen bij het RAS-Examenbureau.

12.Het RAS Examenbureau neemt de examens, zoals genoemd in artikel 36 lid 6 en 9 CAO en artikel 4 lid 2 B-deel CAO, af. Een ander (examen-)bureau kan de RAS verzoeken deze examens af te nemen. Voor erkenning als (examen-)bureau door de RAS, dient dit (examen-)bureau vooraf schriftelijk aan te tonen aan de RAS dat er sprake is van een minimaal gelijkwaardige wijze van examinering als de wijze van examinering door het RAS Examenbureau. De RAS zal dit verzoek tot erkenning als (examen-)bureau beoordelen. De punten waarop de RAS dit verzoek beoordeelt zijn uitgewerkt in Bijlage XIIa CAO “Toetsing wijze van examinering”. De artikelen 45 lid 4 t/m 6 CAO zijn wat betreft de in acht te nemen procedure van toepassing. Enkel indien de RAS het verzoek positief heeft beoordeeld is een bijdrage van de RAS in de opleidingskosten voor de werkgever beschikbaar. Dit laatste overeenkomstig het bepaalde in artikel 37 CAO, Bijlage XI en XII CAO.

ARTIKEL 37

BIJDRAGE IN KOSTEN VAN OPLEIDINGEN

1.De werkgever kan een bijdrage ontvangen in de kosten van een door een werknemer gevolgde opleiding. De voorwaarden zijn opgenomen in het Reglement Bijdragen in de Opleidingskosten, bijlage X.

2.Jaarlijks wordt per kalenderjaar vastgesteld voor welke opleidingen een bijdrage wordt toegekend en wat de hoogte van de bijdrage per opleiding is. Dit wordt vastgelegd in het Overzicht Bijdragen in de Opleidingskosten, bijlage XI.

HOOFDSTUK 14 WERKGELEGENHEID

ARTIKEL 38

WERKGELEGENHEID BIJ CONTRACTSWISSELING

1.Van een contractswisseling is sprake indien een schoonmaakbedrijf- of glazenwassersbedrijf als gevolg van een heraanbesteding hetzelfde (of nagenoeg hetzelfde) object verwerft.

Van een heraanbesteding in de zin van de CAO is sprake, indien dezelfde opdrachtgever een ander schoonmaak- of glazenwassersbedrijf dan het zittende schoonmaak- of glazenwassersbedrijf in de gelegenheid stelt om tegen een bepaalde prijs, het werk, te gaan verrichten. Onder heraanbesteding wordt ook verstaan een aanbesteding als gevolg van opzegging van het contract door het schoonmaak/glazenwassersbedrijf.

De bepalingen van dit artikel gelden ook als een schoonmaak- of glazenwassersbedrijf een object verwerft of verliest na tussenkomst van een derde niet-schoonmaak- of glazenwassersbedrijf.

Voorwaarden aanbieding

2.De werkgever die door contractswisseling een object verwerft zal aan de werknemers die op het moment van de wisseling op het object werkzaam zijn een arbeidsovereenkomst aanbieden als:

-De werknemer tenminste 1,5 jaar op het object werkzaam is. Uitzendperioden en payroll

worden meegeteld;

-De werknemer die op of na 1 januari 2012 nieuw in dienst is getreden -anders dan door contractswisseling- beschikt over een door de branche erkend diploma en

-De werknemer beschikt over een geldig identiteitsbewijs of, indien wettelijk vereist, over een geldige verblijfsvergunning.

Deze aanbiedingsverplichting geldt niet voor:

-De werknemer die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;

-De werknemer die langer dan 26 weken arbeidsongeschikt is;

-De werknemer ingedeeld in de functie (ambulant) objectleider;

-De werknemer die structureel meer werkt dan 48 uur per week bij één werkgever (tenzij voorafgaand aan de contractswisseling de uren boven de 48 uur zijn afgekocht overeenkomstig artikel 38 lid 6 CAO);

-De werknemer die in strijd met artikel 5:8 van de Arbeidstijdenwet structureel nachtarbeid verricht bij één werkgever (tenzij voorafgaand aan de contractswisseling de uren in overtreding zijn afgekocht overeenkomstig artikel 38 lid 6 CAO of als er afspraken zijn gemaakt over een afbouwregeling).

Inhoud en aanvaarding aanbieding

3.Indien aan de voorwaarden van lid 2 is voldaan dient de werkgever een schriftelijke arbeidsovereenkomst aan te bieden. Bij de aanbieding dient rekening te worden gehouden met artikel 8 CAO en de volgende bepalingen:

-Het CAO loon geldend voor betrokkene en andere opgebouwde rechten voor zover gebaseerd op de CAO worden gehonoreerd;

-De werknemer ontvangt een aanbod op het te wisselen object zonder enige wijziging in werktijden en uren. Het aantal uren in de individuele arbeidsovereenkomst zal bij contractswisseling bij de nieuwe werkgever een gelijk aantal uren per periode bedragen zoals voor de contractswisseling op het object werd gewerkt. Er kunnen pas na de wisseling wijzigingen worden doorgevoerd;

-De werknemer behoudt het recht op de VET (vereenvoudigingstoeslag) en de overgangstoeslag van artikel 14 CAO;

-Indien de werknemer volgens artikel 14 lid 7 CAO bij indiensttreding bij de verliezende werkgever(s) hoger is ingeschaald op basis van relevante ervaring in het verleden, wordt deze hogere inschaling in de aanbieding gevolgd;

-Op de overdracht van vakantieuren, vakantietoeslag en spaaruren (artikel 9 lid 3 sub b CAO) bij contractswisseling is het overdrachtsprotocol van toepassing dat is opgenomen in bijlage IV van de CAO.

4.Een werknemer dient binnen 7 werkdagen te beslissen over de door het verwervende bedrijf aangeboden arbeidsovereenkomst. Als de werknemer dit aanbod afwijst zal het verwervende bedrijf de ontvangen informatie van deze werknemer vernietigen en blijft de werknemer in dienst van het verliezende bedrijf. Een aanbod dat niet voldoet aan de in dit artikel gestelde voorwaarden wordt als ongeldig beschouwd.

Behoud rechten boven CAO

5.De werkgever dient bij het doen van een aanbieding rekening te houden met de volgende bepalingen:

-De werknemer behoudt zijn recht op een boven de CAO afgesproken vergoeding voor reiskosten als dit recht is ontstaan vóór 31 december 2007.

-Vanaf 1 juli 2019 behoudt de werknemer zijn recht op reiskosten als dit recht gekoppeld is aan het over te nemen object. Dit recht is gemaximeerd op de maximaal fiscaal toegestane onbelaste vergoeding. De werknemer moet de reiskosten aantoonbaar tenminste 1,5 jaar onmiddellijk voorafgaand aan de datum contractswisseling hebben ontvangen. De verliezende werkgever op het object moet de opdrachtgever direct informeren over de bestaande reiskostenregelingen op het object indien sprake is van een nieuwe aanbesteding. Ook informeert de verliezende werkgever de verwervende werkgever over de bestaande reiskostenregelingen op het object. Komt de verliezende werkgever zijn informatieverplichtingen niet na dan geldt de afkoopregeling van artikel 38 lid 6 CAO. Indien de verwervende werkgever een gelijkwaardige regeling aanbiedt, is deze bepaling niet van toepassing.

-Vanaf 1 januari 2020 geldt dat ook afspraken die gemaakt zijn in het kader van de organisatie van het werk op het betreffende object (“object gebonden kosten”; zoals een vergoeding voor koffie, kleding en stomerij), onderdeel zijn van de aanbieding door de verwervende werkgever. Deze afspraken zijn verbonden aan het object en worden bij eventuele overplaatsing van de werknemer niet gezien als onderdeel van de arbeidsovereenkomst. De verliezende werkgever moet de kosten aantoonbaar tenminste 6 maanden onmiddellijk voorafgaand aan de datum contractswisseling hebben vergoed. Als de verliezende werkgever daar niet in slaagt, geldt de afkoopregeling van artikel 38 lid 6 CAO. Indien de verwervende werkgever een gelijkwaardige regeling aanbiedt, is deze bepaling niet van toepassing.

Afkoop rechten boven CAO

6.Indien werknemers als bedoeld in lid 2 bij het verliezende bedrijf aanspraak hebben op rechten die uitstijgen boven de CAO, anders dan bedoeld in lid 5, dan dient het verliezende bedrijf voor de datum van de contractswisseling deze boven CAO rechten af te bouwen tot het CAO niveau, tenzij het verliezende bedrijf met de werknemer met inachtneming van artikel 8 CAO overeenkomt dat de werknemer bij het verliezende bedrijf blijft werken.

Indien het verliezende bedrijf de boven CAO rechten afbouwt tot het CAO niveau, heeft de werknemer ter compensatie recht op de volgende afkoopsom:

-een bedrag ter grootte van de gekapitaliseerde boven CAO rechten berekend over 1 jaar indien de werknemer korter dan 2 jaar de boven CAO rechten geniet;

-een bedrag ter grootte van 2,5 keer de gekapitaliseerde boven CAO rechten berekend over 1 jaar indien de werknemer 2 jaar of langer de boven CAO rechten geniet.

Bovenstaande regeling is ook van toepassing op de vergoeding meerkilometers woon-werkverkeer conform artikel 34 lid 3 van de CAO.

Jubileumregelingen en contractswisseling

7.Jubileumregeling bij 12,5-, 25- of 40-jarig dienstverband Als het verwervende bedrijf een jubileumregeling bij 12,5, 25- of 40-jarig dienstverband heeft, worden de dienstjaren bij het verliezende bedrijf meegeteld voor het recht op de jubileumregeling bij het verwervende bedrijf. Ook dienstjaren bij werkgevers uit eerdere contractswisselingen, en op eventueel andere objecten, worden meegeteld. Het is hierbij dus niet van belang of het verliezende bedrijf (dan wel de verliezende bedrijven) zo’n jubileumregeling hadden.

Andere jubileumregelingen

Als het verliezende én het verwervende bedrijf een andere jubileumregeling hebben, worden de

dienstjaren bij het verliezende bedrijf meegeteld voor het recht op de jubileumregeling bij het

verwervende bedrijf. Dienstjaren bij werkgevers uit voorgaande contractswisselingen, en op

eventueel andere objecten, tellen alleen mee als ook die bedrijven zo’n jubileumregeling hadden.

Het is hierbij dus wel van belang of het verliezende bedrijf (dan wel de verliezende bedrijven)

zo’n jubileumregeling hadden.

Informatieverplichtingen

8.Als er sprake is van een heraanbesteding zal de verliezende werkgever tenminste 3 maanden voor het verwachte moment van contractswisseling dan wel nieuwe ingangsdatum van het contract de werknemers informeren dat er een heraanbesteding gaande is en hen wijzen op de rechten en verplichtingen voortvloeiende uit dit artikel.

9.a. Het bedrijf dat een object verliest verstrekt binnen 5 werkdagen nadat aan het bedrijf

bekend is geworden dat het object wordt verloren, een opgave aan het bedrijf aan wie de nieuwe opdracht gegund is, van de werknemers als bedoeld in lid 2.

De opgave dient vergezeld te worden met:

• kopieën van de loonspecificaties gerekend over een periode van 18 maanden voorafgaand aan de contractswisseling. Het burgerservicenummer (BSN) dient onleesbaar te worden gemaakt op de loonspecificatie;

• Alle gegevens die noodzakelijk zijn om het bedrijf aan wie de opdracht gegund is een aanbod van een arbeidsovereenkomst te laten doen die aansluit op lid 3;

• Indien een werknemer nieuw in dienst is getreden op of na 1 januari 2012 –anders dan door contractswisseling-, een verklaring van de verliezende partij dat de werknemer beschikt over een door de branche erkend diploma.

Indien het verliezende bedrijf niet voldoet aan de informatieverplichting als hiervoor bedoeld is het verliezende bedrijf jegens het winnende bedrijf aansprakelijk voor de hieruit voortvloeiende schade.

b. Het bedrijf dat een object verwerft moet een arbeidsovereenkomst aanbieden binnen vier weken na ontvangst van de informatie van de verliezende werkgever, maar niet later dan 10 werkdagen voor de ingangsdatum van het onderhavige contract. Indien het verwervende bedrijf nalatig is bij het nakomen van deze verplichting en het verliezende bedrijf als gevolg van deze nalatigheid schade lijdt, kan de schade door het verliezende bedrijf op het verwervende bedrijf worden verhaald.

Bijzondere regels grote aanbestedingen (objecten met een waarde van € 500.000 of meer per jaar)

10.In de offertefase dient het huidige schoonmaakbedrijf op verzoek de gegevens van de werknemers binnen 5 werkdagen (geanonimiseerd) ter beschikking te stellen aan bedrijven die willen inschrijven.

11.Om de werkdruk te meten worden de in de CAO ARBO opgenomen werkdrukmeters ingezet: 6 maanden voor expiratie van het contract door het verliezende bedrijf en 6 maanden na start van het nieuwe contract door het verwervende bedrijf. De bedrijven zijn verplicht de uitkomsten van de werkdrukmeting ter beschikking te stellen aan de RAS. De resultaten van de werkdrukmeting worden met de werknemers besproken.

Werknemers die niet in aanmerking komen voor een aanbieding

12.Werknemers die niet voldoen aan de voorwaarden zoals genoemd in lid 2 worden door de werkgever herplaatst binnen de regio met inachtneming van het hiernavolgende:

-vacatures binnen de regio voor passende functies worden aangeboden aan de werknemer. Het betreft vacatures die 3 maanden of korter voorafgaand aan de contractswisseling zijn ontstaan;

-als sprake is van een passende functie zullen contracten voor bepaalde tijd binnen de regio worden beëindigd ten gunste van de werknemer met een contract voor onbepaalde duur die op grond van dit artikel dient te worden herplaatst.

13.Werknemers die in verband met de duur van de arbeidsongeschiktheid, zoals genoemd in lid 2, geen arbeidsovereenkomst krijgen aangeboden vanuit de verwervende werkgever, blijven in dienst van de verliezende werkgever die ook verder verantwoordelijk blijft voor de re-integratie. In afwijking van hetgeen is bepaald in artikel 7:670 BW geldt dat indien de verliezende werkgever voor de hier bedoelde werknemer(s) ontbinding vraagt van de arbeidsovereenkomst anders dan om een dringende reden, de werkgever aan de werknemer een vergoeding verschuldigd is op het moment dat de arbeidsovereenkomst eindigt. De vergoeding is gelijk aan de resterende loondoorbetalingsverplichting conform artikel 31 CAO, gerekend vanaf het moment van beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de werknemer zijn re-integratieverplichting volledig nakomt.

Verhouding tot wetgeving

14.Indien de wet overgang van onderneming van toepassing is, geldt deze boven de bepalingen in dit artikel.

ARTIKEL 39

ONTSLAG

Indien de herplaatsingsprocedure als bedoeld in artikel 38 lid 12 CAO een maand na de contractswisseling nog niet heeft geleid tot het aanbieden van een passende functie, heeft de werkgever de mogelijkheid de arbeidsovereenkomst op te zeggen volgens de geldende wet- en regelgeving.

HOOFDSTUK 15 VOLWASSEN ARBEIDSRELATIE

ARTIKEL 40

WERKOVERLEG / JAARGESPREK

Werkoverleg

1.De werkgever zorgt er voor dat iedere werknemer regelmatig werkoverleg heeft met collega’s en de daartoe aangewezen direct-leidinggevende. In zijn algemeenheid wordt 4 maal werkoverleg per jaar gezien als norm.

2.Voor een werknemer die werkzaam is op een zogenaamd sleutelpand geldt dat het werkoverleg kan plaatsvinden gecombineerd met het bezoek van de objectleider of dat er wordt deelgenomen aan het werkoverleg op een ander, groter object of dat een aparte bijeenkomst wordt georganiseerd.

3.Het werkoverleg vindt binnen werktijd plaats. Een format is beschikbaar via www.arboschoonmaak.nl.

Jaargesprek

4.De werkgever zal jaarlijks met de werknemer een jaargesprek houden waar het onderwerp werkdruk een punt van aandacht is.

5.Het jaargesprek vindt plaats in werktijd op het object waar de werknemer normaal werkzaam is. Een format voor het gesprek en welke onderwerpen daar aan bod komen, is beschikbaar via www.arboschoonmaak.nl.

ARTIKEL 41

INTERNE VACATURES EN WAARSCHUWINGSBRIEVEN

1.Alle vacatures worden eerst intern opengesteld, zodat de werknemer die meer uren wil werken, kan solliciteren.

2.De werkgever die het voornemen heeft een werknemer een waarschuwingsbrief te sturen, biedt de werknemer de mogelijkheid tot een gesprek in het kader van hoor en wederhoor.

HOOFDSTUK 16 VAKBONDSVOORZIENINGEN

ARTIKEL 42

VAKBONDSVOORZIENINGEN

1.Met de vakverenigingen zal de werkgever bij een voorgenomen ontslag anders dan om een dringende reden of bij voorgenomen overplaatsing naar een ander object, contact opnemen als een of meer van de betrokken werknemers daarom vraagt.

2.Als de vakvereniging(en) uiterlijk 2 weken vooraf daar om vragen, zal de werkgever verzuim met behoud van loon toestaan voor kaderleden met uitzondering van zwaarwegende bedrijfsomstandigheden die aan de vakvereniging(en) kenbaar gemaakt zal worden. De kosten van dit verzuim kunnen door de werkgever gedeclareerd worden bij de RAS.

3.Vakverenigingen worden tijdens de looptijd van de CAO in de gelegenheid gesteld om maximaal 10 kaderleden, verdeeld over verschillende bedrijven, gedurende 1 maand te trainen met behoud van loon. De verletkosten, als gevolg van deelname aan deze training kunnen door de werkgever worden gedeclareerd bij de RAS. De vakverenigingen dienen daar uiterlijk 2 weken vooraf om te verzoeken. De werkgever zal dit toestaan tenzij zwaarwegende bedrijfsomstandigheden zich daar tegen verzetten die aan de vakvereniging(en) kenbaar worden gemaakt

4.Vakverenigingen hebben de mogelijkheid om overleg te voeren met werknemers in de opkomstruimte van het object waarbij de volgende regels in acht worden genomen:

- vakbondswerk vindt buiten werktijd plaats en de voortgang van de werkzaamheden wordt niet belemmerd;

- het voornemen om een object te bezoeken wordt tenminste 2 dagen tevoren aan de werkgever gemeld;

- er zal geen inmenging, observatie en registratie plaatsvinden van de werknemers die de bijeenkomst van de vakverenigingen bezoeken.

5.Vakverenigingen worden in de gelegenheid gesteld om met de werknemers op de grote objecten (objecten met een waarde van € 500.000 omzet of meer per jaar), 1x per jaar, in werktijd, maximaal 1 uur te overleggen. Dit op voorwaarde dat deze meeting 2 weken van tevoren wordt aangekondigd en de opdrachtgever daarmee akkoord gaat.

ARTIKEL 43

VAKBONDSCONTRIBUTIE

De werknemer kan bij de werkgever een verzoek indienen tot verlaging van het loon in de maand december van de jaren 2019 en 2020 ter hoogte van de door hem in het betreffende kalenderjaar betaalde kosten voor het lidmaatschap van een werknemersorganisatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen, in ruil voor een kostenvergoeding gelijk aan de betaalde lidmaatschapskosten. Voor het Reglement Aanvulling arbeidsovereenkomst in verband met vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie wordt verwezen naar bijlage X.

HOOFDSTUK 17 OVERIGE BEPALINGEN

ARTIKEL 44

FINANCIERING BRANCHE-ORGAAN (RAS)

1.Er is een Raad voor Arbeidsverhoudingen Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (RAS) Magistratenlaan 182, Postbus 2216, 5202 CE ’s-Hertogenbosch (e-mailadres: info@ras.nl).

De Statuten en Reglementen van de RAS maken deel uit van de CAO.

2.De werkgever is ten behoeve van de RAS per kalenderjaar een bijdrage verschuldigd van een bepaald percentage van de loonsom, zoals aangegeven in lid 4 van dit artikel.

3.Dit percentage van de loonsom wordt geïnd door of namens de RAS.

4.Het percentage is vastgesteld op 0,75% (exclusief BTW) van de loonsom in het lopende jaar.

ARTIKEL 45

DISPENSATIE

1.De RAS is bevoegd, indien bijzondere omstandigheden in een onderneming of een groep van ondernemingen daartoe aanleiding geven, afwijkingen van de bepalingen van deze overeenkomst toe te staan.

2.Een verzoek om dispensatie dient schriftelijk bij de RAS te worden ingediend.

3.In het verzoek dient ten minste te worden opgenomen:

-naam en adres van de verzoeker;

-ondertekening door de verzoeker;

-een nauwkeurige beschrijving van de bijzondere omstandigheden, het bereik van het dispensatieverzoek en de onderliggende argumentatie.

4.De verzoeker verschaft desgevraagd (aanvullende) gegevens en bescheiden die voor de beoordeling van het verzoek door de RAS nodig zijn en waarover hij of zij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.

5.De RAS kan, indien zij dat nodig acht, verzoeker uitnodigen om te worden gehoord om het verzoek nader toe te lichten.

6.De verzoeker zal binnen 2 maanden, na ontvangst van alle relevante stukken, een schriftelijk en gemotiveerd besluit van de RAS ontvangen.

ARTIKEL 46

GESCHILLENCOMMISSIE / BINDEND ADVIES PROCEDURE RAS

De Geschillencommissie RAS geeft bindende adviezen in geschillen tussen werknemers en werkgevers die betrekking hebben op de toepassing van deze CAO. Voor het Reglement Geschillencommissie RAS wordt verwezen naar bijlage VII.

Geschillen tussen werkgevers over contractswisseling (artikel 38 CAO) worden voorgelegd aan de “Geschillencommissie werkgeversregeling contractswisseling” (zie: www.osb.nl).

ARTIKEL 47

BEDRIJFSTAKPENSIOENFONDS

Voor de statuten en het pensioenreglement van de Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf, zie www.pensioenschoonmaak.nl.

ARTIKEL 48

INWERKINGTREDING EN DUUR

Deze overeenkomst wordt geldig op 1 januari 2019. De overeenkomst eindigt op 30 juni 2021.

De looptijd van de artikelen 1, 36, 37, 38, 44, 45 en de artikelen 4 en 8 van het B-deel, bijlage XI, bijlage XII, bijlage XIIa inclusief de bijbehorende statuten en reglementen, is verlengd en eindigt op 30 juni 2022.

Voor beëindiging van deze overeenkomst is geen opzegging door of namens een van de partijen nodig.

Het overleg van partijen rond de “branchetafel” kan er toe leiden dat de CAO tussentijds gewijzigd wordt.

HOOFDSTUK 18 CAO-DEEL VOOR SPECIALISTISCHE REINIGING (HIERNA TE NOEMEN: B-DEEL)

ARTIKEL 1

GELDING

1.Dit deel van de CAO geldt voor de werkgevers zoals omschreven in artikel 1 van het algemene deel van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en voor werknemers werkzaam in de specialistische reiniging.

2.Het algemene deel van de CAO geldt wanneer dit deel van de CAO geen andere regeling treft.

3.Artikel 1 lid 12 (regiobepaling) van het algemene deel van de CAO geldt niet voor werknemers werkzaam in de specialistische reiniging.

ARTIKEL 2

KENMERKEN SPECIALISTISCHE REINIGING

De specialistische reiniging kenmerkt zich door:

-werkzaamheden die veelal op externe locaties plaatsvinden, en waartoe veel verplaatsingen nodig zijn;

-vaak buitenwerk en daardoor weersafhankelijk;

-noodzaak van specialistische opleiding;

-bijzondere eisen ten aanzien van arbo en veiligheid;

-veiligheidsaspecten en specialistische opleiding van de werknemer nemen mede vanwege de objectspecifieke (veiligheids)eisen een belangrijke plaats in voor werknemers werkzaam in de specialistische reiniging.

ARTIKEL 3

SEGMENTEN SPECIALISTISCHE REINIGING EN FUNCTIES

Binnen de specialistische reiniging zijn de volgende segmenten, met bijbehorende functies, te onderscheiden:

-glazenwaswerkzaamheden aan gebouwen (hierna: segment 'glasbewassing').

Functies: Glazenwasser I en II en Meewerkend voorman/-vrouw schoonmaakonderhoud buiten I en II.

-reiniging en onderhoud van gevels. Hieronder valt ook graffitiverwijdering op alle ondergronden (hierna: segment “gevelonderhoud”). Functies: Gevelbehandelaar I, II en III en Meewerkend voorman/-vrouw schoonmaakonderhoud buiten I en II.

-werkzaamheden die direct na een calamiteit (denk aan brand, water, storm of stof) moeten plaatsvinden om de gevolgschade daarvan zoveel mogelijk te beperken (hierna: segment 'calamiteiten'). Functies: Basismedewerker schoonmaakonderhoud na calamiteiten, Medewerker schoonmaakonderhoud na calamiteiten I, II en III.

-schoonmaak binnen productieafdelingen in de voedingsmiddelenindustrie (hierna: segment 'foodreiniging'). Functies: Medewerker schoonmaakonderhoud industrieel I, II en III.

-overige industrie, alsmede herstel/reparatie- en/of levensduurverlengende werkzaamheden (denk aan tegelzetten na calamiteiten en reparatie van vloeren). Functies: Medewerker schoonmaakonderhoud industrieel I, II en III.

ARTIKEL 4

BASIS (VAK)OPLEIDING EN ONTWIKKELING

1.De werknemer ontvangt van de werkgever binnen 3 maanden na indiensttreding doeltreffende en aan de opgedragen taken aangepaste voorlichting, instructie en onderricht om de werkzaamheden veilig en gezond te kunnen uitoefenen.

2.De werknemer krijgt binnen 12 maanden na indiensttreding van zijn werkgever de basis(vak)opleiding aangeboden. Dit wordt gevolgd door een bij de RAS erkend examen. Dit geldt niet indien de werknemer al beschikt over een relevant basis(vak)diploma, een MBO-diploma (niveau 2 of 3 schoonmaak- of glazenwassersbranche) of voor werknemers binnen het segment 'overige industrie'.

3.Het betreft, afhankelijk van in welk deel van de specialistische reiniging de werknemer werkzaam is, de basis(vak)opleiding glasbewassing, gevelonderhoud, reiniging na calamiteiten of reiniging in de voedselverwerkende industrie.

4.De werknemer is verplicht aan de basis(vak)opleiding en het (her-)examen deel te nemen.

5.De werknemer die met toestemming van de werkgever aan de basis(vak)opleiding en het (her-)examen deelneemt, ontvangt voor ieder cursus- en examenuur een vergoeding ter grootte van het voor de werknemer geldende basisuurloon.

6.De werkgever stelt de werknemer ook na de basis(vak)opleiding in de gelegenheid om aan voor zijn functie relevante opleidingen deel te nemen.

7.De werkgever kan van de RAS een tegemoetkoming ontvangen in opleidings- en examenkosten. De voorwaarden staan in het Reglement Bijdrage in de kosten van opleidingstrajecten (bijlage XI CAO) en op de website van de RAS (www.ras.nl).

8.Opleidingskosten van door de RAS gesubsidieerde opleidingen kunnen niet teruggevorderd worden bij de werknemer.

9.Indien de werkgever niet voldoet aan het bepaalde in dit artikel kan de werknemer dat melden bij de RAS en/of bij CAO-partijen.

10.Indien een werknemer die valt onder de Participatiewet (volgens artikel 14 lid 10 CAO) voor het examen en voor (een of meerdere) herexamens van de basis(vak)opleiding als bedoeld in lid 2 niet geslaagd is, en de kans op slagen voor alle examenonderdelen niet in de lijn der verwachting ligt, kan het RAS Examenbureau besluiten deelcertificaten af te geven voor de onderdelen waarvoor de werknemer wel voldoende punten heeft gehaald. Via dit certificaat wordt voldaan aan de voorwaarde om bij contractswisseling (artikel 38 lid 2, 2e gedachtestreepje, CAO) voor een aanbieding in aanmerking te komen. De werkgever (of de werknemer) kunnen hiervoor een gemotiveerd verzoek indienen bij het RAS-Examenbureau.

ARTIKEL 5

CONSIGNATIE

Als een werknemer buiten de reguliere werktijd direct oproepbaar moet zijn voor het verrichten van werkzaamheden en daarvoor permanent bereikbaar moet zijn, geldt het volgende:

-De periode dat deze werknemer beschikbaar moet zijn (periode van consignatie) duurt maximaal één volledige week per twee weken. Er wordt gebruik gemaakt van een mobiele telefoon. Voor elke week van beschikbaar zijn (consignatie) ontvangt de werknemer een vergoeding van € 50,- bruto loon.

-Als deze werknemer tijdens een periode van beschikbaarheid (consignatie) daadwerkelijk wordt opgeroepen, dan zal aan hem per opkomst het loon worden doorbetaald. De vergoeding daarbij is minimaal gelijk aan 2 uur loon.

-Als deze werknemer tijdens een periode van beschikbaarheid (consignatie) daadwerkelijk wordt opgeroepen ten tijde van een nachtdienst, geldt aansluitend aan de duur van de oproep een rusttijd van minimaal 8 uur (exclusief reistijd). Indien rusturen vallen op uren van de dag waarop normaal gewerkt zou worden moeten deze uren doorbetaald worden.

ARTIKEL 6

SPAARURENSYSTEEM SPECIALISTISCHE REINIGING

In de specialistische reiniging is er sprake van drukke en minder drukke periodes. Het door de werkgever hanteren van een spaarurensysteem is mogelijk. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

•Uren die worden gewerkt boven of onder het contractuele aantal, per 4 wekenperiode (of maandelijks) worden gespaard en later, in een 4 wekenperiode (of maand), weer opgenomen. De spaarurenregeling kent een referteperiode van januari tot en met december te weten 12 maanden of 13 periodes.

•Bij een fulltimer worden er maximaal 100 uren gespaard. Voor parttimers geldt dit maximum naar rato.

•Min-uren aan het einde van de looptijd ten opzichte van het contractueel overeengekomen aantal uren van de looptijd, zijn voor rekening werkgever. Als op de einddatum van de looptijd niet alle uren zijn opgenomen, en er dus sprake is van meeruren boven het aantal looptijduren, worden deze uren tegen 100% uitbetaald.

•Overwerktoeslag wordt betaald over de uren die de werknemer over de referteperiode van de spaarurenregeling meer dan gemiddeld 38 uur per week heeft gewerkt. De opgenomen verlofuren worden hierbij als gewerkte uren meegenomen.

•Bij overname in verband met contractswisseling (artikel 38 CAO) zijn minuren voor rekening van verliezend werkgever. Plusuren gaan mee naar de nieuwe werkgever en worden gefactureerd door de ‘verwervende’ werkgever aan de ‘verliezende’ werkgever. Bij overname worden plusuren qua regeling gelijk gesteld aan regeling overdracht verlofuren (Bijlage IV CAO).

ARTIKEL 7

REISTIJDEN- EN REISKOSTENREGELING

1.Als werktijd geldt: de tijd vanaf het eerste werkobject tot en met het laatste werkobject. Werkobject is de plaats waar de werkzaamheden worden verricht.

2.Als reistijd geldt: de tijd die de werknemer reist met eigen of openbaar vervoer dan wel gebruik maakt van een vervoermiddel van de werkgever, vanaf huis naar het eerste werkobject, eventueel via de vestiging, en vanaf het laatste werkobject, eventueel via de vestiging, terug naar huis. Reizen via de vestiging gebeurt in samenspraak tussen werkgever en werknemer.

3.Als reisafstand geldt: de afstand die de werknemer reist met eigen of openbaar vervoer vanaf huis naar het eerste werkobject, eventueel via de vestiging, en vanaf het laatste werkobject, eventueel via de vestiging, terug naar huis. Reizen via de vestiging gebeurt in samenspraak tussen werkgever en werknemer.

4.Om de reisafstand en reistijd te bepalen past de werkgever voor alle werknemers een uniform systeem toe wat betreft de te gebruiken routeplanner en route om de reisafstand en reistijd te bepalen, tenzij de billijkheid in individuele gevallen een andere toepassing vraagt.

5.Indien de reisafstand meer bedraagt dan 60 kilometer per dag ontvangt de werknemer:

a.bij gebruik van openbaar vervoer, fiets en bromfiets: de volledige kosten van het openbaar vervoer.

b.bij reizen per auto: vergoeding van alle kilometers op basis van de maximaal fiscaal toegestane onbelaste vergoeding.

6.Indien de reistijd meer bedraagt dan 1,5 uur per dag wordt het meerdere vergoed als zijnde reisuren op basis van het CAO-basisuurloon.

7.Voor de chauffeur, die gebruik maakt van een vervoermiddel van de werkgever, start (in afwijking op lid 1) de werktijd bij het laad- en/of losadres dan wel op de eerste opstapplaats van werknemers die vanwege de werkgever worden vervoerd.

ARTIKEL 8

CONTRACTSWISSELING EN ONDERAANNEMING

1.In aanvulling op artikel 38 lid 1 van het algemeen deel van de CAO geldt dat als er sprake is van glasbewassing in onderaanneming met een substantiële omvang, gevolgd door een heraanbesteding van de glasbewassing, het projectverwervende bedrijf ook aan een aantal werknemers die bij de onderaannemer werkzaam zijn een aanbieding moet doen.

2.Er is sprake van glasbewassing met een substantiële omvang indien deze meer bedraagt dan 3344 uur op jaarbasis voorafgaande aan de datum contractswisseling.

3.Het aantal werknemers, werkzaam bij de onderaannemer, dat een aanbieding van het projectverwervende bedrijf ontvangt wordt bepaald op basis van onderstaand schema:

Aantal uren glasbewassing op jaarbasis

Aantal werknemers dat een aanbieding ontvangt:

Minder dan 3344 uur

0

3344 - 5015 uur

2

5016 - 6687 uur

3

6688 - 8359 uur

4[1]

 


4.Om als werknemer van de onderaannemer binnen 'het afspiegelen' te worden betrokken gelden (in afwijking op artikel 38 lid 2 van het algemeen deel van de CAO) de volgende voorwaarden:

-de werknemer dient in de afgelopen 1,5 jaar minimaal 200 uren op het te wisselen object als glazenwasser werkzaamheden te hebben verricht;

-de werknemer is voor onbepaalde tijd bij de onderaannemer in dienst;

-de werknemer beschikt over een door de branche erkend diploma;

-De werknemer beschikt over een geldig identiteitsbewijs of, indien wettelijk vereist, over een geldige verblijfsvergunning.

-de werknemer heeft de AOW-gerechtigde leeftijd nog niet bereikt;

-de werknemer is niet langer dan 26 weken arbeidsongeschikt;

-de werknemer werkt structureel niet meer dan 48 uur per week bij de onderaannemer (tenzij voorafgaand aan de wisseling de uren boven de 48 uur zijn afgekocht overeenkomstig artikel 38 lid 6 van het algemeen deel van de CAO).

5.Het afspiegelingsbeginsel wordt toegepast om te bepalen welke werknemers een aanbieding ontvangen (hoofdstuk 2 UWV Uitvoeringsregels ontslag BE, versie augustus 2018). De afwijkingsmogelijkheden in de hoofdstukken 17 t/m 19 van deze beleidsregels zijn niet van toepassing. Op de website van de RAS zijn de beleidsregels te downloaden.

6.Bij toepassing van het afspiegelingsbeginsel gelden de functies Glazenwasser I en II als uitwisselbaar. De functies Meewerkend voorman/-vrouw schoonmaakonderhoud buiten I en II gelden ook als uitwisselbaar.

7.De werknemers die, na afspiegeling, recht hebben op een aanbieding van het projectverwervende bedrijf ontvangen een aanbod zonder enige wijziging in uren. Het aantal uren in de individuele arbeidsovereenkomst zal bij de contractswisseling bij de projectverwervende werkgever een gelijk aantal uren per periode bedragen zoals voor de contractswisseling bij de onderaannemer (in totaal) werd gewerkt. Dit lid geldt als afwijking op artikel 38 lid 3 (2e gedachtestreepje) van het algemeen deel van de CAO.

8.Het bedrijf werkzaam als onderaannemer op het te wisselen object, of het projectverliezende bedrijf, zal een juiste invulling van dit artikel jegens het projectverwervende bedrijf aantonen.

9.De regels van artikel 38 lid 3 (1e, 3e en 4e gedachtestreepje) en lid 4 t/m 14 van het algemeen deel van de CAO zijn onverkort van toepassing.

HOOFDSTUK 19 CAO-DEEL VOOR ADMINISTRATIEVE, ONDERSTEUNENDE EN LEIDINGGEVENDE FUNCTIES (HIERNA TE NOEMEN: C-DEEL)

ARTIKEL 1

GELDING

1.Dit gedeelte van de overeenkomst geldt voor de werkgever zoals omschreven in artikel 1 van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en voor werknemers waarvan de functie is opgenomen in de referentiefuncties van artikel 2 van het C-deel en die een arbeidsovereenkomst met de werkgever als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is aangegaan. Dit gedeelte geldt niet voor de werkgever die van de RAS vanaf het jaar 2004 dispensatie heeft verkregen.

2.Onder werknemer wordt tevens verstaan de man of vrouw in een functie tot en met het niveau van 140 ORBA-punten die niet expliciet in de referentiefuncties van artikel 2 van het C-deel is genoemd en wiens functie door de werkgever zal worden ingedeeld. Indien de werknemer het daarmee oneens is staat beroep open bij de Commissie Functie-indeling. De beroepsprocedure is opgenomen in bijlage VIII van de CAO.

a.De artikelen 16, 19, 24 en 26 tot en met 31 en artikel 44 van de CAO in het Schoonmaak-en Glazenwassersbedrijf zijn van overeenkomstige toepassing op werknemers die volgens de leden 1 en 2 onder het C-deel vallen. De overige artikelen van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf zijn niet van toepassing.

b.Afwijking van het bepaalde in sub a is alleen mogelijk als het bedrijf een bedrijfsregeling

heeft die:

-de instemming heeft van het medezeggenschapsorgaan als bedoeld in de Wet op de Ondernemingsraden;

-ten aanzien van de onder sub a genoemde artikelen minimaal gelijkwaardig is aan hetgeen in de CAO is bepaald.

ARTIKEL 2

REFERENTIEFUNCTIES

Functies:

AS.1Algemeen/secr. medewerker 1 (40-60 ORBA-punten)

AS.2Algemeen/secr. medewerker 2 (60-80 ORBA-punten)

AS.3Algemeen/secr. medewerker 3 (80-100 ORBA-punten)

AS.4Algemeen/secr. medewerker 4 (100-115 ORBA-punten)

BB.1Medewerker bedrijfsbureau 1 (80-100 ORBA-punten)

BB.2Medewerker bedrijfsbureau 2 (115-135 ORBA-punten)

BB.3Medewerker bedrijfsbureau 3 (115-135 ORBA-punten)

FA.1Medewerker administratie 1 (60-80 ORBA-punten)

FA.2Medewerker administratie 2 (80-100 ORBA-punten)

FA.3Medewerker administratie 3 (100-115 ORBA-punten)

FA.4Medewerker administratie 4 (115-135 ORBA-punten)

MA.1Magazijnmedewerker 1 (40-60 ORBA-punten)

MA.2Magazijnmedewerker 2 (40-60 ORBA-punten)

RL.1Rayonleider 1 (115-135 ORBA-punten)

RL.2Rayonleider 2 (135-140 ORBA-punten)

ARTIKEL 3

MINIMUM-SALARISNIVEAU

1.Voor de werknemers als bedoeld in artikel 2 bedraagt het minimumsalarisniveau per 1 januari 2019:

Punten ORBA

 

 

Tot 40

 

 

40-60

 

 

60-80

 

 

80-100

 

 

100-115

 

 

115-135

 

 

135-140

 

 

Minimum-salarisniveau

11,03

11,49

12,00

12,70

13,48

14,42

15,42

 

 

Hiervan uitgezonderd zijn de functies Rayonleider 1 en 2. Het minimumsalarisniveau van deze functies bedraagt per 1 januari 2019:

- Rayonleider 1:€ 15,47

-Rayonleider 2:€ 16,09

2.Voor de werknemers als bedoeld in artikel 2 bedraagt het minimumsalarisniveau per 1 juli 2019:

Punten ORBA

 

 

Tot 40

 

 

40-60

 

 

60-80

 

 

80-100

 

 

100-115

 

 

115-135

 

 

135-140

 

 

Minimum-salarisniveau

11,14

11,60

12,12

12,83

13,61

14,56

15,57

 

Hiervan uitgezonderd zijn de functies Rayonleider 1 en 2. Het minimumsalarisniveau van deze functies bedraagt per 1 juli 2019:

- Rayonleider 1:€ 15,62

-Rayonleider 2:€ 16,25

3.Voor de werknemers als bedoeld in artikel 2 bedraagt het minimumsalarisniveau per 1 januari 2020:

Punten ORBA

 

 

Tot 40

 

 

40-60

 

 

60-80

 

 

80-100

 

 

100-115

 

 

115-135

 

 

135-140

 

 

Minimum-salarisniveau

11,25

11,72

12, 24

12,96

13,75

14,71

15,73

 

 

Hiervan uitgezonderd zijn de functies Rayonleider 1 en 2. Het minimumsalarisniveau van deze functies bedraagt per 1 januari 2020:

- Rayonleider 1:€ 15,78

-Rayonleider 2:€ 16,41

4.Voor de werknemers als bedoeld in artikel 2 bedraagt het minimumsalarisniveau per 1 juli 2020:

Punten ORBA

 

 

Tot 40

 

 

40-60

 

 

60-80

 

 

80-100

 

 

100-115

 

 

115-135

 

 

135-140

 

 

Minimum-salarisniveau

11,48

11,95

12,48

13,22

14,03

15,00

16,04

 

Hiervan uitgezonderd zijn de functies Rayonleider 1 en 2. Het minimumsalarisniveau van deze functies bedraagt per 1 juli 2020:

- Rayonleider 1:€ 16,10

-Rayonleider 2:€ 16,74

5.Voor de werknemers als bedoeld in artikel 2 bedraagt het minimumsalarisniveau per 1 juni 2021:

Punten ORBA

 

 

Tot 40

 

 

40-60

 

 

60-80

 

 

80-100

 

 

100-115

 

 

115-135

 

 

135-140

 

 

Minimum-salarisniveau

11,65

12,13

12,67

13,42

14,24

15,23

16,28


Hiervan uitgezonderd zijn de functies Rayonleider 1 en 2. Het minimumsalarisniveau van deze functies bedraagt per 1 juni 2021:

- Rayonleider 1:€ 16,34

-Rayonleider 2:€ 16,99

6.Het feitelijk uurloon van werknemers (exclusief met de individuele werknemer schriftelijk overeengekomen persoonlijke toeslag) zal worden verhoogd met:

-2% per 1 januari 2019. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 1 2019 en bij betaling per maand per 1 januari 2019;

-1% per 1 juli 2019. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 7 2019 en bij betaling per maand per 1 juli 2019;

-1% per 1 januari 2020. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 1 2020 en bij betaling per maand per 1 januari 2020;

-2% per 1 juli 2020. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 7 2020 en bij betaling per maand per 1 juli 2020;

-1,5 % per 1 juni 2021. Bij betaling per 4 weken met ingang van periode 6 2021 en bij betaling per maand per 1 juni 2021.

HOOFDSTUK 20 CAO-DEEL VOOR HOTELS

(HIERNA TE NOEMEN: D-DEEL)

ARTIKEL 1

GELDING

1.Dit deel van de overeenkomst geldt voor de werkgevers zoals omschreven in artikel 1 van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf en voor werknemers zoals omschreven in artikel 1 lid 3 van dezelfde CAO, uitsluitend voor de tijd dat zij werkzaam zijn in een hotel .

2.Het algemene deel van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is onverkort van toepassing wanneer dit deel van de CAO voor de in lid 1 bedoelde werknemers geen andere regeling treft.

ARTIKEL 2

TOESLAG BIJZONDERE UREN

Werknemers die ’s avonds, ’s nachts, in de weekends of op feestdagen werken, krijgen de volgende toeslagen (in procenten) over het basisuurloon:

 

MA

DI

WO

DO

VR

ZA

ZO

FE

00.00 uur

tot

06.00 uur

 

50

 

30

 

30

 

30

 

30

 

50

 

50

 

50

06.00 uur

tot

21.30 uur

 

0

 

0

 

0

 

0

 

0

 

0

 

0

 

50

21.30 uur

tot

24.00 uur

 

30

 

30

 

30

 

30

 

50

 

50

 

50

 

50

 

ARTIKEL 3

FEESTDAGEN EN VAKANTIE

1.Als de werknemer geen werkzaamheden verricht op een feestdag (zie definitie artikel 18 lid 2 CAO) ontvangt deze geen loon.

2.De vakantieopbouw bedraagt 10,5% van ieder betaald uur of deel daarvan. Er vindt geen opbouw plaats over overwerkuren.

3.De vakantiekracht, zoals genoemd in artikel 9 lid 3 sub c van het algemene deel van de CAO, ontvangt binnen de hotelschoonmaak een loon inclusief vakantieopbouw (10,5%) en vakantietoeslag (8%). De loontabellen staan in bijlage IIIa.

ARTIKEL 4

SPAARURENSYSTEEM HOTELSCHOONMAAK

In de hotelschoonmaak is er sprake van planmatige werkzaamheden. Het door de werkgever hanteren van een spaarurensysteem is mogelijk. Daarbij gelden de volgende voorwaarden:

•Uren die worden gewerkt boven of onder het contractuele aantal, per 4 wekenperiode (of maandelijks) worden gespaard en later, in een 4 wekenperiode (of maand) weer opgenomen. De spaarurenregeling kent een referteperiode van een kalenderjaar van januari tot en met december te weten 12 maanden of 13 periodes.

•Spaaruren worden enkel gemaakt op de vaste werkdagen van de werknemer. De werknemer heeft niet de verplichting om meer dagen per week te gaan werken.

•Vanuit belang van een gezonde werkbalans worden werkuren boven 9e uur per dag nog steeds conform overwerktoeslag uitbetaald. Deze uren tellen niet mee voor de spaaruren maar worden gezien als overwerk.

•Min-uren aan het einde van de looptijd ten opzichte van het contractueel overeengekomen aantal uren van de looptijd, zijn voor rekening werkgever.

Als op de einddatum van de looptijd niet alle uren zijn opgenomen, en er dus sprake is van meeruren boven het aantal looptijduren, worden deze uren tegen 100% uitbetaald.

•Bij overname in verband met contractswisseling (artikel 38 CAO) zijn minuren voor rekening van verliezend werkgever. Plusuren gaan mee naar de nieuwe werkgever en worden gefactureerd door de ‘verwervende’ werkgever aan de ‘verliezende’ werkgever. Bij overname worden plusuren qua regeling gelijk gesteld aan regeling overdracht verlofuren (bijlage IV CAO).

BIJLAGE I

DAGLOON

Het dagloon, zijnde het loon per dag, wordt berekend met de volgende formule:

VerdienstenGewerkte dagen + Ziektedagen

+ Onbetaald verlof*

-------------------X------------------------------------

Gewerkte dagenWerkdagen in die periode

Toelichting van de verschillende elementen:

- Verdiensten: Alle inkomsten over de drie hele loonperioden voorafgaande aan de eerste dag van arbeidsongeschiktheid, inclusief eventueel loon over vakantiedagen, maar exclusief vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, overwerkbetaling, uitbetaalde vakantieuren volgens artikel 27 lid 8 CAO en eventuele loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid.

- Gewerkte dagen:Het aantal dagen dat in die periode daadwerkelijk is gewerkt, vermeerderd met de eventuele vakantiedagen en feestdagen in die periode waarop normaal zou zijn gewerkt.

- Onbetaald verlof:Dagen waarop de werknemer overeenkomstig artikel 30 CAO onbetaald verlof geniet. * Onbetaald verlofdagen worden in mindering gebracht als de loondoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid het ziekengeld aansluit aan onbetaald verlof dat is gevolgd op betaald verlof.

- Werkdagen in Referteperiode van drie hele loonperioden voorafgaande aan de eerste

die periode:ziektedag: dit is 65 dagen -bij maandbetaling- respectievelijk 60 dagen -bij betaling per 4-weken-, of zoveel dagen korter als men later in de periode in dienst kwam.

Het volgens bovenstaande formule berekende dagloon wordt geïndexeerd met de bij de CAO overeengekomen initiële verhogingen conform artikel 15 en bijlage III CAO.

Cyclische arbeid

Indien een werknemer werkzaam is in een rooster met een vaste maand- of periodeverloning dan wordt op basis hiervan de betaling bij arbeidsongeschiktheid vastgesteld. Bovenstaande dagloonberekening is dan niet van toepassing. De percentages van het schema in artikel 31 lid 1 CAO en de overige bepalingen van dit artikel zijn onverkort van toepassing.

BIJLAGE II

REFERENTIEFUNCTIES IN DE SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBRANCHE

Voor een beschrijving van de referentiefuncties wordt verwezen naar het functiehandboek op de website www.ras.nl.

 

Loongroep


    Functienaam A-deel

                                    

    Functienaam B-deel

 

 

 

 

 

1

 

Medewerkeralgemeenschoonmaakonderhoud I

Medewerkerschoonmaakonderhoud transportmiddelenI Schoonmaakmedewerkerkeuken/cateringI

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud industrieelI

 

2

 

Medewerkeralgemeenschoonmaakonderhoud II

 

GlazenwasserI

 

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud enservicesI

Medewerkerschoonmaakonderhoud industrieelII

 

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud transportmiddelenII

      Basismedewerker schoonmaakonderhoud na calamiteiten

 

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud vloerenI

 

 

 

Schoonmaakmedewerkerkeuken/cateringII

 

 

3

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud transportmiddelenIII

 

GevelbehandelaarI

 

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud enservicesII

GlazenwasserII

 

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud vloerenII

Medewerkerschoonmaakonderhoud industrieelIII

 

 

Meewerkendvoorman/-vrouwalg.schoonmaakonderhoud I

Medewerkerschoonmaakonderhoud nacalamiteitenI

 

4

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud enservicesIII

 

GevelbehandelaarII

 

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud vloerenIII

Medewerkerschoonmaakonderhoud nacalamiteitenII

 

 

Meewerkendvoorman/-vrouwalg.schoonmaakonderhoud II

Meewerkendvoorman/-vrouwschoonmaakonderhoud buitenI

 

5

 

(Ambulant)objectleideralgemeenschoonmaakonderhoud I

 

GevelbehandelaarIII

 

 

 

Medewerkerschoonmaakonderhoud nacalamiteitenIII

 

 

 

Meewerkendvoorman/-vrouwschoonmaakonderhoud buitenII

 

6

 

(Ambulant)objectleideralgemeenschoonmaakonderhoud II

 

 

 

(Ambulant)objectleideralgemeenschoonmaakonderhoud III

 

 


BIJLAGE III

LOONTABELLEN

1.Voor de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 3 bedraagt het basisuurloon per

1 januari 2019:

1

2

3

4

5

6

Basisuurloon/leeftijd

17 jaar en jonger

4,87

5,12

5,36

5,63

5,85

6,14

18 jaar

5,96

6,25

6,55

6,88

7,14

7,50

19 jaar

7,04

7,39

7,74

8,13

8,44

8,87

20 jaar

8,12

8,53

8,93

9,38

9,74

10,23

21 jaar

9,21

9,66

10,12

10,63

11,04

11,59

Basisuurloon/dienstjaren

0

10,83

11,37

11,91

12,51

12,99

13,64

1

11,22

11,78

12,33

12,95

13,45

14,13

2

11,62

12,20

12,77

13,40

13,91

14,61

3

11,99

12,59

13,18

13,84

14,38

15,10

4

12,37

12,99

13,61

14,28

14,83

15,58

 

2.Voor de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 3 bedraagt het basisuurloon per

1 juli 2019:

Basisuurloon/leeftijd

17 jaar en jonger

4,92

5,17

5,41

5,69

5,90

6,20

18 jaar

6,02

6,31

6,62

6,95

7,22

7,58

19 jaar

7,11

7,46

7,82

8,22

8,53

8,96

20 jaar

8,21

8,61

9,02

9,48

9,84

10,34

Basisuurloon/dienstjaren

0

10,94

11,48

12,03

12,64

13,12

13,78

1

11,33

11,90

12,45

13,08

13,58

14,27

2

11,74

12,32

12,90

13,53

14,05

14,76

3

12,11

12,72

13,31

13,98

14,52

15,25

4

12,49

13,12

13,75

14,42

14,98

15,74


3.Voor de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 3 bedraagt het basisuurloon per

1 januari 2020:

1

2

3

4

5

6

Basisuurloon/leeftijd

17 jaar en jonger

4,97

5,22

5,47

5,75

5,96

6,26

18 jaar

6,08

6,37

6,68

7,02

7,29

7,66

19 jaar

7,18

7,53

7,90

8,30

8,61

9,05

20 jaar

8,29

8,69

9,11

9,58

9,94

10,44

Basisuurloon/dienstjaren

0

11,05

11,59

12,15

12,77

13,25

13,92

1

11,44

12,02

12,57

13,21

13,72

14,41

2

11,86

12,44

13,03

13,67

14,19

14,91

3

12,23

12,85

13,44

14,12

14,67

15,40

4

12,61

13,25

13,89

14,56

15,13

15,90

 

4.Voor de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 3 bedraagt het basisuurloon per

1 juli 2020:

1

2

3

4

5

6

Basisuurloon/leeftijd

17 jaar en jonger

5,07

5,32

5,58

5,86

6,08

6,39

18 jaar

6,20

6,50

6,81

7,17

7,44

7,81

19 jaar

7,33

7,68

8,05

8,47

8,79

9,23

20 jaar

8,45

8,87

9,29

9,77

10,14

10,65

Basisuurloon/dienstjaren

0

11,27

11,82

12,39

13,03

13,52

14,20

1

11,67

12,26

12,82

13,47

13,99

14,70

2

12,10

12,69

13,29

13,94

14,47

15,21

3

12,47

13,11

13,71

14,40

14,96

15,71

4

12,86

13,52

14,17

14,85

15,43

16,22

 


5.Voor de werknemer als bedoeld in artikel 1 lid 3 bedraagt het basisuurloon per

1 juni 2021:

1

2

3

4

5

6

Basisuurloon/leeftijd

17 jaar en jonger

5,15

5,40

5,66

5,95

6,17

6,48

18 jaar

6,29

6,60

6,92

7,28

7,55

7,93

19 jaar

7,44

7,80

8,18

8,60

8,92

9,37

20 jaar

8,58

9,00

9,44

9,92

10,29

10,81

Basisuurloon/dienstjaren

0

11,44

12,00

12,58

13,23

13,72

14,41

1

11,85

12,44

13,01

13,67

14,20

14,92

2

12,28

12,88

13,49

14,15

14,69

15,44

3

12,66

13,31

13,92

14,62

15,18

15,95

4

13,05

13,72

14,38

15,07

15,66

16,46

 


BIJLAGE IIIA

LOONTABELLEN VAKANTIEKRACHT

1.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 9 lid 3 sub c bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10%) en de vakantieslag (8%) per 1 januari 2019:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

17 jaar en jonger

5,79

6,08

6,37

6,69

6,94

7,29

18 jaar

7,08

7,43

7,78

8,17

8,49

8,91

19 jaar

8,36

8,78

9,20

9,66

10,03

10,53

20 jaar

9,65

10,13

10,61

11,15

11,57

12,15

21 jaar

10,94

11,48

12,03

12,63

13,12

13,77

22 jaar en

ouder

12,87

13,51

14,15

14,86

15,44

16,20

 

 

2.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 9 lid 3 sub c bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10%) en de vakantieslag (8%) per 1 juli 2019.

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

17 jaar en jonger

5,85

6,14

6,43

6,76

7,01

7,37

18 jaar

7,15

7,50

7,86

8,26

8,57

9,00

19 jaar

8,45

8,86

9,29

9,76

10,13

10,64

20 jaar

9,75

10,23

10,72

11,26

11,69

12,28

21 jaar en

ouder

12,99

13,64

14,29

15,01

15,59

16,37

 

 

3.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 9 lid 3 sub c bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10%) en de vakantieslag (8%) per 1 januari 2020:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

17 jaar en jonger

5,91

6,20

6,50

6,83

7,08

7,44

18 jaar

7,22

7,57

7,94

8,34

8,66

9,10

19 jaar

8,53

8,95

9,38

9,86

10,23

10,75

20 jaar

9,85

10,33

10,83

11,38

11,81

12,40

21 jaar en

ouder

13,13

13,77

14,43

15,17

15,74

16,53

 

 

4.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 9 lid 3 sub c bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10%) en de vakantieslag (8%) per 1 juli 2020:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

17 jaar en jonger

6,02

6,32

6,62

6,97

7,23

7,59

18 jaar

7,36

7,72

8,10

8,51

8,83

9,28

19 jaar

8,70

9,13

9,57

10,06

10,44

10,97

20 jaar

10,04

10,53

11,04

11,61

12,05

12,65

21 jaar en

ouder

13,39

14,04

14,72

15,47

16,06

16,87

 


5.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 9 lid 3 sub c bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10%) en de vakantieslag (8%) per 1 juni 2021:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

17 jaar en jonger

6,12

6,42

6,73

7,07

7,33

7,70

18 jaar

7,47

7,84

8,22

8,64

8,96

9,42

19 jaar

8,83

9,27

9,71

10,22

10,59

11,13

20 jaar

10,19

10,69

11,21

11,79

12,22

12,84

21 jaar en

ouder

13,59

14,25

14,94

15,71

16,30

17,12

 

LOONTABELLEN VAKANTIEKRACHT HOTELSCHOONMAAK

6.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 3 lid 3 D-deel bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10,5%) en de vakantieslag (8%) per 1 januari 2019:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

17 jaar en jonger

5,82

6,11

6,40

6,72

6,98

7,33

18 jaar

7,11

7,46

7,82

8,21

8,53

8,95

19 jaar

8,40

8,82

9,24

9,70

10,08

10,58

20 jaar

9,69

10,18

10,66

11,20

11,63

12,21

21 jaar

10,99

11,53

12,08

12,69

13,18

13,84

22 jaar en

ouder

12,93

13,57

14,22

14,92

15,51

16,27

 

7.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 3 lid 3 D-deel bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10,5%) en de vakantieslag (8%) per 1 juli 2019:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

17 jaar en jonger

5,88

6,17

6,46

6,79

7,05

7,40

18 jaar

7,18

7,54

7,90

8,30

8,61

9,04

19 jaar

8,49

8,91

9,33

9,80

10,18

10,69

20 jaar

9,79

10,28

10,77

11,31

11,74

12,33

21 jaar en

ouder

13,05

13,70

14,36

15,08

15,66

16,44

 

 

8.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 3 lid 3 D-deel bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10,5%) en de vakantieslag (8%) per 1 januari 2020:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

17 jaar en jonger

5,93

6,22

6,52

6,86

7,12

7,48

18 jaar

7,25

7,61

7,97

8,38

8,70

9,14

19 jaar

8,57

8,99

9,42

9,91

10,28

10,80

20 jaar

9,89

10,37

10,87

11,43

11,86

12,46

21 jaar en

ouder

13,19

13,84

14,50

15,24

15,81

16,61

 


9.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 3 lid 3 D-deel bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10,5%) en de vakantieslag (8%) per 1 juli 2020:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

17 jaar en jonger

6,05

6,35

6,65

7,00

7,26

7,63

18 jaar

7,40

7,76

8,13

8,55

8,87

9,32

19 jaar

8,74

9,17

9,61

10,11

10,49

11,02

20 jaar

10,09

10,58

11,09

11,66

12,10

12,71

21 jaar en

ouder

13,45

14,11

14,79

15,54

16,13

16,94

 

10.Voor de vakantiekracht als bedoeld in artikel 3 lid 3 D-deel bedraagt het loon inclusief vakantieopbouw (10,5%) en de vakantieslag (8%) per 1 juni 2021:

loongroepen

1

2

3

4

5

6

 

 

 

 

 

 

 

17 jaar en jonger

6,14

6,44

6,76

7,10

7,37

7,74

18 jaar

7,51

7,88

8,26

8,68

9,01

9,46

19 jaar

8,87

9,31

9,76

10,26

10,64

11,18

20 jaar

10,24

10,74

11,26

11,84

12,28

12,90

21 jaar en

ouder

13,65

14,32

15,01

15,78

16,38

17,20

 


BIJLAGE IV

OVERDRACHTSPROTOCOL VAKANTIEUREN, VAKANTIETOESLAG EN SPAARUREN BIJ CONTRACTSWISSELING

1.Wanneer werknemers als gevolg van contractswisselingen aanspraken op vakantieuren, vakantietoeslag en spaaruren (artikel 9 lid 3 sub b CAO) wensen over te dragen naar het schoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijf dat het object heeft verworven kan dit schoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijf een daartoe strekkende gespecificeerde factuur zenden aan het schoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijf dat het object heeft verloren. Op de factuur wordt onderscheid gemaakt tussen wettelijke en bovenwettelijke vakantieuren.

2.Het schoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijf dat het object heeft verloren is gehouden om deze factuur onverwijld, doch uiterlijk binnen 14 dagen, te betalen. Niet of niet-tijdige nakoming van de financiële afrekening tussen schoonmaak- respectievelijk glazenwassersbedrijven betrokken bij de contractswisseling is geen reden om de rechten van werknemers op grond van artikel 38 CAO op te schorten.

3.De waarde van de over te dragen vakantieuren en spaaruren is als volgt te berekenen: basisuurloon vermeerderd met persoonsgebonden toeslagen zoals genoemd in de CAO maal het aantal over te dragen vakantieuren en spaaruren per datum contractswisseling. De aldus berekende waarde is te vermeerderen met het percentage vakantietoeslag zoals genoemd in artikel 24 CAO.

4.De waarde van de over te dragen vakantietoeslag wordt berekend op grond van artikel 24 CAO.

5.De som van de over te dragen waarde aan vakantieuren, spaaruren en vakantietoeslag wordt vermeerderd met een opslag wegens sociale lasten. Het in acht te nemen percentage sociale lasten wordt jaarlijks door OSB gepubliceerd.

BIJLAGE V

MODEL ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ARBEID MET UITGESTELDE PRESTATIEPLICHT

voor werknemers als bedoeld in artikel 9 lid 3 sub a van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf.

Tussen ......., hierna te noemen werkgever, vertegenwoordigd door ......., en ......., hierna te noemen werknemer, is met ingang van ....... een arbeidsovereenkomst gesloten onder de volgende voorwaarden.

Artikel 1De bepalingen van de CAO in het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf zijn op deze arbeidsovereenkomst van toepassing.

Artikel 2De werknemer treedt bij de werkgever in dienst in de functie van ......., in welke functie hij de werkzaamheden zal verrichten die vallen in loongroep ...

Artikel 3De dienstbetrekking is aangegaan voor bepaalde tijd, namelijk ... maanden/voor onbepaalde tijd. Er is overeenkomstig artikel 9 lid 5 CAO wel / geen sprake van een proeftijd van … maanden .

Artikel 4De arbeidsduur bedraagt per week minimaal .... uur en maximaal .... uur. De werkgever heeft het recht met betrekking tot de uren boven het minimum aantal tot het vermelde maximum de werknemer werkzaamheden op te dragen. De werknemer heeft het recht aan een verzoek boven het maximum aantal uren geen gehoor te geven.

Artikel 5De dagen waarop en de uren gedurende welke arbeid moet worden verricht, zullen door de werkgever in overleg met de werknemer wekelijks worden vastgesteld. Met name met betrekking tot het vastgestelde minimum aantal uren zal getracht worden deze zoveel mogelijk op vaste dagen en uren in te roosteren. Reisinspanningen (kosten en uren) van de werknemer dienen in redelijke verhouding tot de werktijd te staan. Van het aldus vastgestelde werkschema zal de werknemer uiterlijk op vrijdag voorafgaande aan de week waarop het betrekking heeft, in kennis worden gesteld.

Artikel 6Indien er bij de werkgever vacatures zijn voor functies als in artikel 2 vermeld, op basis van een "arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd", zal de werknemer, die op basis van dit minimumcontract werkt, bij voorrang deze functies aangeboden krijgen.

Artikel 71.Het brutosalaris per betalingsperiode wordt berekend aan de hand van het aantal gewerkte uren, in ieder geval minimaal ... per week (zie artikel 4).

2.Het recht op loon is overeenkomstig de bepalingen van artikel 7:628 lid 5, 6 en 7 BW uitgesloten indien en voor zover de werkgever overeenkomstig de bepaling van artikel 4 en 5 geen werkzaamheden opdraagt boven het minimum overeengekomen aantal uren.

3.Het bepaalde in artikel 7: 610b BW (omvang bedongen arbeid; rechtsvermoeden) is onverminderd van toepassing.

Artikel 8De werknemer ontvangt van de werkgever aan het einde van iedere betalingsperiode een gespecificeerde opgave van het aantal gewerkte uren, het uitbetaalde salaris en de inhoudingen daarop.

Volgens de CAO wordt aan de hand van dit overzicht de vakantietoeslag van 8% berekend en dient het aantal opgebouwde vakantie-uren te worden vastgesteld naar rato van het aantal vakantie-uren, dat de werknemer zou hebben, indien hij gedurende de normale arbeidsduur werkzaam zou zijn geweest.

De werknemer kan niet verplicht worden de aldus opgebouwde vakantie-uren op te nemen in de minimum garantie-uren, indien de werkgever gedurende die garantie-uren geen werk zou hebben.

Artikel 9a.De werknemer zal de arbeid verrichten in de regio .................................

b.Omtrent de reisuren en de reiskosten zijn werkgever en werknemer geen/de navolgende vergoeding overeengekomen:

-reiskosten: ......................

-reisuren: .........................

Artikel 10De werknemer verplicht zich tot geheimhouding met betrekking tot al die zaken welke hem bekend worden met betrekking tot het schoonmaakbedrijf en/of klanten van dat schoonmaakbedrijf, in het kader van de uitvoering van deze overeenkomst.

Artikel 11Het is de werknemer niet toegestaan zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het schoonmaakbedrijf werkzaamheden geheel of gedeeltelijk over te dragen aan anderen, noch andere dan de opgedragen werkzaamheden betaald of onbetaald ten behoeve van klanten van het schoonmaakbedrijf te verrichten.

Artikel 12Bij ziekte meldt de werknemer dit uiterlijk 10.00 uur v.m. aan de werkgever, ook indien hij op die dag/dat uur (nog) niet zou werken. De werkgever meldt dit aan de betreffende uitvoeringsinstelling. De werknemer zal zich zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de dag van hersteldverklaring door de verzekeringsgeneeskundige en/of ARBO arts, voor het werk melden. Dit geldt ook als dit op een dag zou plaatsvinden waarop de werknemer normaliter geen werk zou verrichten.

In tweevoud opgemaakt te ..................., op .................

Handtekening werknemer Handtekening werkgever

BIJLAGE VI

MODELLEN ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ARBEID IN OBJECTEN MET EEN VASTE BEDRIJFSSLUITING: SPAARURENREGELING OF SCHOLENCONTRACT

MODEL ARBEIDSOVEREENKOMST SPAARURENREGELING

Ter realisering van de spaarurenregeling dient conform artikel 9 lid 3 sub b van de CAO het volgende beding in de arbeidsovereenkomst of als bijlage bij de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen:

1.Bij aanvang van het dienstverband wordt de werknemer geplaatst op object ................................................................................................................................................................................................................................................

2.De werknemer verklaart uitdrukkelijk ermee bekend te zijn dat dit en vergelijkbare objecten gedurende bepaalde dagen en/of periode(n) gesloten zijn en de werkgever daar dan geen activiteiten uitvoert.

3.De werknemer gaat in verband daarmee uitdrukkelijk akkoord met het volgende:

a.De werknemer zal zijn vakantieuren opnemen in de periode(n) en/of op bepaalde dagen, waarin wegens sluiting van het object geen activiteiten worden uitgevoerd.

b.Het aantal vakantieuren waarop de werknemer vanwege de CAO op jaarbasis recht heeft, is minder dan het aantal dagen op jaarbasis waarop het object gesloten is.

c.De werknemer heeft geen aanspraak op loon over dagen:

- waarop het object is gesloten

én

- waarvoor de werknemer geen vakantieverlof heeft opgebouwd.

d.In afwijking van lid c wordt door werknemer en werkgever het volgende overeengekomen, om een zo vast mogelijk inkomenspatroon over het jaar te bereiken:

d.1 De werkgever geeft de werknemer uiterlijk 1 februari van het kalenderjaar schriftelijk informatie over het verschil tussen:

- het aantal uren dat op jaarbasis wegens sluiting van het object niet gewerkt wordt

én

- de uren waarvoor vakantieuren worden ingezet.

Dit verschil is het aantal te sparen uren per kalenderjaar.

d.2De werkgever verplicht zich elke werknemer voldoende spaaruren per kalenderjaar op te laten bouwen.

d.3De werkgever stelt in overleg met de werknemer het aantal spaaruren per periode vast.

d.4De werknemer machtigt de werkgever een deel van de gewerkte uren per loonperiode als spaaruren op te bouwen. Het gespaarde deel van de gewerkte uren wordt derhalve niet uitbetaald in de periode waarin deze uren zijn gewerkt, maar op het moment dat de spaaruren door de werknemer worden opgenomen. Dit is op het moment dat het object is gesloten en er geen activiteiten worden uitgevoerd.

d.5Indien er tijdens een vaste bedrijfssluiting sprake is van een feestdag op een dag waarop de werknemer normaal werkt, heeft de werknemer recht op loondoorbetaling (artikel 18 en 19 CAO). De werknemer hoeft geen vakantieuren of spaaruren in te leveren.

d.6Het saldo aan spaaruren wordt periodiek op de loonstrook vermeld of apart schriftelijk aan de werknemer verstrekt.

e.Bij de spaarurenregeling behoudt de werknemer het recht op uitbetaling van eventueel meerwerk en/of overwerk.

f.Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wordt het saldo aan spaaruren verrekend

MODEL ARBEIDSOVEREENKOMST SCHOLENCONTRACT (MET EEN ONDERGRENS VAN 40 WERKWEKEN)

Ter realisering dient conform artikel 9 lid 3 sub b van de CAO het volgende beding in de arbeidsovereenkomst of als bijlage bij de arbeidsovereenkomst te worden opgenomen:

1Bij aanvang van het dienstverband wordt de werknemer geplaatst op object

…………………………………………………………………………………

…………………………………………………………………………………

2.De werknemer is er mee bekend dat er op dit object sprake is van vaste bedrijfssluiting. Dit betekent dat gedurende het jaar het object een aantal weken gesloten zal zijn. De werknemer bouwt te weinig vakantieuren op om al deze weken vrij te kunnen zijn. De werknemer gaat ermee akkoord dat de vakantieuren zoveel mogelijk worden opgenomen tijdens de periodes dat het object gesloten is, tenzij werkgever en werknemer hierover andere afspraken maken.

3.Werknemer kiest ervoor om onbetaald verlof te nemen in de periode van bedrijfssluiting waarvoor hij te weinig vakantieuren heeft opgebouwd.

4.In dat geval ontvangt de werknemer voor elke feestdag die valt op een dag waarop hij normaal gewerkt zou hebben, ongeacht of deze valt in een periode van onbetaald verlof of niet, een loon dat overeenkomt met het aantal weken dat hij per jaar moet werken gedeeld door 52 (weken) vermenigvuldigd met het loon voor die dag.

Bijvoorbeeld: iemand die 40 weken werkt en op de dag dat de feestdag valt bijvoorbeeld 2 uur werkt: 40/52 x 2 uur x uurloon).

5.De werknemer heeft in de periode dat hij onbetaald verlof geniet geen recht op loon (op grond van 7:628 BW) ook niet in geval van arbeidsongeschiktheid (volgens artikel 31 CAO).

6.De periode van onbetaald verlof zal geen nadelige gevolgen hebben voor de dagloonberekening bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer na het onbetaald verlof. In dat geval zal in afwijking van het bepaalde in bijlage I CAO het dagloon worden berekend over de drie hele loonperioden voorafgaande aan de eerste dag van onbetaald verlof.

BIJLAGE VII

GESCHILLENCOMMISSIE RAS

Artikel 1TAAK GESCHILLENCOMMISSIE RAS

Er bestaat een Geschillencommissie binnen de RAS. Haar taak is het geven van bindende adviezen in geschillen tussen werknemers en werkgevers die betrekking hebben op de toepassing van deze CAO. Dit met inachtneming van de volgende bronnen: de CAO-tekst, ondersteunde CAO-verslagen/teksten en eerder door de Geschillencommissie gegeven uitspraken. Geschillen tussen werkgevers over contractswisseling (artikel 38 CAO) worden voorgelegd aan de “Geschillencommissie werkgeversregeling contractswisseling” (zie: www.osb.nl).

Artikel 2SAMENSTELLING GESCHILLENCOMMISSIE RAS

a.De Geschillencommissie bestaat uit maximaal twee leden-werkgevers en maximaal twee leden-werknemers en een voorzitter.

b.De leden van de Geschillencommissie worden benoemd door het RAS-bestuur, op voordracht van de bij de CAO betrokken werknemers- en werkgeversorganisatie(s).

c.Op dezelfde wijze als omschreven onder b van dit artikel worden maximaal vier plaatsvervangende leden benoemd.

d.Leden van het RAS-bestuur worden niet benoemd als lid van de Geschillencommissie.

e.De leden van de Geschillencommissie oordelen zonder last of ruggespraak en naar redelijkheid en billijkheid.

f.De voorzitter van de Geschillencommissie is onafhankelijk en wordt benoemd door het RAS-bestuur.

g.Een secretaris ondersteunt de Geschillencommissie.

Artikel 3WERKWIJZE GESCHILLENCOMMISSIE RAS

a.Binnen de Geschillencommissie komen er twee stemmen toe aan de aanwezige leden-werknemers en twee aan de aanwezige leden-werkgevers.

b.Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken brengt de voorzitter de doorslaggevende stem uit.

c.De leden, alsmede de voorzitter en de secretaris, zijn gehouden zoveel mogelijk discretie te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap respectievelijk functie ter kennis komt.

d.Een lid of plaatsvervangend lid van de Geschillencommissie, dat rechtstreeks bemoeienis heeft of heeft gehad met het voorliggende geschil, mag aan de behandeling daarvan en de beslissing niet deelnemen.

Artikel 4VERZOEK

a.Alvorens een verzoek bij de Geschillencommissie RAS in te dienen, dient een klacht mondeling kenbaar te worden gemaakt bij de direct leidinggevende (indien het een klacht van een werknemer betreft) dan wel de werknemer (indien het een klacht van de werkgever betreft). Partijen bij het geschil treden naar aanleiding daarvan met elkaar in overleg teneinde tot een minnelijke regeling te komen.

b.Indien dit niet binnen veertien dagen tot een oplossing leidt, deelt de klagende partij de wederpartij schriftelijk mede dat hij voornemens is de klacht voor te leggen aan de Geschillencommissie.

c.Indien niet binnen veertien dagen alsnog een minnelijke regeling wordt getroffen, is er sprake van een geschil volgens dit reglement.

Artikel 5REGLEMENT GESCHILLENCOMMISSIE

a.Een verzoek tot het doen van een uitspraak in een geschil kan door iedere CAO-partij optredend namens werkgever(s) en werknemers(s) en/of door iedere werkgever en werknemer worden gedaan.

b.De termijn voor het indienen van een verzoek bedraagt maximaal zes maanden, te rekenen vanaf het ontstaan van het geschil volgens artikel 4 onder c van dit reglement.

c.De kosten voor het indienen van een verzoek bedragen € 35,-.

d.Het verzoek wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris (Geschillencommissie RAS, Postbus 2216, 5202 CE ‘s-Hertogenbosch).

e.Het verzoek bevat een beknopt overzicht van de feiten, een beargumenteerde omschrijving van de beslissing die de indiener(-s) wenst/wensen en een kopie van de mededeling van artikel 4 onder b van dit reglement.

f.De secretaris zendt een ontvangstbevestiging en een verklaring dat de partij, die het verzoek heeft gedaan, zich verbindt de beslissing van de RAS als bindend te aanvaarden. Deze verklaring dient, ondertekend binnen veertien dagen na verzending, aan de secretaris te worden geretourneerd.

g.De secretaris beoordeelt of er sprake is van een geschil en of het verzoek voldoet aan de voorwaarden van dit reglement. Zonodig wordt de partij die het verzoek doet in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen aanvullende informatie te verstrekken.

h.De secretaris zendt het verzoek vervolgens ter reactie aan de wederpartij. Tevens zendt hij de wederpartij ter ondertekening de verklaring dat deze zich verbindt de beslissing van de RAS als bindend te aanvaarden.

De wederpartij wordt een termijn van veertien dagen na verzending ter reactie gegund. Indien dringende redenen daarvoor aanwezig zijn, kan de secretaris deze termijn met maximaal veertien dagen verlengen.

i.Indien het geschil naar het oordeel van de secretaris onvoldoende duidelijk is, wordt een extra ronde van hoor en wederhoor ingelast waarbij partijen veertien dagen de tijd krijgen om te reageren.

j.De laatste reactie van de wederpartij wordt ter kennisneming toegezonden aan de persoon die het verzoek heeft gedaan.

k.Indien een partij de in dit artikel onder f en h bedoelde verklaring niet binnen de daarvoor gestelde termijn retour zendt, neemt de Geschillencommissie geen beslissing. De secretaris stelt partijen daarvan in kennis.

l.Indien de secretaris oordeelt dat het verzoek en de reactie van de wederpartij duidelijk en volledig zijn, legt hij het verzoek schriftelijk voor aan de Geschillencommissie.

m.Indien de Geschillencommissie van mening is dat op basis van de onder artikel 1 van dit reglement genoemde bronnen geen uitspraak kan worden gedaan, wordt het verzoek niet-ontvankelijk verklaard. De Geschillencommissie zal het bestuur van de RAS informeren over de reden van de niet-ontvankelijk verklaring en de inhoud van de betreffende zaak.

n.Indien de Geschillencommissie dat nodig acht, kan zij besluiten tot het vragen van een nadere schriftelijk reactie.

o.De Geschillencommissie kan besluiten tot het houden van een hoorzitting. Ieder der partijen kan zich bij de hoorzitting laten bijstaan door getuigen, deskundigen alsmede zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde.

Indien een partij zich wil laten bijstaan of vertegenwoordigen, stelt zij de secretaris tenminste zeven dagen voor de zitting daarvan op de hoogte.

p.De secretaris deelt de uitspraak binnen veertien dagen, nadat de Geschillencommissie een beslissing heeft genomen, aan partijen mede.

q.Deze geschillenprocedure laat onverlet dat partijen het verzoek, waarmee zij zich tot de Geschillencommissie richten, alsnog aan de bevoegde rechter voorleggen.

Artikel 6JAARVERSLAG EN RAPPORTAGE

De Geschillencommissie brengt een jaarverslag uit met de afgehandelde geschillen en verzorgt tevens kwartaalrapportages voor het RAS-bestuur.

BIJLAGE VIII

BEROEPSPROCEDURE FUNCTIE-INDELING

Artikel 1COMMISSIE FUNCTIE-INDELING RAS

Indien een werknemer bezwaar heeft tegen zijn functie-indeling, kan hij beroep instellen bij de Commissie Functie-indeling RAS (hierna: commissie).

Artikel 2TAAK COMMISSIE

De commissie heeft als taak het geven van bindende adviezen in geschillen die betrekking hebben op de functie-indeling van de werknemer. De commissie betrekt bij haar oordeelsvorming over het bezwaar het gehele CAO-referentiemateriaal en eerdere uitspraken.

Artikel 3SAMENSTELLING COMMISSIE

a.De commissie bestaat uit maximaal twee leden-werkgevers en maximaal twee leden-werknemers. De leden kiezen uit hun midden een voorzitter.

b.De leden van de commissie worden benoemd door het RAS-bestuur op voordracht van de bij de CAO betrokken werknemers- en werkgeversorganisatie(s).

c.De leden van de commissie oordelen zonder last of ruggespraak en naar redelijkheid en billijkheid.

d.Een (ambtelijk) secretaris ondersteunt de commissie.

Artikel 4WERKWIJZE COMMISSIE

a.Binnen de commissie komen er twee stemmen toe aan de aanwezige leden-werknemers en twee aan de aanwezige leden-werkgevers.

b.Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken zal de commissie het bestuur van de RAS daarvan in kennis stellen met het verzoek om een beslissing te nemen.

c.De leden, alsmede de secretaris, zijn gehouden zoveel mogelijk discretie te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap respectievelijk functie ter kennis komt.

d.Een lid of plaatsvervangend lid van de commissie dat rechtstreeks bemoeienis heeft of heeft gehad met het voorliggende geschil, mag aan de behandeling daarvan en de beslissing niet deelnemen.

Artikel 5OVERLEG WERKGEVER EN WERKNEMER

a.Alvorens beroep in te stellen bij de commissie dient de werknemer de bezwaren tegen de functie-indeling mondeling kenbaar te maken bij de direct leidinggevende. Partijen treden naar aanleiding daarvan met elkaar in overleg om te proberen tot een onderlinge oplossing te komen.

b.Indien dit binnen veertien dagen niet tot een oplossing leidt, deelt de werknemer de werkgever mede dat hij voornemens is om beroep in te stellen bij de commissie.

c.Indien binnen veertien dagen niet alsnog een onderlinge oplossing wordt bereikt, is er sprake van een geschil volgens dit reglement.

d.De termijn voor het indienen van beroep bedraagt maximaal zes maanden, te rekenen vanaf het ontstaan van het geschil.

Artikel 6INSTELLEN VAN BEROEP

a.Een werknemer, of vakbonden optredend namens werknemer, kunnen beroep instellen bij de commissie.

b.Voor het in beroep gaan is de werknemer aan de RAS geen kosten verschuldigd.

c.Het beroepschrift wordt schriftelijk ingediend bij de secretaris (Commissie Functie-indeling RAS, Postbus 2216, 5202 CE ‘s-Hertogenbosch).

d.Het beroepschrift bevat in ieder geval:

-een omschrijving van de werkzaamheden die worden verricht;

-een gemotiveerde omschrijving van de beslissing die de werknemer wenst;

-een kopie van de mededeling van artikel 4 van dit reglement;

-een verklaring dat de werknemer de beslissing van de commissie als bindend aanvaardt.

Artikel 7ONTVANKELIJKHEID

a.De secretaris beoordeelt of het beroepschrift, in lijn met dit reglement, ontvankelijk is. De werknemer wordt zo nodig in de gelegenheid gesteld om binnen veertien dagen aanvullende informatie te verstrekken.

b.De commissie stelt de werkgever binnen veertien dagen na ontvankelijk verklaring van het geschil op de hoogte, en stelt werkgever in de gelegenheid om binnen veertien dagen een verweerschrift in te dienen. De werkgever dient te verklaren de beslissing van de commissie als bindend te aanvaarden. Het verweerschrift wordt ter kennisname aan werknemer gezonden.

c.Indien er dringende redenen aanwezig zijn, kan de secretaris de termijn onder voorgaand punt met maximaal veertien dagen verlengen.

d.Indien werkgever en werknemer niet beide verklaren de beslissing van de commissie als bindend te aanvaarden, neemt de commissie geen beslissing.

Artikel 8WIJZE VAN ONDERZOEK

a.De commissie hoort binnen vier weken na ontvangst van het verweerschrift werkgever en werknemer gezamenlijk.

b.De hoorzitting van de commissie is besloten en wordt gehouden op een door de commissie te bepalen locatie.

c.De uitnodiging voor de hoorzitting wordt (uiterlijk) tien dagen voor de hoorzitting aan werkgever en werknemer toegestuurd.

d.Werkgever en werknemer kunnen zich ter zitting laten vergezellen door een raadsman/- vrouw of derde. Dit dient uiterlijk twee dagen voor de zittingsdatum schriftelijk bij de secretaris te worden gemeld.

e.Werkgever en werknemer zijn verplicht om ter zitting in persoon te verschijnen.

f.De commissie kan, indien zij dat nodig oordeelt voor haar onderzoek, deskundigen inschakelen, getuigen horen, een onderzoek ter plaatse instellen of werkgever en werknemer om een schriftelijke reactie vragen.

g.De commissie kan, indien het geschil naar haar oordeel voldoende duidelijk is op basis van het beroepschrift en het verweerschrift, afzien van het houden van een hoorzitting.

Artikel 9UITSPRAAK COMMISSIE

De commissie doet binnen zes weken na de (laatste) hoorzitting uitspraak en zal werkgever en werknemer daarover berichten. Deze termijn kan door de commissie, onder opgaaf van reden, met maximaal 6 weken worden verlengd.

De uitspraak van de commissie is voor werkgever en werknemer bindend. Toetsing door de burgerlijke rechter blijft daarnaast openstaan.

Artikel 10JAARVERSLAG

De commissie rapporteert jaarlijks aan het RAS-bestuur over de afgehandelde geschillen.

BIJLAGE IX

PROCEDURE VERLAGING LOON 2e ZIEKTEJAAR

Artikel 1COMMISSIE ZIEKTEVERZUIM RAS

De commissie ziekteverzuim (hierna: commissie) van de RAS heeft de taak om te beslissen op bezwaren van werknemers tegen het voornemen van de werkgever om het loon in het 2e ziektejaar te verlagen van 100% naar 90% van het dagloon.

Artikel 2SAMENSTELLING EN WERKWIJZE COMMISSIE

a.De commissie is tijdelijk ingesteld en bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen die beschikken over relevante deskundigheid op het gebied van arbeidsongeschiktheid.

b.De bij de CAO betrokken werknemers- en werkgeversorganisatie stellen elk een deskundige voor. Deze deskundigen benoemen een derde van partijen als onafhankelijk deskundig voorzitter.

c.De leden van de commissie oordelen zonder last of ruggespraak en naar redelijkheid en billijkheid.

d.Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen.

e.Een (ambtelijk) secretaris, werkzaam bij de RAS, ondersteunt de commissie.

f.Een lid van de commissie die direct of indirect bemoeienis heeft of heeft gehad met het voorliggende verzoek, zal aan de behandeling daarvan en de beslissing niet deelnemen. Het betreffende commissielid wordt vervangen door een plaatsvervangend lid.

g.De leden, alsmede de voorzitter en de secretaris, zijn gehouden discretie te bewaren ten aanzien van al datgene wat hen uit hoofde van het lidmaatschap ter kennis komt.

Artikel 3PROCEDURE VERLAGING 2e ZIEKTEJAAR

a.De werkgever kan vanaf week 40 tot en met week 44 van arbeidsongeschiktheid de werknemer informeren over het voornemen om in het 2e jaar van arbeidsongeschiktheid het loon met 10% te verlagen.

b.De werkgever zal dit voornemen in een gesprek (eerstejaarsevaluatie) kenbaar maken aan de werknemer.

c.In dit gesprek geeft de werkgever een toelichting aan de hand van een standaardbrief en standaardbrochure, welke beschikbaar zijn via de website van de RAS (www.ras.nl). De werknemer wordt daarbij geïnformeerd over de vervolgstappen en de mogelijkheid en gronden van bezwaar en de bezwaartermijn van drie weken. De werknemer ondertekent een ontvangstbevestiging voor het in goede orde ontvangen van de betreffende stukken en informatie.

d.In dit gesprek wordt de werknemer een verklaring ter ondertekening voorgelegd waarin hij instemt met het beschikbaar stellen van zijn re-integratiedossier aan de commissie. Dit voor het geval de commissie besluit om dit dossier te gebruiken ten behoeve van een steekproef of in het geval de werknemer besluit om bezwaar te maken.

e.In dit gesprek wordt de werknemer gewezen op de gevolgen als hij niet schriftelijk reageert op het voornemen van werkgever.

f.Indien werknemer geen bezwaar maakt tegen de verlaging, of niet reageert, wordt in het 2e jaar van arbeidsongeschiktheid het loon 90%. De werkgever kan deze verlaging doorvoeren binnen twee weken na einddatum bezwaartermijn en/of vanaf de volgende loonperiode, maar nooit eerder dan met ingang van het 2e jaar van arbeidsongeschiktheid.

g.De werknemer dient binnen drie weken na ondertekening van de ontvangst-bevestiging schriftelijk kenbaar te maken of wel of niet bezwaar wordt gemaakt. Bezwaar kan worden gemaakt als de werknemer van oordeel is dat de werkgever onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Dit middels een standaardformulier dat in overeenstemming is met de privacywetgeving. Het verzoeken om uitstel is niet mogelijk. Dit standaardformulier is gevoegd als bijlage bij de standaardbrief zoals genoemd onder artikel 3 sub c.

h.De werknemer heeft binnen deze periode van drie weken de mogelijkheid om een eerdere verklaring van wel/geen bezwaar te herroepen.

i.Met het standaardformulier maakt de werknemer kenbaar wel of geen bezwaar te hebben:

-Bij geen bezwaar wordt het formulier door werknemer aan de werkgever gestuurd. De werkgever stuurt dit ter kennisgeving door aan de commissie.

-Bij bezwaar wordt het formulier door de werknemer aan de commissie verstuurd. De commissie zal vervolgens bij de werkgever het dossier (eerstejaarsevaluatie en de probleemanalyse, plan van aanpak, deskundige-oordelen, en alle andere relevante documenten aangaande de re-integratie) opvragen. Daarbij geeft werkgever tevens een beschrijving van de rollen die binnen het bedrijf bij de begeleiding van deze arbeidsongeschikte werknemer worden ingevuld, zijnde (direct-)leidinggevenden, casemanager, personeelsmedewerker, inhoudsdeskundige(n), en eindverantwoordelijke.

Artikel 4WERKWIJZE COMMISSIE

a.Indien de werknemer bezwaar maakt gaat de commissie over tot inhoudelijke beoordeling van het dossier. De commissie beoordeelt of de werkgever heeft aangetoond voldoende re-integratie-inspanningen te hebben verricht, die in lijn liggen met wat van werkgever in redelijkheid verwacht mag worden. Bij de beoordeling is de eerstejaarsevaluatie van het UWV leidend. De commissie toetst ook of aan de andere voorwaarden van artikel 31 lid 3 CAO is voldaan en of deze procedure op juiste wijze door de werkgever is gevolgd.

b.De commissie bepaalt haar eigen werkwijze en stelt, zonodig met deskundigen, de objectieve gronden van bezwaar vast.

c.De commissie zal binnen 5 weken na ontvangst van bezwaar werkgever en werknemer informeren over zijn beargumenteerde oordeel of het loon wel of niet naar 90% kan worden aangepast.

d.Indien de commissie van oordeel is dat de werkgever het loon mag verlagen is dat mogelijk binnen twee weken na datum oordeel en/of vanaf de volgende loonperiode, maar nooit eerder dan met ingang van het 2e jaar van arbeidsongeschiktheid.

e.Indien de commissie niet tijdig tot een uitspraak kan komen heeft dit geen opschortende werking voor het aanpassen van het loon naar 90%. Indien de commissie alsnog het voornemen van de werkgever negatief beoordeelt, is de werkgever gehouden het loon bij arbeidsongeschiktheid terugwerkend tot 100% te corrigeren.

f.De commissie zal per werknemer -eenmalig- uitspraak doen of tot verlaging van het loon in het 2e jaar van arbeidsongeschiktheid kan worden overgaan. Indien het bezwaar door de commissie is afgewezen, is een verzoek tot herbeoordeling niet mogelijk.

g.De bij de commissie ontvangen stukken van werkgever en werknemer worden een half jaar na afwikkeling van het betreffende dossier vernietigd.

Artikel 5EVALUATIE / VERSLAG

De commissie rapporteert over haar bevindingen aan CAO-partijen. Het staat de commissie vrij om tussentijds over haar bevindingen te rapporteren aan CAO-partijen. CAO-partijen bepalen op basis van de resultaten de vervolgstappen voor de toekomst inclusief de voorzetting respectievelijk werkwijze van de commissie.

BIJLAGE X

REGLEMENT AANVULLING ARBEIDSOVEREENKOMST IN VERBAND MET VERGOEDING VAN DE LIDMAATSCHAPSKOSTEN VAN EEN WERKNEMERSORGANISATIE

Artikel 1

De werknemer kan bij de werkgever een verzoek indienen tot verlaging van het loon in de maand december van de jaren 2019 en 2020 ter hoogte van de door hem in het betreffende kalenderjaar betaalde kosten voor het lidmaatschap van een werknemersorganisatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen in ruil voor een onkostenvergoeding gelijk aan de betaalde lidmaatschapskosten, zoals nader bepaald in dit reglement.

Artikel 2

1. De werknemer dient schriftelijk kenbaar te maken dat hij van de in artikel 1 bedoelde ruilmogelijkheid gebruik wil maken. Daartoe dient hij uiterlijk 15 november van het betreffende kalenderjaar het formulier “Aanvulling arbeidsovereenkomst” volledig in te vullen en te ondertekenen en aan de werkgever te overleggen.

2. De werknemer dient via het in lid 1 bedoelde formulier schriftelijk opgave te doen van de werkelijke kosten van het lidmaatschap in het betreffende kalenderjaar. Tevens dient hij bij het in lid 1 bedoelde formulier de originele verklaring van de werknemersorganisatie bij te voegen. Overschrijding van de in lid 1 genoemde datum leidt tot uitsluiting van deelname.

3. De in artikel 1 bedoelde kostenvergoeding wordt vastgesteld op basis van de door de werknemer op het declaratieformulier vermelde gegevens en op basis van de toepasselijke fiscale en premierechtelijke wet- en regelgeving in combinatie met de originele verklaring van de werknemersorganisatie.

4. Indien door de werknemer is voldaan aan de in lid 1 en lid 2 gestelde voorwaarden wordt de in artikel 1 bedoelde kostenvergoeding door de werkgever aan de werknemer betaald tezamen met de salarisbetaling in de maand december van het betreffende kalenderjaar of de laatste vierwekenbetaling van dat kalenderjaar.

Artikel 3

Bij beëindiging van het dienstverband, ongeacht de reden hiertoe, eindigt het recht op vergoeding als bedoeld in artikel 1.

Artikel 4

Indien bij controle door de belastingdienst of de uitvoeringsinstantie voor de werknemersverzekeringen blijkt dat de belastingen premievrije vergoeding ten onrechte of tot een te hoog bedrag is uitbetaald en dientengevolge naheffing bij de werkgever plaatsvindt, dan komt deze naheffing (inclusief eventuele rente en boete) voor rekening van de werknemer indien de oorzaak van de naheffing aan de werknemer kan worden verweten.

BIJLAGE XI

REGLEMENT BIJDRAGE IN DE KOSTEN VAN OPLEIDINGSTRAJECTEN

INLEIDING

In de CAO Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf is afgesproken dat werkgevers in de sector een bijdrage in de kosten ontvangen voor een basis(vak)opleiding die werknemers hebben gevolgd.

Jaarlijks wordt vastgesteld welke opleidingstrajecten in aanmerking komen voor een bijdrage en hoeveel de bijdrage bedraagt per werknemer.

Per kalenderjaar stelt de RAS het maximum budget vast dat voor bijdragen in opleidingskosten beschikbaar is. Dat betekent dat het aantal opleidingstrajecten, dat in aanmerking komt voor een bijdrage, per jaar gemaximeerd is.

REGELS EN VOORWAARDEN

Vaststelling hoogte van de bijdrage per opleiding

Per kalenderjaar wordt vastgesteld voor welke opleidingen de werkgever een bijdrage kan ontvangen in de kosten van een door een werknemer gevolgde opleiding.

Per opleiding wordt een vaste bijdrage per werknemer vastgesteld. Het gaat hier om een vast (netto) bedrag, d.w.z. zonder BTW. De bijdrage is een tegemoetkoming in de opleidings- en verletkosten. Er wordt geen bijdrage verstrekt voor het gebruik van de locatie- en materiaalkosten voor het examen van het RAS-Examenbureau.

Het overzicht van de opleidingen en de daarbij behorende bijdrage per werknemer wordt voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar aan de werkgevers gecommuniceerd.

Toekenning en uitbetaling van de bijdragen

Om voor toekenning van een bijdrage in de opleidingskosten van de vastgestelde opleidingen in aanmerking te komen, gelden de volgende voorwaarden:

1.De werkgever moet vallen onder de werkingssfeer van de CAO voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche en daardoor verplicht zijn aangesloten bij het Bedrijfstak Pensioenfonds voor de Schoonmaak- en Glazenwassersbranche (hierna BPF);

2.De werkgever is verplicht om de bij CAO vastgestelde zgn. RAS-premie af te dragen (aan de instantie die namens de RAS de inning van deze premie uitvoert);

3.De werkgever is verplicht het inschrijfnummer Kamer van Koophandel en het aansluitnummer bij het Pensioenfonds door te geven aan de RAS.

4.De werkgever moet zijn betalingsverplichtingen inzake RAS-, pensioen- en de overgangsregeling geheel zijn nagekomen in de afgelopen jaren.

5.De werknemer is in dienst van de werkgever.

6.De werknemer heeft de opleiding met goed resultaat, d.w.z. met een door de branche erkend diploma, afgesloten.

7.De datum dat de werknemer met goed resultaat het examen heeft afgelegd, is de ijkdatum voor de hoogte van de bijdrage.

8.De werkgever zal, op verzoek, de onderliggende facturen en betalingsbewijzen van gevolgde opleidingen aan de RAS verstrekken.

Door of namens de RAS wordt de toegekende bijdrage, uiterlijk 6 weken nadat de examenresultaten bij de RAS bekend zijn, aan de werkgever uitbetaald.

Verlaging van de vastgestelde bijdrage

De RAS kan tussentijds besluiten de vastgestelde bijdrage te wijzigen. Werkgevers zullen hier van tevoren over geïnformeerd worden.

Tevens kan de directeur van de RAS besluiten de werkgever een lagere dan de vastgestelde bijdrage per werknemer toe te kennen, als de werkgever voor hetzelfde opleidingstraject ook via een andere weg voor een vergoeding of subsidie in aanmerking komt.

Beperken bijdrage

Indien een werkgever per kalenderjaar voor dezelfde werknemer meerdere malen om een bijdrage verzoekt, kan de directeur van de RAS besluiten om deze te beperken. Dat is eveneens mogelijk als blijkt dat een werkgever, gegeven zijn bijdrage aan de RAS, een onevenredig groot beroep doet op de bijdrageregeling van de RAS.

Geen bijdrage uitkeren

Als in enig jaar het maximum budget beschikbaar voor bijdragen aan opleidingskosten bereikt is, zullen geen bijdragen meer uitbetaald worden.

RAS zal dit van tevoren aan de werkgevers bekend maken. Werkgevers die vóór de datum van bekendmaking scholingsafspraken hebben gemaakt met externe scholingsinstituten én ook de factuur van deze scholingsinstituten al hebben betaald, zullen het volgende kalenderjaar als eerste in aanmerking komen voor uitbetaling van de bijdrage in de kosten indien het opleidingstraject ook daadwerkelijk met succes is afgerond.

BIJLAGE XII

OVERZICHT BIJDRAGEN IN DE OPLEIDINGSKOSTEN 2019

In 2019 kunnen werkgevers in aanmerking komen voor een bijdrage in de opleidingskosten van werknemers, conform het reglement RAS bijdragen in de kosten van opleidingstrajecten 2019.

Hieronder staat vermeld voor welke opleidingen de RAS in 2019 een bijdrage in de opleidingskosten beschikbaar stelt en wat de hoogte van de bijdrage per werknemer is.

1. OPLEIDINGEN MET EXAMENS BIJ HET RAS-EXAMENBUREAU

Het gaat om opleidingen die inhoudelijk voldoen aan de door de RAS vastgestelde

eind- en toetstermen en waarvan de werknemer geslaagd is voor het examen van het RAS-Examenbureau. De RAS bijdrage in de opleidingskosten is een vast bedrag per werknemer. Deze bijdrage is bedoeld als tegemoetkoming in de opleidings- en verletkosten.

Opleiding

RAS bijdrage in de opleidingskosten

Basisvakopleiding algemene schoonmaak
(evt. plus aanvullende module traditioneel)

€ 410

Basisvakopleiding algemene schoonmaak plus

·       aanvullende module hotel of

·       aanvullende module gezondheidszorg of

·       aanvullende module recreatiebungalows

€ 560

Aanvullende module hotel, gezondheidszorg of recreatiebungalows

€ 150

 

 

Basisvakopleiding Vloeronderhoud

€ 640

Basisvakopleiding Trappenhuisreiniging

€ 400

Basisvakopleiding Perron- en stationsreiniging (met sanitair onderhoud)

 

€ 500

Basisvakopleiding Rollend materieel (bus, metro of tram, met uitzondering van de treinen)

€ 410

Basisvakopleiding Vliegtuigreiniging

€ 400

Basisvakopleiding Glasbewassing

€ 600

Basisvakopleiding Gevelonderhoud

€ 740

Basisvakopleiding Reinigen in de voedselverwerkende industrie

€ 640

Basisvakopleiding Reiniging na Calamiteiten

€ 700

Module vervolg Glasbewassing (rolsteiger en permanente hangladder)                                       (na Basisvakopleiding Glasbewassing, Gevelonderhoud of Reiniging na Calamiteiten)

 

€ 500

Module vervolg Reiniging na Calamiteiten (hogedrukreiniging)                                    (na Basisvakopleiding Reiniging na Calamiteiten)

€ 330

 

2. OVERIGE VAKOPLEIDINGEN

Voor deze opleidingen gelden de volgende RAS bijdragen in de kosten als de werknemer is geslaagd voor het examen.

Opleiding

RAS bijdrage in de opleidingskosten

Aanvullende module hoogwerker IPAF (1 categorie)[2]                                       (na Basisvakopleiding Glasbewassing en Gevelonderhoud of Reiniging na Calamiteiten)

€ 200                   (maximaal)

 

Vakopleiding Reiniging Rollend Materieel (treinen)

€ 610

Rollend Materieel module Periodiek

€ 610

Rollend Materieel module Graffitiverwijdering

€ 610

Rollend Materieel module Reiniging na ongeval

€ 760

 

 

 

3.LEIDINGGEVENDE OPLEIDING

De Basisopleiding moet inhoudelijk voldoen aan de door de RAS vastgestelde eind- en toetstermen. De werknemer is geslaagd voor het examen van het RAS-Examenbureau. De RAS bijdrage in de opleidingskosten is een vast bedrag per werknemer. Deze bijdrage is bedoeld als tegemoetkoming in de opleidings- en verletkosten.

Opleiding

RAS bijdrage in de opleidingskosten

Voortraject bij Basisopleiding leidinggevenden (tot 01.07.2019)

€ 400

Basisopleiding Direct Leidinggevenden (inclusief ziekteverzuim)

(tot 01.07.2019)

 

€ 1400

 


BIJLAGE XIIA

TOETSING WIJZE VAN EXAMINERING

Het RAS Examenbureau neemt de examens, zoals genoemd in artikel 36 lid 6 en 9 CAO en artikel 4 lid 2 B-deel CAO, af. Een ander (examen-)bureau kan de RAS verzoeken deze examens af te nemen. Dit (examen-)bureau zal vooraf schriftelijk aantonen dat er sprake is van een minimaal gelijkwaardige wijze van examinering als de wijze van examinering door het RAS Examenbureau. De RAS beoordeelt het verzoek in ieder geval op de volgende punten:

•Het (examen-)bureau is onafhankelijk en onpartijdig. Het (examen-)bureau is geen opleidingsinstituut en heeft geen banden in bedrijfsmatige of bestuurlijke zin met een schoonmaak- of glazenwassersbedrijf;

•Examinering vindt plaats aan de hand van de door de RAS vastgestelde eind- en toetstermen;

•Er is sprake van een praktijkexamen waarbij alle onderdelen genoemd in de eind- en toetstermen worden geëxamineerd;

•Het (examen-)bureau heeft aantoonbare ervaring met het afnemen van praktijkexamens;

•Het (examen-)bureau examineert alle examens waarvoor door de RAS eind- en toetstermen zijn vastgesteld;

•Er is sprake van een zorgvuldige wijze van beoordeling van kandidaten;

•De werknemer / kandidaat kan een toelichting krijgen op de resultaten van het examen en heeft de mogelijkheid herexamen te doen;

•Het examenbureau staat toe dat de RAS de kwaliteit van het praktijkexamen controleert en monitort tijdens het praktijkexamen. Deze kosten worden in rekening gebracht bij het (examen-)bureau;

•Er wordt bij de examinering minimaal voldaan aan de voorwaarden zoals omschreven in het “reglement examenonderdelen en eisen aan examenlocaties” (zie: www.ras-examen.nl);

•Er zijn aanstellingscriteria voor examinatoren opgesteld waarbij minimaal is voldaan aan de voorwaarden zoals omschreven in de “aanstellingscriteria RAS examinatoren” (zie: www.ras.nl);

•Er bestaat een Klachtenregeling ten aanzien van de examens;

•Het (examen-)bureau zegt toe dat ze, rekening houdende met privacywetgeving, de resultaten van de examens aan het RAS Examenbureau verstrekt. Dit om op brancheniveau zicht te houden op het aantal uitgegeven diploma’s (per werkgever);

•Indien het (examen-)bureau niet meer aan bovenstaande punten voldoet zal de RAS de erkenning intrekken.

BIJLAGE XIII

ARBEIDSVOORWAARDEN EN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN DIE VAN TOEPASSING ZIJN OP BUITENLANDSE WERKGEVERS EN HUN WERKNEMERS DIE TIJDELIJK IN NEDERLAND WERKZAAMHEDEN KOMEN VERRICHTEN

Overeenkomstig artikel 2, zesde lid van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten, gelden bepalingen van de CAO ook ten aanzien van werknemers, die tijdelijk in Nederland arbeid verrichten en wier arbeidsovereenkomst wordt beheerst door een ander recht dan het Nederlandse recht, indien deze bepalingen betrekking hebben op:

a.Maximale werktijden en minimale rusttijden;

b.Het minimum aantal vakantiedagen, gedurende welke de verplichting van de werkgever om het loon te betalen bestaat, en extra vergoedingen in verband met vakantie;

c.Minimumloon,

waarbij tot dit minimumloon in ieder geval behoren:

1.het geldende periodeloon in de schaal;

2.de van toepassing zijnde arbeidsduurverkorting per week/maand/jaar/periode;

3.toeslagen voor overwerk, verschoven uren, onregelmatigheid, waaronder feestdagentoeslag en ploegentoeslag;

4.tussentijdse loonsverhoging;

5.kostenvergoeding: reiskosten en reistijdvergoeding, pensionkosten en andere kosten noodzakelijk vanwege de uitoefening van de functie;

6.periodieken;

7.eindejaarsuitkeringen;

8.extra vergoedingen in verband met vakantie,

en waarbij niet tot dit minimumloon behoren: aanspraken op aanvullende bedrijfspensioenregelingen en op bovenwettelijke sociale zekerheidsaanspraken en vergoedingen boven het loon voor door de werknemer in verband met de detachering te maken onkosten voor reizen, huisvesting of voeding;

d.Voorwaarden voor het ter beschikking stellen van werknemers;

e.Gezondheid, veiligheid en hygiëne op het werk;

f.Beschermende maatregelen met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden van kinderen, jongeren en van zwangere of pas bevallen werkneemsters;

g.Gelijke behandeling van mannen en vrouwen, alsmede andere bepalingen inzake niet-discriminatie.

Deze bepalingen onder a tot en met g worden de kernbepalingen genoemd. Voor deze CAO betreft dit de volgende bepalingen:

-Algemeen deel: de artikelen 1,4, 5, 6, 10, 12, 13, 14, 15, 16, 17 t/m 21, 24, 26 (lid 1 t/m 6, lid 8 en 9), 34 (lid 1 t/m 4 en lid 7), 35, 36 (lid 5), 38 en 48;

-CAO-deel voor specialistische reiniging: de artikelen 1, 3, 4 (lid 1), 5 en 7;

-CAO-deel voor administratieve, ondersteunende en leidinggevende functies: de artikelen 1 t/m 3;

-CAO-deel voor Hotels: de artikelen 1 t/m 3;

-Bijlage I t/m IV.

BIJLAGE XIV

OVERZICHT WETTELIJKE VERLOFREGELINGEN

SOORT VERLOF

 

GEVOLGEN VOOR DE WERKNEMER

 

VERLOFDUUR

 

OMSCHRIJVING

ZWANGERSCHAPS- EN BEVALLINGS-VERLOF

Inkomen:

Uitkering ter hoogte van 100% van het loon (tot maximumdagloon).

Meestal betaalt UWV de uitkering aan de werkgever, zodat die het loon kan blijven doorbetalen. 

Vakantie-opbouw:
Tijdens het zwangerschaps- en bevallingsverlof gaat de opbouw vakantiedagen door.

Tenminste 16 weken.

Duur van de verlofperiode is afhankelijk van de
datum waarop haar baby

daadwerkelijk wordt geboren.

Bij een meerling bestaat er recht op 4 weken extra zwangerschapsverlof.

Bij langdurige ziekenhuisopname van het kind wordt het bevallingsverlof met maximaal 10 weken verlengd.

 

Verlof voor werkneemster voorafgaand aan en volgend op haar bevalling.

Werkgever kan het zwangerschaps- en bevallingsverlof niet weigeren.

Indien tijdens het bevallingsverlof de vrouwelijke werknemer overlijdt, heeft haar partner recht op het resterende bevallingsverlof met behoud van loon.

Vanaf 6 weken na de bevallingsdatum kan in overleg met de werkgever het bevallingsverlof gespreid worden opgenomen over een periode van maximaal 30 weken.

CALAMITEITEN-VERLOF EN ANDER KORT VERZUIM  Ø

Inkomen:
Werkgever betaalt het loon 100% door.

Vakantie-opbouw

Tijdens het calamiteitenverlof gaat de opbouw vakantiedagen door.

Afhankelijk van de reden van het verlof. Soms is een paar

uur voldoende. Soms zal een paar dagen nodig zijn.

 Verlof voor spoedeisende, onvoorziene en bijzondere persoonlijke omstandigheden van de werknemer. Bijvoorbeeld indien een direct familielid overlijdt, de partner van de werknemer bevalt of voor spoedeisend, onvoorzien of redelijkerwijze niet buiten werktijd om te plannen arts- of ziekenhuisbezoek.

Werkgever mag een redelijk verzoek om calamiteitenverlof niet weigeren. Achteraf kan de werkgever de werknemer vragen om aan te tonen dat het opnemen van calamiteitenverlof noodzakelijk was.

GEBOORTEVERLOF

Inkomen:

Werkgever betaalt het loon 100% door bij het geboorteverlof. Tijdens het aanvullende geboorteverlof krijgt de werknemer een uitkering van het UWV ter hoogte van 70% van zijn (maximum)dagloon.

Vakantie-opbouw:

Tijdens het geboorteverlof en het aanvullende geboorteverlof gaat de opbouw vakantiedagen door. 

Tijdens het geboorteverlof   heeft werknemer recht op eenmaal de arbeidsduur per week in de eerste vier weken na de geboorte of in de vier weken na thuiskomst van de baby uit het ziekenhuis.

 

Per 1 juli 2020 kan de werknemer tot 5 weken aanvullend geboorteverlof opnemen. Dit binnen 6 maanden na geboorte van het kind.

Verlof dat de werknemer kan opnemen als zijn/haar partner is bevallen. Werkgever kan het geboorteverlof niet weigeren.

KORTDUREND ZORGVERLOF  Ø

Inkomen:

Werkgever betaalt het loon voor 70% door. Als dat minder is dan het minimumloon, betaalt werkgever het minimumloon.

Vakantie-opbouw:

Tijdens het kortdurend zorgverlof gaat de opbouw vakantiedagen door.

Per jaar: maximaal twee maal het aantal uren dat de werknemer per week werkt.

In overleg met werkgever kan werknemer het verlof in in één keer of in gedeelten opnemen.

Verlof voor de werknemer bestemd om zijn/haar ouder, ziek (pleeg-)kind of partner te verzorgen. Of voor de noodzakelijk zorg aan tweedegraads bloedverwanten, andere huisgenoten en mensen met wie de werknemer een sociale relatie heeft en die van de hulp van werknemer afhankelijk zijn.Werknemer is de enige die de zieke op dat moment kan verzorgen. Werkgever kan het kortdurend zorgverlof alleen weigeren als daardoor het bedrijf of de organisatie in ernstige problemen zou komen. Als het zorgverlof eenmaal is begonnen, mag de werkgever dit niet meer stoppen.

LANGDUREND ZORGVERLOF  Ø

Inkomen:

Werkgever betaalt de uren dat de werknemer langdurend zorgverlof opneemt, niet door; de uren dat de werknemer naast het verlof werkt, worden natuurlijk wel betaald.

Vakantie-opbouw:

Tijdens het langdurend zorgverlof gaat de opbouw vakantiedagen door.

 

Per jaar: twaalf weken maximaal de helft van het aantal uren dat de werknemer werkt. In overleg

met de werkgever kan de werknemer het verlof spreiden. Bijvoorbeeld zes weken voltijds verlof. Het verlof moet binnen 18 weken opgenomen worden.

Verlof voor de werknemer om voor langere tijd te zorgen voor kind, partner of ouder waarvan het leven ernstig in gevaar is. Of voor de noodzakelijke zorg aan tweedegraads bloedverwanten, andere huisgenoten en mensen met wie de werknemer een sociale relatie heeft en die van de hulp van werknemer afhankelijk zijn.Werkgever kan het langdurend zorgverlof alleen weigeren

als daardoor het bedrijf of de organisatie in ernstige

problemen zou komen. De werkgever moet hiervoor goede argumenten hebben. 
Als het verlof eenmaal is begonnen, mag de werkgever het niet meer terugdraaien.

PLEEGZORG- EN ADOPTIEVERLOFØ

Inkomen:

uitkering ter hoogte van 100% van het loon (tot maximumdagloon).

Meestal betaalt UWV de uitkering aan de werkgever, zodat die het loon kan blijven doorbetalen. 

Vakantie-opbouw:
Tijdens het adoptieverlof gaat de opbouw vakantiedagen door.

Gedurende periode van 26 weken. zes weken aaneengesloten. Vanaf 4 weken voor de feitelijke adoptie tot 22

weken daarna. De werknemer kan het verlof gespreid opnemen in overleg met de werkgever.

Verlof voor de werknemer als deze een kind adopteert of een pleegkind opneemt in zijn/haar gezin. Als meerdere kinderen gelijktijdig worden geadopteerd, kan maar één keer verlof worden opgenomen. 

Is het kind langer dan 16 weken in het gezin voordat het officieel wordt geadopteerd, bestaat geen recht op adoptieverlof.

Werkgever kan het adoptieverlof niet weigeren.

OUDERSCHAPS-VERLOF

Inkomen:

Werkgever betaalt de uren dat de werknemer ouderschapsverlof opneemt, niet door; de uren dat de werknemer naast het verlof werkt, worden natuurlijk wel betaald.

Vakantie-opbouw:

Tijdens het ouderschapsverlof wordt over de verlofuren geen vakantie opgebouwd. Over de gewerkte uren vanzelfsprekend wel.

26 maal het aantal uren dat de werknemer per week werkt. Werknemer kan het ouderschapsverlof flexibel opnemen.

Verlof om te zorgen voor kinderen jonger dan acht jaar. Per kind mag één keer ouderschapsverlof opgenomen worden; voor elk kind kan de werknemer apart ouderschapsverlof opnemen.

Werkgever kan werknemer niet weigeren om ouderschapsverlof op te nemen tenzij het verlof het bedrijf in ernstige problemen zou brengen.

De werkgever benadeelt de werknemer niet wegens het opnemen van ouderschapsverlof. Rechten van voor het verlof blijven behouden.   

 



[1]Het aantal werknemers wordt (verder) uitgebreid met 1 iedere keer als de glasbewassing op jaarbasis 1672 uren meer bedraagt.     

[2]De bijdrage voor deze opleiding kan aangevraagd worden via het aanvraagformulier tegemoetkoming in de opleidingskosten hoogwerker. Dit formulier staat op: www.ras.nl/opleidingen-examens/ras-bijdragen/. Vul het formulier volledig in en stuur het met een kopie diploma, kopie factuur en bewijs dat de factuur betaald is naar de RAS.

 

BIJLAGE XV

PROTOCOL

BIJ DE CAO IN HET SCHOONMAAK- EN GLAZENWASSERSBEDRIJF 2019 -2021

1.Voorlichting bij contractswisseling

De voorlichting aan werknemers bij contractswisseling, in het bijzonder over het proces, wordt verbeterd. Via OSB wordt een voorlichtingsfilmpje ontwikkeld. Dit kan eventuele spanning en onzekerheid bij werknemers wegnemen. Het filmpje wordt beschikbaar gesteld aan CAO-partijen en de RAS.

2.Veilige werkomgeving

Het is een gezamenlijk doel van CAO-partijen om een veilige werkomgeving te bieden. Partijen hebben nadere afspraken gemaakt over vertrouwenspersonen, klachtencommissies in ondernemingen en de centrale klachtencommissie. Dit wordt verwerkt in de Arbo CAO.

3.Onderzoek en inventarisatie roostersytematiek

CAO-partijen doen een inventarisatie en onderzoek in de branche: naar gezond en vitaal roosteren in volcontinu diensten.

4.Opleiding leidinggevenden

CAO-partijen stellen een tijdelijke paritaire werkgroep in die onderzoekt hoe de huidige opleiding modulair in te richten. De werkgroep hanteert de volgende uitgangspunten:

•Herformulering van de huidige eind- en toetstermen in een basismodule en aanvullende modules. Waarbij geen concessie wordt gedaan aan de eindcriteria van het niveau dat moet worden gehaald;

•In de basismodule worden in ieder geval de volgende onderwerpen opgenomen: werkoverleg, jaargesprek, verzuim en fatsoenlijk gedrag;

•De basismodule is verplicht voor iedere nieuwe leidinggevende en dient binnen 9 maanden na indiensttreding en/of functiewijziging te worden aangeboden;

•De aanvullende modules worden gevolgd voor zover passend bij de rol en verantwoordelijkheden van de leidinggevende;

•De basismodule en de aanvullende modules worden geëxamineerd door het RAS-Examenbureau.

De werkgroep zal voor 1 april 2019 een voorstel doen voor wat betreft de modules aan het RAS-bestuur. In dat voorstel wordt betrokken de idee; dat iedere schoonmaker die wil doorgroeien naar een leidinggevende functie een test of meeloopstage kan doen om te kijken of zij geschikt is voor een leidinggevende functie. Dit voorstel wordt in het RAS-bestuur besproken. Vervolgens worden de modules uitgewerkt. Het modulair inrichten van de opleiding start op 1 januari 2020. Eind 2020 volgt een evaluatie. Partijen hebben de intentie dat aan het einde van de looptijd van de CAO in totaal 2.000 leidinggevenden zijn opgeleid. In dit aantal is inbegrepen het aantal leidinggevenden dat in de vorige CAO-periode is opgeleid en het aantal nieuwe leidinggevenden die nog zullen worden opgeleid.

5.Onderzoek afname basis(vak)diploma

CAO-partijen vinden het van groot belang dat werknemers de basis(vak)opleiding volgen en examen doen bij het RAS-Examenbureau. Uit recente cijfers blijkt een afname in het aantal examens. De RAS onderzoekt welke bedrijven niet of onvoldoende opleiden.

6.Duurzame inzetbaarheid en een Leefbaar Inkomen

CAO-partijen onderschrijven het belang van duurzame inzetbaarheid van werknemers. Gedurende de looptijd van de CAO worden de volgende pilots uitgewerkt. Het betreft:

•Robotisering in de schoonmaaksector;

•De Schipholwerknemer;

•De Sociale Eenheid;

•CAO’s Schoonmaak + Catering;

•Loopbaanpaden en Leerlijnen in de Facilitaire sector;

•Duurzame inzetbaarheid in de glazenwasserij;

•Duurzame inzetbaarheid in de reconditionering.

7.Scholingsfonds

CAO-partijen stellen een bedrag van € 900.000 beschikbaar voor brede inzetbaarheid van werknemers. Dit om werknemers in de gelegenheid te stellen om opleidingen te volgen voor andere functies dan binnen de schoonmaak beschikbaar zijn. Binnen dit budget is een bedrag beschikbaar voor loopbaangesprekken. Er zal extra voorlichting worden gegeven aan werknemers van 45+. Het heeft de voorkeur om te komen tot een gelijke verdeling tussen werknemers jonger en ouder dan 45 jaar. De RAS zal dit monitoren.

8.Ziekteverzuimbeleid en -begeleiding

Ziekte en meerdere werkgevers

CAO-partijen stellen een gezamenlijke brief op voor SZW om aandacht te vragen voor de problematiek van ziekte en het hebben van meerdere werkgevers.

Delen leerinzichten commissie ziekteverzuim

De commissie ziekteverzuim heeft diverse re-integratiedossiers beoordeeld. De leerinzichten van goede voorbeelden worden verspreid in de sector.

Preventief Arbobeleid

Het werken in de schoonmaak is fysiek belastend. Regelmatig is er bij werknemers sprake van fysieke klachten of (dreigend) verzuim. Bureau VHP onderzoekt mogelijkheden voor (aangepast) werk bij deze veel voorkomende fysieke klachten. De commissie ziekteverzuim deelt haar ervaringen met VHP. Deze worden meegenomen in het onderzoek.

9.Tweede jaar arbeidsongeschiktheid, commissie ziekteverzuim

CAO-partijen hebben de ambitie om in de branche goede verzuimbegeleiding te organiseren. Zowel werkgever als werknemer hebben belang bij goede begeleiding. Om een goed beeld te krijgen van de kwaliteit van de begeleiding in de branche is het noodzakelijk om meer dossiers langs de verzuimcommissie te laten gaan. Door middel van een aantal maatregelen wordt dit gestimuleerd. CAO-partijen spreken met elkaar af dat de verzuimcommissie een instrument is om een goed beeld te krijgen. De verzuimcommissie dient als overgangssysteem en is niet van structurele aard.

CAO-partijen onderzoeken de mogelijkheden om het overgangssysteem zo in te richten dat de commissie afgeschaft wordt zodra minimaal 75% van de dossiers door de verzuimcommissie als voldoende wordt gekwalificeerd om loondoorbetaling in het 2e jaar te mogen verlagen naar 90%. Tevens wordt onderzocht hoe bovenstaande afspraak toegepast kan worden op individuele bedrijven. Met als doel om bedrijven die hun verzuimbegeleiding op orde hebben te belonen/ontzien van de administratieve druk. Naast de inhoudelijke beoordeling van het dossier zal de commissie ook op dossierniveau een advies uitbrengen aan de werkgever. Hiermee bieden ze de werkgevers de benodigde ondersteuning.

CAO-partijen gaan extra aandacht besteden aan frequent verzuim en grijs verzuim. De gevolgen van frequent en grijs verzuim worden vooral gevoeld bij de MKB-bedrijven. Er is behoefte aan ondersteuning voor deze ondernemers.

a.In het verzuimreglement wordt een passage opgenomen met de mogelijkheden voor werkgevers;

b.RAS ontwikkelt voorlichting en ondersteunend materiaal om werkgevers te ondersteunen in de aanpak van frequent en grijs verzuim en werknemers bewust te maken van hun eigen verantwoordelijkheid. Er wordt onderzocht of dit gefinancierd kan worden door aansluiting te vinden bij een van de ESF-projecten.

Vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers geven samen met de commissie

ziekteverzuim in het eerste kwartaal van 2019 nadere invulling aan:

•de nadere definitie van de 75% norm;

•maatregelen die leiden tot een vermindering van de administratieve druk, vooral in het MKB;

•de wijze waarop de commissie of OSB bedrijven, met name MKB, kan ondersteunen bij het indienen van dossiers. Partijen hebben daarbij afgesproken dat zij hiervoor ook financiële middelen vanuit de RAS ter beschikking zullen stellen;

•de wijze waarop de commissie invulling geeft aan haar voorlichtende rol

•een onderzoek wat de oorzaken zijn van het beperkt aantal bezwaren door werknemers. De oorzaken kunnen aanleiding zijn om de voorlichting te verbeteren met als doel bewustzijn te creëren bij werknemers over hun rechten en plichten tijdens verzuim.

10.Eerder stoppen met werken

CAO-partijen gaan experimenteren op het gebied van ouderenbeleid en ‘gezond met pensioen gaan’. Zij zullen in 2019 de mogelijkheden, waaronder een regeling waarbij met behoud van pensioen tegen inlevering van een deel loon minder kan worden gewerkt of het aanwenden van opgebouwd pensioen in kaart brengen. In het onderzoek komt in ieder geval aan de orde:

-Een analyse naar de meest effectieve inzet van de financiële middelen om het doel voor die mensen waarbij de mogelijkheid om gezond hun pensioen te halen onder druk staat in kaart te brengen.

-Een analyse naar hoe maatregelen het best vorm kunnen worden gegeven.

-De financierbaarheid van een dergelijke regelingen en de bronnen hiervoor.

-Een analyse naar de effecten van de maatregelen gegeven de complexiteit van de branche, het regelmatig voorkomen van contractswisseling en het feit dat een werknemer in dienst kan zijn bij meerdere werkgevers

-Een analyse hoe misbruik op voorhand kan worden uitgesloten.

CAO-partijen hebben de intentie om de onderzoeksfase af te sluiten vóór 1 juli 2019. Op basis van deze uitkomsten wordt in het RAS-bestuur besloten of wordt gestart met een experiment bij één bedrijf om te bezien of een dergelijke aanpak succesvol kan zijn. Ter ondersteuning van het experiment zullen CAO-partijen nog te bepalen financiële middelen ter beschikking stellen. De van het onderzoek en uitkomsten van het experiment zullen worden teruggekoppeld aan CAO-partijen. Voor bovenstaande wordt een projectplan door CAO-partijen opgesteld in het eerste kwartaal 2019.

11.Pensioen

De pensioenpremie blijft in 2019 en 2020 ongewijzigd op 20,1% (premie werkgever 9,8% en werknemer 10,3%). Per 1 januari 2021 tot en met 2024 bedraagt de premie 21,4% met een gelijke verdeling van de premie tussen werkgever en werknemer (beide 10,7%). De stijging van de pensioenpremie voor de werknemer, gelijk te stellen aan 0,2% loonruimte, is onderdeel van de verhoging van het basisuurloon per 1-6-2021.

12.Schoonmaakwerk Zwaar Beroep

CAO-partijen voeren een gezamenlijke lobby naar de politiek om schoonmaakwerk binnen de huidige pensioendiscussie als “zwaar beroep” aan te merken.

13.ANW-hiaat

De Anw-hiaatcompensatieregeling wordt gedurende de looptijd van de CAO ongewijzigd voorgezet.

14.Huishoudelijk werk (Domestic work)

CAO-partijen starten een gezamenlijke lobby bij de politiek en andere stakeholders om het ILO-verdrag 189 inzake -Decent Work for Domestic Workers- geratificeerd te krijgen en om de Regeling Dienstverlening aan huis te beëindigen. CAO-partijen bepleiten bij de SER om de beleidsvariant dienstencheques (naar Belgisch model) te verkennen.

15.Internationale solidariteit / goede doelen

Voor vakbonden is tijdens deze CAO-periode per jaar een bedrag beschikbaar van

€ 15.000 voor internationale projecten / goede doelen. De RAS financiert deze projecten uit andere middelen dan vanuit de RAS-premie.

16.Statushouders

CAO-partijen hebben het voornemen om voor minimaal 100 statushouders een werkplek in hun nieuwe woonomgeving af te spreken. Er vindt overleg plaats tussen partijen over de invulling van dit voornemen.

NLD Ondernemersorganisatie Cleaning and Business Services (OSB) - 2019

Begindatum: → 2019-01-01
Einddatum: → 2021-06-30
Geratificeerd door: → Ministry
Sector, branche of industrie: → Beveiligingsdiensten, schoonmaak, thuiswerk
Sector, branche of industrie: → Gevel reiniging, reiniging van gebouwen  , Schoonmaakbedrijf, industriële reiniging
Publieke/private sector: → In het bedrijfsleven
Afgesloten door:
Namen van de bedrijfsverenigingen: → Ondernemersorganisatie Schoonmaak- en Bedrijfsdiensten (OSB)
Namen van de vakbonden: → 

TRAINING

Cursusaanbod: → Ja
Stages: → Nee
Werkgeversbijdrage aan opleidingsfondsen: → Ja

ZIEKTE EN ARBEIDSONGESCHIKTHEID

Maximale uitkering bij ziekte (tot 6 maanden): → 100 %
Maximale uitkering bij ziekte: → EUR 
Regelingen met betrekking tot terugkeer op het werk na langdurige ziekte, bijvoorbeeld bij behandeling tegen kanker: → Nee
Betaald ongesteldheidsverlof: → Nee
Uitkering bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van een arbeidsongeval: → Ja

GEZONDHEID EN MEDISCHE ZORG

Overeengekomen medische zorg: → Nee
Overeengekomen medische zorg ten behoeve van gezinsleden: → Nee
Overeengekomen bijdrage aan ziektekostenverzekering: → Nee
Overeengekomen bijdrage aan ziektekostenverzekering voor gezinsleden: → Nee
Overeengekomen arbobeleid: → Nee
Overeengekomen arbo-training: → 
Beschermende kleding verstrekt: → 
Regulier medisch onderzoek vergoed door de werkgever: → 
Arbo-monitoring van de werkplek, beroepsrisico's en de verhouding werk en gezondheid: → 
Bijdrage aan de uitvaartkosten: → Ja

WERK EN GEZINSREGELINGEN

Recht op terugkeer na zwangerschapsverlof: → 
Verbod op discrminatie in relatie tot zwangerschap: → 
Verbod op de verplichting tot het verrichten van gevaarlijk of ongezond werk voor zwangere of zogende werkneemsters: → 
Veiligheids-en gezondheidsonderzoek op de werkplek van zwangere of zogende werkneemsters: → 
Ander werk voor gevaarlijk of ongezond werk te verrichten door zwangere of zogende werkneemsters: → 
Recht op medische controle tijdens werktijd bij zwangerschap: → 
Verbod om bij aanname van werkneemsters op zwangerschap te laten testen: → 
Verbod om bij propmotie van werkneemsters op zwangerschap te laten testen: → 
Voorzieningen voor zogende moeders: → Nee
Kinderopvang verzorgd door de werkgever: → Nee
Werkgeversbijdrage aan de kinderopvang: → Nee
Bijdrage in de opleiding van de kinderen van werknemers: → Nee
Verlofdagen bij de dood van een familielid: → 5 dagen

GELIJKE BEHANDELING

Gelijk loon voor gelijk werk: → Nee
Bepalingen over discriminatie op werk: → Ja
Gelijke kansen voor vrouwen bij promotie: → Nee
Gelijke kans op (bij)scholing voor vrouiwen: → Nee
Vrouwelijke vakbondsbestuurders op de werkvloer: → Nee
Bepalingen over seksuele intimidatie op de werkplek: → Ja
Bepalingen over geweld op het werk: → Nee
Bijzonder verlof voor werknemers die slachtoffer zijn van huiselijk geweld/geweld door partners → Nee
Steun voor vrouwelijke werknemers met een handicap: → Nee
Toezicht op gelijke behandeling: → Nee

ARBEIDSCONTRACTEN

Deeltijdwerkers komen niet in aanmerking voor een regeling: → Nee
Regelingen voor deeltijdwerkers: → Ja
Stagiaires komen niet in aanmerking voor een regeling: → Nee
Minibaantjes en werkstudenten komen niet in aanmerking voor een regeling: → Nee

ARBEIDSTIJDEN,ROOSTERS EN VRIJE DAGEN

arbeidsuren per week: → 38.0
betaalde vakantie: → 26.0 dagen
betaalde vakantie: → 5.0 weken
Tenminste een vrije dag per week overeengekomen: → Nee
Maximaal aantal zondagen/feestdagen per jaar dat mag worden gewerkt: → 
Betaald verlof voor vakbondsactiviteiten: →  dagen
Flexibele werktijden toegestaan: → Nee

LONEN

Loon volgens loonschalen: → Yes, in one table
Compensatie voor de stijging van de kosten van levensonderhoud: → 

Loonstijging:

Loonstijging: → 2.0 %
Loonstijging gaat in: → 119-01

Eenmalige toeslag:

Eenmalige toeslag: → 3 %
Eenmalige toeslag uit het bedrijfsresultaat: → Nee

Toeslag voor avond of nachtdienst:

Toeslag voor avond of nachtdienst: → 30 % van basisloon
Toeslag alleen voor nachtdienst: → Ja

Beschikbaarheidstoeslag:

Beschikbaarheidstoeslag: → EUR 1.0
Beschikbaarheidstoeslag alleen voor zondagen: → Nee
Beschikbaarheidstoeslag voor alle werkdagen per week: → Ja

Toeslag voor overwerk:

Toeslag voor zondagswerk:

Toeslag voor zondagswerk: → 50 %

Reiskostenvergoeding:

Maaltijdbonnen:

Maaltijdvergoeding voorzien: → Nee
Pro deo rechtsbijstand: → Nee
Loading...