1 april 2021 tot en met 31 maart 2023
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN
Artikel 1
WERKINGSSFEER
1. Deze CAO geldt voor werkgevers, die met hun onderneming hoofdzakelijk
tandtechnische werkstukken vervaardigen of repareren en als lid zijn aangesloten bij
Branchevereniging Tandtechniek (kortweg: BTT), alsmede voor hun werknemers die
krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten.
2. Onder tandtechnische werkstukken wordt verstaan alle werkstukken bestemd voor
regulering, vervanging of herstel van gebitselementen, zoals kronen, bruggen,
(frame)prothesen en regulatieapparatuur.
3. Van de werkingssfeer van deze CAO zijn werknemers, die arbeid verrichten in een
kantoor- of bureaufunctie ten kantore van de werkgever alsmede tandprothetici, uitgesloten.
4. Waar in deze CAO wordt gesproken van werknemer(s) wordt bedoeld: mannelijke en
vrouwelijke werknemer(s) en overal waar in deze CAO gesproken wordt over hem of
hij wordt bedoeld: hem/haar/hen of hij/zij/die.
Artikel 2
BEGRIPSBEPALINGEN
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. CAO: de collectieve arbeidsovereenkomst voor werkgevers die lid zijn van
Branchevereniging Tandtechniek;
2. werkgever: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die als lid is aangesloten bij de
Branchevereniging Tandtechniek, die tandtechnische werkstukken doet vervaardigen
of repareren. Onder tandtechnische werkstukken wordt verstaan alle werkstukken
bestemd voor regulering, vervanging of herstel van gebitselementen, zoals
bijvoorbeeld kronen, bruggen, (frame)prothesen en regulatie-apparatuur;
3. werknemer: iedere natuurlijke persoon die voor bepaalde of onbepaalde tijd door de
werkgever in dienst is genomen, met uitzondering van de werknemer in artikel 1 lid 3 van deze CAO;
4. leerling-werknemer: de werknemer die de primaire opleiding in de tandtechniek volgt;
5. medewerker-tandtechnicus: de werknemer die de voortgezette opleiding in de tandtechniek volgt;
6. fulltime dienstverband: 40 uur per week verminderd met de in deze CAO
overeengekomen arbeidsduurverkorting;
7. salaris:
a. schaalsalaris: het schaalsalaris voorkomend in de salarisschalen in bijlage 2 bij
deze CAO;
b. maandsalaris: het schaalsalaris vermeerderd met de eventuele toeslagen;
8. PVT: de personeelsvertegenwoordiging;
9. OR: de ondernemingsraad;
10. De bepalingen in deze CAO over arbeidsduurverkorting, salarisschalen, vakantiedagen
en vrije dagen alsmede vakantietoeslag gelden bij een deeltijd dienstverband naar rato
van het aantal te werken uren.
Artikel 3
DUUR, VERLENGING & BEËINDIGING VAN DEZE CAO
1. Deze CAO is aangegaan voor een periode van 24 maanden die aanvangt op 1 april 2021
en eindigt op 31 maart 2023.
2. Deze CAO kan door partijen tegen het einde van de contractperiode worden opgezegd
met inachtneming van een opzegtermijn van 3 maanden. Een en ander dient te
geschieden door middel van een aangetekend schrijven of deurwaarders exploot.
3. Indien de periode waarover deze CAO is afgesloten is geëindigd en deze CAO niet is
opgezegd zoals bedoeld in lid 2 van dit artikel, wordt deze geacht stilzwijgend en
ongewijzigd te zijn verlengd voor maximaal 1 jaar.
Artikel 4
WIJZIGING(EN) VAN DEZE CAO TIJDENS DE LOOPTIJD
1. Partijen bij deze CAO keuren bij voorbaat goed, dat bijzondere arbeidsvoorwaarden,
die na ondertekening van deze CAO tussen partijen bij deze CAO mochten worden
overeengekomen, alsnog aan deze CAO zullen worden gehecht.
2. Bij tussentijdse wijziging of aanvulling na gezamenlijk overleg in of op de aan deze CAO
gehechte, door partijen bij deze CAO gewaarmerkte arbeidsvoorwaarden, zullen deze
gewijzigde of nieuwe arbeidsvoorwaarden eveneens aan deze CAO worden gehecht en
worden gewaarmerkt.
3. In gezamenlijk en regulier overleg, minimaal 2 keer per jaar, zal worden nagegaan of
en zo ja op welke wijze voorzieningen nodig zijn om het een en ander, met
inachtneming van de dan geldende regelgeving te realiseren.
Artikel 5
DISPENSATIEKADER
1. Partijen bij deze CAO zijn gezamenlijk bevoegd dispensatie te verlenen van de
toepassing van één of meerdere bepalingen van deze CAO.
2. Partijen bij deze CAO dragen de behandeling van dispensatieverzoeken over aan de
dispensatiecommissie, waarin partijen bij deze CAO ieder met maximaal 2 leden zitting
hebben. De leden worden benoemd door partijen bij deze CAO.
3. Een gemotiveerd dispensatieverzoek dient door de betreffende werkgever te worden
ingediend bij het secretariaat van partijen bij deze CAO.
4. In een dispensatieverzoek dienen de volgende gegevens te zijn opgenomen:
a. de naam, het adres en de woonplaatsgegevens van de werkgever indien voor alle
werknemers dispensatie wordt gevraagd;
b. de naam, het adres en de woonplaatsgegevens van de werkgever en de
werknemers, indien een werkgever voor een gedeelte van zijn werknemers
dispensatie vraagt;
c. van welke bepalingen van deze CAO dispensatie wordt gevraagd;
d. een nauwkeurige beschrijving van de aard en het bereik van het
dispensatieverzoek;
e. de periode waarvoor dispensatie wordt gevraagd;
f. de motivering van het verzoek.
5. Het secretariaat van partijen bij deze CAO stuurt de indiener van een
dispensatieverzoek binnen 2 weken na de ontvangst van het verzoek een
ontvangstbevestiging en vermeldt daarin tevens per wanneer het dispensatieverzoek is
doorgestuurd naar de daarvoor ingestelde dispensatiecommissie.
6. Op een dispensatieverzoek wordt door de dispensatiecommissie binnen 13 weken na
ontvangst van het verzoek schriftelijk en gemotiveerd een besluit genomen.
7. Binnen deze termijn kan de dispensatiecommissie de werkgever en de werknemers die
het dispensatieverzoek betreft verzoeken om een nadere toelichting te geven. Een
verzoek om nadere toelichting wordt automatisch verlengd met de termijn gerekend
vanaf het verzoek tot de ontvangst van de nadere toelichting.
8. Een dispensatieverzoek kan alleen worden toegekend indien:
a. voldaan wordt aan de criteria die zijn benoemd in de bepaling(en) waarvan
dispensatie wordt gevraagd;
b. de werkgever aantoont dat van zodanige zwaarwegende omstandigheden sprake
is dat in redelijkheid niet van hem kan worden verlangd dat 1 of meer bepalingen
van deze CAO op hem van toepassing zijn;
c. de door de werkgever voorgestelde afwijking(en) niet in strijd is/zijn met
wettelijke bepalingen.
9. Indien een dispensatieverzoek wordt toegekend dan geldt deze dispensatie vanaf de
datum van toekenning en niet met terugwerkende kracht. De beslissing op een
dispensatieverzoek is bindend.
10. Indien een dispensatieverzoek niet wordt toegekend dan kan de verzoeker binnen 6
weken een klacht indienen bij partijen bij deze CAO. Deze klacht bevat steekhoudende
argumenten op grond waarvan de afwijzing naar de mening van de verzoeker op
onjuiste gronden is genomen.
11. Aan het indienen van een dispensatieverzoek en de behandeling daarvan zijn voor de
verzoeker(s), geen kosten verbonden.
12. De dispensatiecommissie doet geen mededelingen over de inhoud van en de
afhandeling van een ingediend dispensatieverzoek aan derden.
Artikel 6
RECHTSOPVOLGING VAN PARTIJEN
In geval van fusie, overname, verkoop of faillissement, staan partijen er tegenover elkaar
voor in dat hun wederzijdse rechten en verplichtingen die uit deze CAO voortvloeien, zullen,
mogen en moeten worden overgenomen door die rechtspersoon(en), die daartoe door
enige partij schriftelijk aan de wederpartij zal (zullen) worden aangewezen. De wederpartij
dient schriftelijk in te stemmen met de overname van deze wederzijdse rechten en
verplichtingen.
Artikel 7
FUSIES EN REORGANISATIES
1. Met inachtneming van het SER-besluit Fusiegedragsregels 2015 en de daarin
beschreven gedragscode, zal de werkgever, ongeacht het aantal betrokken
werknemers, bij voorgenomen fusies, bedrijfsovernames en reorganisaties, partijen
tijdig informeren en in de gelegenheid stellen om advies uit te brengen.
2. Partijen bij deze CAO dienen onmiddellijk door de werkgever in kennis te worden
gesteld van een aanvraag van surséance van betaling of van een ingediend verzoek tot
faillissement.
3. In overleg met partijen dient (dienen) regeling(en) te worden getroffen voor een
eventuele afvloeiing, die een sociale begeleiding van de betrokken werknemers moet
garanderen.
Artikel 8
MINNELIJKE OPLOSSING VAN GESCHILLEN
1. In geval van een geschil over uitleg, toepassing, inachtneming van bepalingen en of
onderwerpen uit deze CAO tussen een van de partijen en/of een of meerdere van haar
leden, zal de klagende partij bij deze overeenkomst voor zichzelf of namens haar lid,
die zich over een bovengenoemd geschil te beklagen heeft (hebben) de wederpartij,
tegen wie oftewel tegen welk lid de klacht gericht is, in kennis stellen.
2. De besturen van partijen bij deze CAO treden dan met elkaar in overleg, en trachten op
een minnelijke manier tot een oplossing te komen. Als tot een oplossing wordt
gekomen zal deze voor alle belanghebbenden bindend zijn.
3. Indien na verloop van 2 maanden na ontvangst van de schriftelijke klacht als bedoeld
in de leden 1 en 2 van dit artikel geen overeenstemming tussen partijen is verkregen,
heeft de partij die de klacht aanhangig heeft gemaakt, binnen 2 maanden nadien het
recht deze voor te leggen aan een daartoe bevoegde rechter.
Artikel 9
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
1. De werkgever zal de werknemer geen arbeidsovereenkomsten aanbieden die van deze
CAO afwijkende salaris- of arbeidsvoorwaarden bevatten. Afwijkingen in positieve zin
voor de werknemer zijn wel toegestaan.
2. De werkgever is verplicht al datgene te doen of na te laten wat een goed werkgever
behoort te doen of na te laten.
3. De werkgever is verplicht een fysiek dan wel een digitaal exemplaar van deze CAO aan
de werknemer te verstrekken.
4. De werkgever zorgt voor een actief beleid ter voorkoming en bestrijding van agressie,
discriminatie, pesten, geweld en (seksuele) intimidatie.
5. De werkgever zorgt voor een actief beleid inzake veiligheid, gezondheid en welzijn en
goede arbeidsomstandigheden op de werkplek.
6. De werkgever is verplicht om persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar te
stellen als gevaren en risico’s niet op een andere manier kunnen worden voorkomen.
Ook dient hij zorg te dragen voor goede voorlichting over, en toezien op het juiste
gebruik van deze persoonlijke beschermingsmiddelen.
7. De werkgever zal geheimhouding in acht nemen van al wat hem over
privéomstandigheden van de werknemer bekend is geworden en waarvan de
werkgever het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs kan vermoeden. Deze
geheimhouding geldt zowel voor de duur van de arbeidsovereenkomst als na het einde
daarvan. Een en ander met uitzondering van strafbare feiten.
Artikel 10
VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
1. Werknemer is verplicht al datgene te doen en na te laten wat in gelijke
omstandigheden een goed werknemer zou behoren te doen en na te laten. Daaronder
valt in ieder geval het zich houden aan voorschriften en het opvolgen van redelijke
order en instructies van werkgever.
2. De werknemer zal zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de werkgever
geen nevenwerkzaamheden voor derden verrichten. Hiervan zijn publieke functies
uitgezonderd.
3. De werknemer is zowel gedurende als na het einde van de arbeidsovereenkomst
verplicht tot geheimhouding met betrekking tot alle feiten en bijzonderheden
betreffende de werkgever en zijn relaties. Bij overtreding van deze verplichting kan de
werkgever een schadevergoeding eisen.
4. De werknemer zal de hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen oordeelkundig evenals in
overeenstemming met de bestemming daarvan gebruiken en behandelen en daarvoor
zorg dragen zoals een goed werknemer dat betaamt. Indien de werknemer aan de aan
hem toevertrouwde bedrijfsmiddelen schade veroorzaakt door roekeloosheid of
schuld, heeft de werkgever de mogelijkheid deze schade op de werknemer te
verhalen.
Artikel 11
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
1. Bij het aanvaarden en uitvoeren van welke arbeidsovereenkomst dan ook, is de
Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) van toepassing.
2. De werkgever zal er op toezien en bevorderen, dat ten behoeve van de werknemer alle
passende maatregelen (inclusief een risicoanalyse) worden getroffen, die nodig zijn ter
uitvoering van de wettelijke voorschriften inzake veiligheid, gezondheid en het welzijn.
3. De werkgever zal de nodige informatie en voorlichting (huishoudelijk reglement of
handboek) geven aan de werknemer over de aard van het werk, die mogelijkerwijs de
veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer in gevaar brengt.
4. De werknemer is gehouden alle wettelijke voorschriften en de bedrijfsinstructie met
betrekking tot de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de werknemer op te
volgen.
Artikel 12
ARBEIDSOVEREENKOMST
1. De werknemer ontvangt een schriftelijke mede door de werkgever ondertekende en
gedateerde arbeidsovereenkomst, waarin ten minste wordt opgenomen:
a. naam en adres van de werkgever en de werknemer;
b. de plaats(en) waar de arbeid wordt verricht;
c. de functie van de werknemer en/of de aard van de arbeid;
d. de datum van indiensttreding en in geval van een arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd, wanneer de overeengekomen tijd zal verstrijken;
e. de duur van de proeftijd;
f. de duur van de overeenkomst;
g. de in acht te nemen opzegtermijn;
h. het salaris in euro’s en de wijze en tijdstip van uitbetaling ervan;
i. de arbeidsduur per dag, per week, per 4 weken of per maand;
j. de aanspraak op vakantiedagen en vakantiebijslag.
2. PROEFTIJD
a. Met inachtneming van artikel 7:652 van het Burgerlijk Wetboek geldt:
1. voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van 6 maanden of
korter, geen proeftijd;
2. voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd van meer dan 6
maanden maar korter dan 2 jaren, een proeftijd van 1 maand;
3. voor een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor ten minste 2 jaren
alsmede voor een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, een
proeftijd van 2 maanden.
b. In de proeftijd kan zowel de werkgever als de werknemer het dienstverband
beëindigen zonder dat een opzegtermijn in acht genomen hoeft te worden.
3. ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR BEPAALDE TIJD
a. Het begin en het einde van het dienstverband zijn bepaald. Dit moet blijken uit
de arbeidsovereenkomst. Het dienstverband voor bepaalde tijd eindigt op het
moment dat de overeengekomen tijd is verstreken (van rechtswege). Dit geldt
zonder dat voorafgaande opzegging vereist is.
b. Tussentijdse opzegging van het dienstverband voor bepaalde tijd is mogelijk
indien dit recht is opgenomen in de arbeidsovereenkomst. Voor het beëindigen
van het dienstverband gelden de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek.
c. De totale duur van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd dan wel
aansluitende arbeidsovereenkomsten bedraagt maximaal 36 maanden, waarbij
tussen de diverse arbeidsovereenkomsten tussenpozen van niet meer dan 6
maanden zijn gelegen.
d. Arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd kunnen maximaal 2 keer worden
verlengd (voortgezet) en eindigen dan telkens van rechtswege zonder dat
voorafgaande opzegging is vereist. Indien de arbeidsovereenkomst voor
bepaalde tijd, na 2 keer te zijn verlengd, wordt voortgezet, dan wordt deze 4 de
arbeidsovereenkomst geacht te zijn aangegaan voor onbepaalde tijd.
4. ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR ONBEPAALDE TIJD
Alleen de begindatum van het dienstverband staat vast. Voor het beëindigen van het
dienstverband dient artikel 13 van deze CAO in acht genomen te worden.
Artikel 13
BEËINDIGING ARBEIDSOVEREENKOMST
1. Ingeval van dringende redenen krachtens artikel 7:677 van het Burgerlijk Wetboek
alsmede tijdens de proeftijd kan het dienstverband onmiddellijk worden beëindigd.
2. Het dienstverband voor de werknemer voor onbepaalde tijd in dienst eindigt onder de
volgende voorwaarden:
a. door het overlijden van de werknemer;
b. door schriftelijke vastlegging van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst
met wederzijds goedvinden;
c. door schriftelijke opzegging onder opgave van de reden door de werkgever of de
werknemer, na het verlenen van een ontslagvergunning door het UWV, waarbij
de opzegtermijn zoals bedoeld in het lid 4 van dit artikel in acht wordt genomen;
d. door opzegging, na het verlenen van een ontslagvergunning door het UWV,
nadat de arbeidsongeschiktheid 2 jaren heeft geduurd;
e. op de eerste dag waarop het ouderdomspensioen van overheidswege (AOW)
ingaat, zonder dat daartoe opzegging vereist is;
f. door ontbinding van de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter.
3. AANZEGTERMIJN
a. De werkgever is verplicht minimaal 1 maand voor de afloop van een
arbeidsovereenkomst met een looptijd van 6 maanden of langer, de werknemer
schriftelijk te informeren of de arbeidsovereenkomst zal worden verlengd én
onder welke voorwaarden.
b. Bij niet-tijdige aanzegging is de werkgever een vergoeding verschuldigd. Deze
vergoeding wordt naar rato berekend met een maximum van 1 bruto
maandsalaris.
c. De werknemer dient deze vergoeding binnen 2 maanden na afloop van de
arbeidsovereenkomst bij de werkgever te claimen.
4. OPZEGTERMIJN
a. Bij een arbeidsovereenkomst korter dan 2 jaar bedraagt de door de werknemer
in acht te nemen opzegtermijn een 1 maand. Bij een arbeidsovereenkomst van 2
jaar of langer bedraagt de opzegtermijn 2 maanden.
b. Bij een arbeidsovereenkomst korten dan 2 jaar bedraagt de door de werkgever in
acht te nemen opzegtermijn 1 maand. Bij een arbeidsovereenkomst vanaf 2 jaar
of langer bedraagt de opzegtermijn 2 maanden.
5. OVERGANGSREGELING
a. De Wet flexibiliteit en zekerheid bevat een overgangsregeling voor werknemers
die op 1 januari 1999 45 jaar en ouder zijn en op dat moment al een langere
opzegtermijn hebben opgebouwd dan volgens de Wet flexibiliteit en zekerheid
voor hen zou gelden. Voor hen blijft de langere opzegtermijn gelden.
b. Ten aanzien van werknemers van 45 jaar en ouder dient de werkgever de
volgende opzegtermijn in acht te nemen:
1. 1 week voor elk vol jaar dat de dienstbetrekking na de meerderjarigheid
(18 jaar) heeft geduurd, tot ten hoogste 13 weken;
2. deze termijn wordt verlengd met 1 week voor elk vol jaar dat de
werknemer na het bereiken van de 45-jarige leeftijd bij de werkgever in
dienst is geweest. De duur van deze verlenging bedraagt maximaal 13 weken.
Artikel 14
VAKOPLEIDING
1. De vakopleiding Tandtechniek is een BBL-opleiding. BBL staat voor
BeroepsBegeleidende Leerweg, een combinatie van werken en leren in de praktijk. Dat
betekent veelal 4 dagen in de week werken in het tandtechnisch laboratorium en 1 dag
per week naar school. De vakopleiding Tandtechniek kan worden gevolgd bij het
Instituut Vakopleiding Tandtechniek aan de Dutch HealthTec Academy te Utrecht.
2. De opleidingsmogelijkheden zijn:
a. Tandtechnicus kroon- en brugwerk: 4 jaar;
b. Tandtechnicus prothese: 4 jaar;
c. Tandtechnicus kroon- en brugwerk/manager: 4 jaar;
d. Tandtechnicus prothese/manager: 4 jaar.
3. Om toegelaten te worden tot de vakopleiding, dient de leerling-werknemer, de
medewerker tandtechnicus dan wel de tandtechnicus een arbeidsovereenkomst met
de werkgever te hebben voor ten minste 20 uur per week.
4. De reiskostenvergoeding voor de leerling-werknemer aan de Dutch HealthTec
Academy wordt door de werkgever betaald.
a. De werkgever heeft de verplichting een reiskostenvergoeding te geven aan de
leerling-werknemer, als bedoeld in lid 2a tot en met 2d van dit artikel, ongeacht
of de werknemer op verzoek van de werkgever de vakopleiding volgt of niet, op
voorwaarde dat de leerling-werknemer een arbeidsovereenkomst heeft voor ten
minste 32 uur per week.
b. De vergoeding voor reiskosten, zover die daadwerkelijk en aantoonbaar gemaakt
zijn, wordt berekend op basis van tweede klas openbaar vervoer (trein, metro
en/of bus) van huis naar school en terug.
c. De reiskostenvergoeding wordt verminderd met een jaarlijks vast te stellen
forfait ter compensatie van 2 keer 15 km eigen bijdrage van de leerlingwerknemer.
d. Het forfait is voor 2019 vastgesteld op 7,40 euro per dag/retour (3,70 euro
enkele reisafstand).
Artikel 15
SCHOLINGSVERLOF
1. Scholing is een gemeenschappelijk belang van de werkgever en de werknemer. Over
een verzoek tot scholing en de periode waarin de scholing plaatsvindt, zal in onderling
overleg overeenstemming worden bereikt. Onder scholing wordt in dit verband
verstaan iedere vorm van externe of interne (vak)opleiding die genoten kan worden
ter verbreding of verdieping van de voor de functie benodigde vakkennis of ter
verbetering van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.
2. Aan werknemers wordt op verzoek scholingsverlof verleend indien aannemelijk wordt
gemaakt dat deze scholing nuttig dan wel noodzakelijk is voor het goed kunnen
(blijven) uitoefenen van de functie van de werknemer of ten behoeve van verbetering
van de positie van de werknemer op de arbeidsmarkt.
3. Het scholingsverlof kan door de werkgever met gewichtige redenen, geweigerd
worden, indien de bedrijfssituatie naar het oordeel van de werkgever het gevraagde
verlof niet toelaat. De werkgever maakt in dit geval een afspraak met de werknemer
wanneer het scholingsverlof wel kan plaatsvinden en draagt zorg voor het zo snel
mogelijk wel realiseren van de scholing, maar in beginsel uiterlijk binnen 1 jaar na het
verzoek daartoe.
4. De werknemer zal aan een verzoek van de werkgever om scholing te volgen
medewerking verlenen indien dit in het belang is van het bedrijf. Indien van de
werknemer scholing wordt verlangd anders dan hiervoor beschreven op uitdrukkelijk
verzoek van de werkgever en de scholing buiten werktijd plaatsvindt zal uitsluitend de
aan scholing besteedde tijd gecompenseerd worden door middel van tijd voor tijd.
Artikel 16
TERUGBETALING OPLEIDINGSKOSTEN BIJ EINDE ARBEIDSOVEREENKOMST
1. De werknemer, die bij een werkgever een vakopleiding volgt, of heeft gevolgd, als
genoemd in artikel 14, lid 2a tot en met 2d van deze CAO en tijdens de vakopleiding of
binnen 1 jaar na afronding van de vakopleiding zijn arbeidsovereenkomst zelf
beëindigt, is verplicht aan de werkgever naar rato van de totale bij deze werkgever
gevolgde opleidingsperiode een vergoeding te betalen van 1.200 euro per leerjaar bij
wijze van tegemoetkoming in betaalde dan wel gederfde begeleidingskosten. In
verband met het naar rato berekenen van de opleidingsperiode, wordt het
opleidingsjaar geacht aan te vangen op 1 augustus en te eindigen op 31 juli. Een
aangevangen maand dient als een volledige maand te worden beschouwd.
2. Het terug te betalen deel, is als volgt: bij einde dienstverband, vallend op een datum:
a. tijdens de vakopleiding: 100 procent;
b. binnen 1 jaar na afloop van de vakopleiding: 100 procent;
c. binnen 2 jaar na afloop van de vakopleiding: 75 procent;
d. binnen 3 jaar na afloop van de vakopleiding: 50 procent.
3. In afwijking van lid 1 van dit artikel kan de werkgever met de werknemer een aparte
overeenkomst sluiten met betrekking tot de terugbetaling van kosten, anders dan de
kosten genoemd in lid 1 van dit artikel, welke de werkgever ten behoeve van de
werknemer heeft gemaakt in verband met diens deelname aan een vakopleiding, als
genoemd in artikel 14, lid 2a tot en met 2d van deze CAO. Het betreft dan onder meer
boeken, lesgeld, examengeld, materialen en gereedschappen. De terugbetaling dient
schriftelijk te zijn geregeld. De periode van 1 jaar, genoemd in lid 1 van dit artikel kan
in deze aparte overeenkomst in het voordeel van de werknemer afwijken.
4. Indien de werknemer een andere (vak)opleiding dan genoemd in artikel 14, lid 2a tot
en met 2d van deze CAO op kosten van de werkgever gaat volgen kan de werkgever
met de werknemer een afzonderlijke overeenkomst sluiten. De terugbetaling dient
schriftelijk te zijn geregeld. De periode van 1 jaar, genoemd in lid 1 van dit artikel kan
in het voordeel van de werknemer afwijken.
5. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien de leerling-werknemer
de arbeidsovereenkomst is aangegaan met een bedrijf dat gedurende de
(vak)opleiding niet heeft voldaan aan de wettelijke criteria verbonden aan het
certificaat Erkend Leerbedrijf van het Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs
Bedrijfsleven.
6. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel is niet van toepassing indien een
arbeidsovereenkomst is aangegaan, waarbij de wekelijkse arbeidsduur zodanig is
aangepast dat daarbij de wekelijkse schooldag voor de vakopleiding tot tandtechnicus
niet is inbegrepen.
7. In afwijking van lid 1 van dit artikel is de werknemer ook verplicht tot betaling van de
in lid 1 van dit artikel genoemde vergoeding en de in lid 2 en 3 van dit artikel
genoemde terugbetaling, als de beëindiging van de arbeidsovereenkomst is gelegen in
een door de werknemer veroorzaakte dringende reden, als bedoeld in artikel 7:678
van het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 17
ARBEIDSDUUR, ARBEIDSTIJDEN EN PAUZEREGELING
1. De normale arbeidsduur bedraagt 40 uren per week verdeelt over de dagen maandag
tot en met vrijdag tussen 07.00 uur en 18.00 uur.
2. Voor de werknemer geldt een maximum arbeidsduur van maximaal 10 uur per dienst,
verdeeld over een normale wekelijkse arbeidsduur van gemiddeld 50 uur. Daarbij dient
in acht genomen te worden dat de arbeidsduur, gerekend over een referteperiode van
16 weken, niet meer bedraagt dan gemiddeld 45 uur per week.
3. Indien de werkgever met de werknemer schriftelijk is overeengekomen dat de
werknemer in de avonduren van 18.00 tot 22.00 uur of op zaterdag van 07.00 tot
18.00 uur werkzaam zal zijn én de wekelijkse arbeidsduur bedraagt niet meer dan 40
uur, is de werkgever geen toeslag als genoemd in artikel 24 van deze CAO
verschuldigd.
4. Het werk moet op de volgende wijze worden onderbroken:
a. bij een werkdag van meer dan 5,5 uur, maar minder dan 8 uur: ten minste een
half uur pauze;
b. bij een werkdag van 8 uur: ten minste 3/4 uur pauze;
c. bij een werkdag van meer dan 8 uur: ten minste 1 uur pauze;
d. pauzes van minder dan een kwartier worden tot de arbeidstijd gerekend.
Artikel 18
ARBEIDSDUURVERKORTING
1. De werkgever kan, in overleg met de OR of de PVT, kiezen uit de navolgende 3
mogelijkheden tot arbeidsduurverkorting of een combinatie daarvan:
a. arbeidsduurverkorting per week, zodat de arbeidsduur 38 uur per week
bedraagt;
b. roostervrije dagen, waarbij 12 hele of 24 halve roostervrije dagen op jaarbasis,
opgenomen kunnen worden, zodat de normale arbeidsduur van 40 uur verkort
wordt naar 38 uur per week;
c. een combinatie van sub a en b van dit lid.
2. Het is op jaarbasis mogelijk om van keuze te veranderen.
3. Onder een halve roostervrije dag wordt verstaan een halve arbeidsdag waarop volgens
rooster niet wordt gewerkt. Deze dagen worden niet in mindering op het salaris
gebracht.
4. Niet opgenomen hele of halve roostervrije dagen worden niet uitbetaald of
gecompenseerd.
Artikel 19
ZONDAGEN EN ALGEMEEN ERKENDE FEESTDAGEN
1. Op zondagen en algemeen erkende feestdagen wordt in beginsel geen arbeid verricht.
De werknemer heeft recht op vrijaf met behoud van salaris.
2. Tot de zondag en algemeen erkende feestdag behoren te worden meegerekend de
uren, liggende tussen 20.00 en 24.00 uur van de dag direct voorafgaand aan die
feestdag en tussen 0.00 en 7.00 uur van de dag direct volgend op die feestdag.
3. Op Goede Vrijdag, alsmede op de arbeidsdagen 5, 24 en 31 december wordt vanaf
16.00 uur niet gewerkt. De op deze arbeidsdagen niet gewerkte uren worden niet op
het salaris in mindering gebracht.
4. Tot algemeen erkende feestdagen worden gerekend:
ALGEMEEN ERKENDE FEESTDAGEN | 2021 | 2022 | 2023 |
NIEUWJAARSDAG | 1 JANUARI | 1 JANUARI | 1 JANUARI |
1e
PAASDAG |
4 APRIL | 17 APRIL | 9 APRIL |
2e
PAASDAG |
5 APRIL | 18 APRIL | 10 APRIL |
KONINGSDAG | 27 APRI | 27 APRIL | 27 APRIL |
NATIONALE BEVRIJDINGSDAG | |||
HEMELVAARTSDAG | 13 MEI | 26 MEI | 18 MEI |
1e
PINKSTERDAG |
23 MEI | 5 JUNI | 28 JUNI |
2e
PINKSTERDAG |
24 MEI | 6 JUNI | 1 JUNI |
1e
KERSTDAG |
25 DECEMBER | 25 DECEMBER | 25 DECEMBER |
2e
KERSTDAG |
26 DECEMBER | 26 DECEMBER | 26 DECEMBER |
Artikel 20
OVERWERK
1. Als overwerk wordt beschouwd in opdracht van de werkgever verricht werk boven de
wekelijkse of dagelijkse arbeidsduur, zoals bedoeld in artikel 17, lid 1 van de CAO.
2. Overwerk bij een deeltijd dienstverband.
a. Indien sprake is van een deeltijd dienstverband, is slechts sprake van overwerk
indien boven de contractueel overeengekomen uren meer uren worden gewerkt
dan de wekelijkse of dagelijkse voltijds arbeidsduur, dan wel indien het overwerk
uitsluitend buiten de normale voltijds arbeidstijden plaatsvindt.
b. Over de meerwerkuren van deeltijdwerkers, niet zijnde overuren, dient aan het
einde van ieder kalender jaar de vakantietoeslag uitbetaald te worden en de
vakantierechten te worden toegekend.
3. Overwerk zal tot uitzonderingen worden beperkt. Indien vanwege bedrijfsbelang naar
oordeel van de werkgever in redelijk overleg - en met inachtneming van de daarvoor
gestelde wettelijke voorschriften - overwerk noodzakelijk is, is de werknemer
gehouden overwerk te verrichten, mits hem daarvan als regel tenminste 24 uur van
tevoren mededeling is gedaan. Per half jaar zal het aantal overuren niet meer dan 75
uur per werknemer bedragen.
4. Er zal geen overwerk worden verricht tussen 22.00 en 7.00 uur. Aan de werknemer
jonger dan 18 jaar mag geen overwerk worden opgedragen.
5. Werknemers van 59 jaar en ouder kunnen niet worden verplicht tot het verrichten van
overwerk.
6. Met de flexurenregeling kan de werkgever pieken en dalen in het werkaanbod
opvangen:
a. de werkgever kan na overleg met de werknemer maximaal 36 uur per
kalenderjaar als verlof aanwijzen ter compensatie van de meerwerkuren;
b. de meerwerkuren hoeven nog niet te zijn opgebouwd wanneer het verlof dient
te worden opgenomen, maar kunnen ook later in het jaar worden opgebouwd;
c. indien de werkgever de werknemer niet verzoekt de meerwerkuren te maken,
kan de werkgever geen salaris van de werknemer terugvorderen;
d. indien aan het eind van het jaar de werknemer meer meerwerkuren heeft
gemaakt dan dat hij flexurenverlof heeft genoten, kan de werknemer ervoor
kiezen dat het saldo of als vrij opneembaar verlof wordt omgezet bij het saldo
voor het volgende jaar, of wordt uitbetaald in geld.
Artikel 21
FUNCTIEGROEPEN EN SALARISSCHALEN
1. Aan de hand van een onderzoek is een representatief aantal functies in de
tandtechniek beschreven en gewaardeerd door een methode van functievergelijking.
Dit heeft geresulteerd in een functiewaarderingsstelsel, dat ingevoerd is per 1 januari
1998 en gemoderniseerd in 2015. De bedoelde voorbeeldfuncties en de indeling
daarvan in functiegroepen zijn opgenomen in bijlage 1 bij deze CAO, welke bijlage
uitsluitend dient als korte samenvatting. De volledige omschrijvingen van de
voorbeeldfuncties zijn opgenomen in de FUWA Wegwijzer Tandtechniek (versie 2018),
die een integraal onderdeel van deze CAO uitmaakt.
2. Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal, bevattende de bruto salarissen per
volle kalendermaand. De functiejarenschaal geldt voor werknemers die de 22-jarige
leeftijd hebben bereikt. De salarisschalen zijn opgenomen in bijlage 2 bij deze CAO
(uitsluitend voor leden van BTT en of LBV op te vragen).
3. De werkgever bepaalt in welke functiegroep de functie van de werknemer wordt
ingedeeld. Dit gebeurt aan de hand van een vergelijking tussen de door de werknemer
uit te oefenen functie en de voorbeeldfuncties. Hierbij wordt het bepaalde in de FUWA
Wegwijzer Tandtechniek (versie 2015), waarin tevens de werking van het
functiewaarderingsstelsel nader is aangeduid, mede in aanmerking genomen.
4. Indien een vergelijking met de voorbeeldfuncties niet mogelijk is, wordt de functie
ingedeeld mede aan de hand van de rangorde van de functies in de onderneming.
5. Iedere wijziging van de functie waarin de werknemer is aangesteld, van de
functiegroep waarin zijn functie is ingedeeld en van zijn schaalsalaris, wordt schriftelijk
door de werkgever aan hem bevestigd.
Artikel 22
TOEPASSING VAN DE SALARISSCHALEN
1. De werknemer ontvangt bij indiensttreding het schaalsalaris bij 0 functiejaren van de
functiejarenschaal behorende bij de functiegroep waarin hij is ingedeeld. Indien een
werknemer echter in een functie elders zoveel bruikbare ervaring heeft verkregen dat
het op grond daarvan niet redelijk zou zijn hem op basis van 0 functiejaren te belonen,
kunnen hem - in overeenstemming met die ervaring - functiejaren worden toegekend.
2. Het schaalsalaris van de werknemer die ten minste 3 maanden in dienst is, wordt
totdat het maximum van de salarisschaal is bereikt, met inachtneming van sub a en b
van dit lid, op 1 januari van enig jaar verhoogd met een functiejaar:
a. bij onvoldoende functioneren, kan de werkgever na een gesprek met de
werknemer toekenning van een functiejaar uitstellen. Het gesprek dient
schriftelijk én het niet toekennen van een functiejaar gemotiveerd, aan de
werknemer te worden bevestigd;
b. de leerling-werknemer komt gedurende de vakopleiding Tandtechniek niet in
aanmerking voor toekenning van een functiejaar.
3. LEERTIJD
a. De leerling-werknemer kan gedurende de vakopleiding Tandtechniek maximaal 2
leerjaren worden ingedeeld in functiegroep 0.
b. De werknemer die zijn intrede voor het eerst in de Tandtechniek doet, kan
maximaal 1 jaar worden ingedeeld in functiegroep 0.
4. INDELING IN EEN ANDERE FUNCTIEGROEP
a. Indien een werknemer wordt ingedeeld in een hogere functiegroep, ontvangt hij
met ingang van de daarop volgende maand het schaalsalaris volgens die hogere
functiegroep op basis van het aantal functiejaren, dat bepaald wordt door het
schaalsalaris dat hij laatstelijk ontving in zijn vorige functiegroep, in te passen bij
het naast hogere schaalsalaris in de nieuwe functiegroep. Indien de hogere
indeling plaatsvindt in het laatste kwartaal van enig jaar dan komt de werknemer
op 1 januari van het daaropvolgende jaar niet in aanmerking van een functiejaar.
b. Indien een werknemer, door eigen toedoen wegens onbekwaamheid of op eigen
verzoek, anders dan op grond van medische redenen, wordt ingedeeld in een
lagere functiegroep, ontvangt hij met ingang van diezelfde maand het
schaalsalaris volgens die lagere functiegroep op basis van het aantal functiejaren,
dat bepaald wordt door het schaalsalaris dat hij laatstelijk ontving in zijn vorige
functiegroep, in te passen bij het naast lagere schaalsalaris in de nieuwe
functiegroep. Indien de lagere indeling plaatsvindt in het laatste kwartaal van
enig jaar dan komt de werknemer op 1 januari van het daaropvolgende jaar niet
in aanmerking van een functiejaar.
Artikel 23
SALARIS
1. De schaalsalarissen worden per 1 juli 2021 verhoogd met 2 procent.
2. De loonsverhoging per 1 juli 2022 wordt vóór of uiterlijk 1 april 2022 door partijen bij
deze CAO overeengekomen.
Artikel 24
TOESLAGEN
1. OVERWERKTOESLAG
Onder overwerk wordt verstaan het verrichten van arbeid op verzoek van de
werkgever boven de dagelijkse of wekelijkse arbeidsduur. Voor ieder gewerkt overuur
betaalt de werkgever een toeslag. De toeslag uitgedrukt in een percentage van het
uursalaris bedraagt:
a. voor werk verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 7.00 en 18.00 uur: 25
procent;
b. voor werk verricht op maandag tot en met vrijdag tussen 18.00 en 22.00 uur: 50
procent;
c. voor werk verricht op zaterdag tussen 7.00 en 20.00 uur, alsmede op de
arbeidsdag, direct voorafgaande aan Hemelvaartsdag en, één keer in de 5 jaar,
direct voorafgaande aan de Bevrijdingsdag, tussen 18.00 en 20.00 uur: 100
procent.
d. Indien de werknemer daaraan de voorkeur geeft, kan in overleg de toeslag voor
overwerk, in vrije tijd worden uitgekeerd. Dit betreft zowel de overwerkuren als
het aantal uren dat overeenkomt met de van toepassing zijnde toeslag.
De hier bedoelde vrije tijd dient binnen 12 maanden nadat het overwerk is verricht,
beschikbaar te worden gesteld en te worden opgenomen.
2. PRESTATIETOESLAG
a. Indien de prestaties van een werknemer naar het oordeel van de werkgever
duurzaam boven het gemiddelde liggen en dit via een objectieve beoordeling kan
worden vastgesteld, kan aan hem een prestatietoeslag worden toegekend.
b. De prestatietoeslag bedraagt maximaal 10 procent van het schaalsalaris.
c. De werkgever stelt 1 keer per jaar het percentage van de prestatietoeslag per
werknemer vast na overleg met de desbetreffende groepsleider of chef.
3. TOESLAG VOOR BEZWARENDE OMSTANDIGHEDEN
a. Indien de werknemer werkzaamheden verricht onder omstandigheden die naar
het oordeel van de werkgever extra bezwarend zijn, wordt aan hem een toeslag
toegekend.
b. Deze toeslag bedraagt maximaal 4 procent van het schaalsalaris.
c. De werkgever kent de toeslag toe na overleg met de werknemer.
4. WAARNEMINGSTOESLAG
a. De werknemer die tijdelijk een volledige functie waarneemt die in een hogere
functiegroep is ingedeeld dan de functiegroep waarin zijn eigen functie is
ingedeeld, ontvangt gedurende de gehele periode van waarneming een toeslag
op zijn salaris.
b. De werknemer die tijdelijk een volledige functie waarneemt die in een hogere
functiegroep is ingedeeld dan de functiegroep waarin zijn eigen functie is
ingedeeld, ontvangt wanneer deze waarneming vier weken aaneengesloten en
maximaal 2 maanden plaatsvindt, een toeslag op zijn salaris.
5. DIPLOMA-TOESLAG
a. De diploma-toeslag bedraagt maximaal 10 procent van het schaalsalaris.
b. Aan de werknemer die in enig kalenderjaar 1 of meer van de volgende diploma’s
of getuigschriften behaalt wordt gedurende 2 jaar een toeslag per maand
toegekend, zonder dat daarmee het maximum uit lid a van dit artikel wordt
overschreden, is het volgende van toepassing:
1. IVT-getuigschrift (keuze)vak orthodontie: 32 euro;
2. IVT-diploma Tandtechnicus kroon- en brugwerk: 63 euro;
3. IVT-diploma Tandtechnicus prothese: 63 euro;
4. IVT-diploma Tandtechnicus kroon- en brugwerk: 63 euro;
5. IVT-diploma Tandtechnicus prothese: 63 euro.
6. SCHRIFTELIJKE BEVESTIGING
Het toekennen van een toeslag, de omvang ervan en iedere wijziging daarvan wordt
door de werkgever schriftelijk aan de werknemer bevestigd.
Artikel 25
SALARISSECIFICATIE
1. Op verzoek van de werknemer wordt door de werkgever een salarisspecificatie
verstrekt. Voordat aanvang van de indiensttreding zal de werkgever bij de werknemer
informeren op welke wijze: hetzij in persoon, hetzij per post of digitaal.
2. De salarisspecificatie bevat ten minste de volgende bestanddelen: het feitelijke salaris,
suppleties, kostenvergoedingen, toeslagen en wettelijke inhoudingen zowel in
percentages als in euro’s, het per maand netto uitbetaalde bedrag, de cumulatieve
bedragen, de functiecategorie en het functieniveau alsmede het saldo vakantiedagen.
Artikel 26
UITBETALING VAN HET SALARIS
De uitbetaling van het salaris geschiedt uiterlijk 3 dagen voor het einde van elke
kalendermaand. De uitbetaling gaat vergezeld van een salarisspecificatie.
Artikel 27
VAKANTIETOESLAG
1. De vakantietoeslag bedraagt 8 procent van het vast overeengekomen bruto salaris per
kalenderjaar, met inbegrip van eventuele toeslagen als bedoeld in artikel 24 van deze
CAO. Uitbetaling van de vakantietoeslag vindt plaats in de maand mei van ieder
kalenderjaar.
2. De vakantietoeslag wordt berekend over twaalf maal het maandsalaris van de maand
mei inclusief de eventueel ontvangen persoonlijke toeslag als bedoeld in artikel 17. De
werkgever heeft de mogelijkheid werknemers de keuze te bieden de vakantietoeslag
naar rato maandelijks te betalen, anders wordt de vakantietoeslag uitbetaald in mei.
De vakantietoeslag wordt betaald over het kalenderjaar. Indien sprake is van een
kleiner aantal gewerkte maanden in een kalenderjaar, wordt de vakantietoeslag naar
rato van de gewerkte periode uitgekeerd.
3. Indien na de uitbetaling van de vakantietoeslag het aantal arbeidsuren stijgt, wordt de
vakantietoeslag naar rato verhoogd; deze verhoging wordt uitbetaald bij de
eerstvolgende salarisbetaling. Indien na de uitbetaling van de vakantietoeslag het
aantal arbeidsuren daalt, wordt de vakantietoeslag naar rato verlaagd; deze verlaging
wordt gedurende de resterende maanden van het kalenderjaar maandelijks verrekend
met de salarisbetaling.
4. Indien de uitbetaling van de vakantietoeslag samenvalt met de proeftijd, wordt de
vakantietoeslag uitbetaald in de eerste maand volgend op het einde van de proeftijd.
5. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt in het lopende kalenderjaar, wordt de
vakantietoeslag in mei naar rato van de overeengekomen duur van de
arbeidsovereenkomst uitbetaald.
6. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt vóór 1 mei, dan wordt de vakantietoeslag
uitbetaald bij uitdiensttreding.
7. Indien de arbeidsovereenkomst eindigt ná 31 mei, terwijl dat bij de werkgever op dat
moment onbekend was, wordt de vakantietoeslag naar rato verlaagd; deze verlaging
wordt verrekend met de laatste salarisbetaling.
8. Indien voor werknemers van 21 jaar en ouder de vakantietoeslag over het gehele
kalenderjaar berekend minder dan € 1.145 euro bedraagt, zal deze tot dit bedrag
worden aangevuld.
a. Voor werknemers met een parttime dienstverband geldt een minimumaanspraak
op de vakantietoeslag naar rato.
b. Bij berekening van de vakantietoeslag over een deel van het kalenderjaar zal de
aanvulling naar rato plaatsvinden.
c. Werknemers beneden de 21-jarige leeftijd ontvangen deze minimum
vakantietoeslag naar rato, vastgesteld aan de hand van de navolgende
afbouwpercentages:
▪ 16 jaar 34,50 procent;
▪ 17 jaar 39,50 procent;
▪ 18 jaar 47,50 procent;
▪ 19 jaar 55 procent;
▪ 20 jaar 70 procent;
▪ 21 jaar 85 procent;
▪ 22 jaar 100 procent.
9. De aanspraak op vakantietoeslag vervalt na verloop van 5 jaren ná het tijdstip waarop
de uitbetaling plaats had moeten vinden.
Artikel 28
VAKANTIEDAGEN
1. Het vakantiejaar is gelijk aan het kalenderjaar (hierna verder te noemen: jaar). De
werknemer, die bij aanvang van het jaar in volledige dienst is, heeft ieder jaar recht op
25 vakantiedagen.
2. De waarde van een vakantiedag bedraagt:
a. bij een 40-urige werkweek: 8 uren;
b. bij een 38-urige werkweek: 7,6 uren.
3. Het aantal vakantie-uren wordt naar boven afgerond op hele uren. Indien bij een 38-
urige werkweek sprake is van werkdagen van verschillende arbeidsduur, wordt iedere
opgenomen vakantiedag teruggeboekt op het tegoed van de werknemer voor het
aantal uren dat op die dag feitelijk gewerkt zou zijn als geen vakantiedag opgenomen
zou zijn.
4. Het aantal van de in lid 1 van dit artikel genoemde vakantiedagen worden verhoogd
met een dag voor iedere periode dat de arbeidsovereenkomst 5 jaar onafgebroken bij
dezelfde werkgever heeft geduurd. De extra vakantiedag wordt toegekend indien de
medewerker bij toekenning van de vakantiedagen op 1 januari meer dan 5 jaar (of een
veelvoud daarvan) in dienst is bij dezelfde werkgever.
5. Voor werknemers geboren ná 31 december 1951 bedraagt het maximum: 3 extra
vakantiedagen.
6. De werknemer, die slechts een deel van het kalenderjaar in dienst van de werkgever is
(geweest), heeft recht op een evenredig deel van de in de voorgaande leden
genoemde vakantiedagen, met inachtneming van het in lid 3 van dit artikel bepaalde.
7. Voor de berekening van het aantal vakantiedagen wordt een werknemer die na of op
de 15e van enige maand in dienst treedt dan wel de dienst verlaat, geacht op de eerste
van de navolgende maand in dienst te zijn getreden dan wel de dienst te hebben
verlaten. In afwijking hiervan zal indien de arbeidsovereenkomst korter dan 1 maand
heeft geduurd, de werknemer naar rato vakantiedagen opbouwen.
8. Van de vakantiedagen zullen ten minste 15 aaneengesloten worden opgenomen. Op
verzoek van de werknemer kan in overleg met de werkgever hiervan worden
afgeweken.
9. HET VASTSTELLEN EN OPNEMEN VAN VAKANTIEDAGEN:
a. Onder voorbehoud van instemming door de OR of de PVT, heeft de werkgever
het recht bij de aanvang van het vakantiejaar ten hoogste 4 al dan niet
aaneengesloten vakantiedagen als collectieve vakantiedagen aan te wijzen en
vast te stellen.
b. De overblijvende vakantiedagen zullen door de werkgever worden toegekend,
indien de aanvraag daartoe tenminste 3 dagen voor de betreffende vakantiedag
is ingediend, tenzij het bedrijfsbelang zich duidelijk hiertegen verzet.
10. GEEN VAKANTIEDAGEN GEDURENDE ONDERBREKING DER WERKZAAMHEDEN:
a. De werknemer bouwt geen vakantiedagen op over de dagen, welke de
werknemer wegens het niet verrichten van zijn werkzaamheden geen aanspraak
op salaris heeft.
b. De werknemer die op 1 mei van het kalenderjaar de leeftijd van 18 jaar nog niet
heeft bereikt, heeft ook vakantiedagen over de tijd welke hij besteedt aan het
volgen van een vakopleiding, waartoe de werkgever hem krachtens de wet of
krachtens deze CAO in de gelegenheid dient te stellen.
11. Indien vakantiedagen van de werknemer samenvallen met vakantiedagen waarop de
werknemer anderszins aanspraak kan maken op salaris, worden deze vakantiedagen
teruggeboekt op het tegoed van de werknemer.
12. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid heeft de werknemer vakantiedagen alsof hij
volledig arbeidsgeschikt is. Evenzo worden vakantiedagen van de werknemer
afgeboekt alsof hij volledig arbeidsgeschikt is. Dit geldt zolang de gedeeltelijke
arbeidsongeschiktheid zich voordoet.
13. Bij het beëindigen van de arbeidsovereenkomst zal de werknemer alsnog in de
gelegenheid worden gesteld de door hem nog niet genoten vakantiedagen, waarop hij
krachtens het in de vorige leden bepaalde recht heeft, te genieten of zullen deze
vakantiedagen worden uitbetaald. De werkgever mag de vakantiedagen, die de
werknemer te veel heeft genoten, verrekenen met het laatste salaris.
Artikel 29
BUITENGEWOON VERLOF (met behoud van salaris)
1. Met de in dit artikel genoemde echtgeno(o)te wordt gelijkgesteld de levenspartner en
de relatiepartner. Onder de levenspartner wordt verstaan: een ongehuwde persoon
met wie de ongehuwde werknemer aantoonbaar een duurzame huishouding voert. Dit
dient te worden aangetoond middels een bewijs van inschrijving uit het
bevolkingsregister. Onder de relatiepartner wordt verstaan: een alleenstaand
ongehuwde persoon met wie de alleenstaande ongehuwde werknemer een vorm van
een naaste relatie heeft waarvoor geen samenwoningeis geldt.
De relatiepartner dient in Nederland woonachtig te zijn. Hiervan dient een schriftelijke
mededeling aan de werkgever te zijn gedaan.
2. In de volgende gevallen wordt, over de binnen voor de werknemer geldende
werkweek vallende werkdagen, buitengewoon verlof met behoud van het vast
overeengekomen brutosalaris verleend gedurende:
a. het afleggen van school- en vakexamens ter verkrijging van een erkend diploma,
indien dit in het belang van de onderneming is, te bepalen door de werkgever;
b. bij bezoek aan huisarts, tandarts en specialist in overleg met de werkgever, met
een maximum van 2 uren per bezoek;
1 DAG
c. bij ondertrouw van de werknemer;
d. bij het huwelijk van één van de (stief)ouders, schoon- en grootouders, kinderen,
pleeg- stief- en kleinkinderen, broers of zusters;
e. bij het 25- 40- 50- 60- en 70-jarig huwelijk van de werknemer, (stief)ouders,
schoonouders, grootouders, schoongrootouders, kinderen of pleeg- stief- en
kleinkinderen;
f. bij het overlijden van één van de grootouders, schoongrootouders, broers,
zusters, zwagers, schoonzusters, schoonzoons of schoondochters;
g. bij verhuizing in verband met het werk (maximaal 1 keer per 2 jaar);
h. bij het 25 en 40-jarig dienstjubileum;
2 DAGEN
i. bij adoptie en pleegzorg;
j. bij het huwelijk of het geregistreerd partnerschap van de werknemer;
4 DAGEN
k. bij het overlijden van de echtgeno(o)t(e), levenspartner, relatiepartner, één van
de kinderen, of één van de pleeg- stief- en kleinkinderen;
l. bij het overlijden van één der (stief)ouders of schoonouders.
Artikel 30
CALAMITEITENVERLOF (met behoud van salaris)
1. De werknemer heeft recht op calamiteitenverlof met behoud van salaris gedurende
een korte naar billijkheid te berekenen tijd met een maximum van 1 dag.
2. Onder een calamiteit wordt onder andere verstaan:
a. een onverwachte situatie in de persoonlijke sfeer, de verzorging van één of
meerdere gezinsleden door de werknemer, de bevalling van de echtgenote en de
begrafenis van huisgenoten en bloed- en aanverwanten in de rechte lijn en de 2e
graad van de zijlijn;
b. een door wet of overheid zonder vergoeding opgelegde verplichting, waarvan de
vervulling niet in vrije tijd kon plaatsvinden;
c. de uitvoering van het actief kiesrecht, waarvan de vervulling niet in vrije tijd kon
plaatsvinden;
d. het ziekenhuisbezoek door de werknemer;
e. noodzakelijke begeleiding van naasten bij medische zorg.
3. Bij spoedeisende zaken zal de werkgever in overleg met de werknemer naar een snelle
oplossing zoeken, waarbij de duur van deze oplossing voldoende zal zijn om een eerste
opvang te treffen en voorbereidingen te nemen voor een nog duurzamere oplossing.
Artikel 31
KORTDUREND ZORGVERLOF (met behoud van salaris)
1. In afwijking van de Wet arbeid en zorg, heeft de werknemer in ieder kalenderjaar
gedurende 7 dagen recht op kortdurend zorgverlof, met behoud van salaris, in verband
met de ziekte of hulpbehoevendheid van de (relatie)partner, (stief) ouders, schoon en
grootouders, kinderen, pleeg- stief- en kleinkinderen, broers en zusters.
2. De werknemer meldt schriftelijk en met redenen omkleed aan de werkgever de
aanvangsdatum, de omvang, de wijze van opneming en de vermoedelijke duur van het
kortdurend zorgverlof.
3. De werkgever kan achteraf van de werknemer verlangen dat hij aannemelijk maakt dat
hij vanwege noodzakelijk verzorging zijn werkzaamheden niet kon verrichten.
4. Indien het kortdurend zorgverlof langer duurt dan 7 dagen, dan kan de werkgever in
overleg én met instemming van de werknemer de bovenwettelijke vakantiedagen
aanmerken als extra verlofdagen.
Artikel 32
LANGDUREND ZORGVERLOF (zonder behoud van salaris)
1. De werknemer heeft in ieder kalenderjaar recht op langdurend zorgverlof in verband
met de noodzakelijke zorg ingeval van een ziekte en hulpbehoevendheid van een
(relatie)partner, (stief)ouders, schoon- en grootouders, kinderen, pleeg- stief- en
kleinkinderen, broers en zusters. Dit recht biedt de werknemer, verdeeld over een
periode van 12 aaneengesloten weken, een onbetaald verlof van maximaal 6 keer het
aantal arbeidsuren per week, zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst, op
jaarbasis.
2. Bij een parttime dienstverband heeft een werknemer naar rato recht op dit
langdurend zorgverlof.
3. Na overleg en instemming van de werkgever kan het langdurend zorgverlof over een
langere of kortere periode worden opgenomen, variërend van minimaal 6 weken
voltijdsverlof en maximaal 18 weken verlof voor een 3
e deel van de wekelijkse
arbeidsuren.
Artikel 33
ZWANGERSCHAPS- & BEVALLINGSVERLOF (met behoud van salaris)
1. Het wettelijke zwangerschaps- en bevallingsverlof bedraagt minimaal 16 weken. De
werkneemster heeft met behoud van salaris recht op zwangerschapsverlof gedurende
maximaal 6 weken en minimaal 4 weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum en
recht op bevallingsverlof tot en met 10 dan wel 12 weken ná de bevallingsdatum.
2. De werkneemster heeft bij de geboorte van een meerling recht op 4 weken extra
bevallingsverlof.
3. Het bevallingsverlof wordt indien het kind langdurig in het ziekenhuis moet worden
opgenomen uitgebreid met 10 weken extra bevallingsverlof.
4. Het bevallingsverlof kan vanaf de 6e week na de bevalling in deeltijd worden
opgenomen over een periode van maximaal 30 weken.
5. Uiterlijk 2 maanden voordat de werkneemster dit zwangerschaps- en bevallingsverlof
wenst op te nemen, dient de werkneemster dat, door middel van een schrijven van de
verloskundige met daarin opgenomen de vermoedelijke bevallingsdatum, aan de
werkgever kenbaar te maken.
6. De werkgever dient uiterlijk 2 weken voor de aanvang van het zwangerschaps- en
bevallingsverlof de uitkering bij het UWV aan te vragen. Deze uitkering wordt met
inachtneming van lid 1 van dit artikel uitgekeerd aan de werkgever.
Artikel 34
OUDERSCHAPSVERLOF (zonder behoud van salaris)
1. De werknemer heeft, gerekend per kind, tot de 8-jarige leeftijd, recht op
ouderschapsverlof. Dit recht biedt de werknemer ouderschapsverlof van 26 keer het
aantal arbeidsuren per week, zoals overeengekomen in de arbeidsovereenkomst. De
werknemer mag na overleg met de werkgever zelf bepalen hoe en wanneer hij het
ouderschapsverlof opneemt.
2. De werknemer heeft bij de geboorte van zijn kind recht op 3 dagen ouderschapsverlof.
3. De werknemer dient minimaal 2 maanden van tevoren het ouderschapsverlof
schriftelijk bij werkgever aan te vragen. Over een beslissing op de aanvraag behoort de
werknemer, uiterlijk een 1 maand vóór de aanvangsdatum van het ouderschapsverlof,
schriftelijk door de werkgever te worden geïnformeerd.
4. Het afwijzen van de in de aanvraag genoemde voorkeur van de werknemer kan slechts,
vanwege zwaarwichtige bedrijfsbelangen.
5. Tijdens het ouderschapsverlof worden geen vakantiedagen opgebouwd.
Artikel 35
ADOPTIE- EN PLEEGZORGVERLOF (met behoud van salaris)
1. De werknemer heeft recht op maximaal 6 weken adoptie- en pleegzorgverlof met
behoud van salaris. Het verlof moet binnen een periode van 26 weken worden
opgenomen. Deze periode vangt aan twee 2 weken vóór de datum van adoptie of
pleegzorg.
2. Indien tegelijkertijd 2 of meer kinderen worden geadopteerd, geldt het recht op
adoptie- en pleegzorgverlof slechts éénmalig.
3. De werknemer dient uiterlijk 3 weken van tevoren het adoptie- of pleegzorgverlof bij
de werkgever te melden, onder vermelding van de ingangsdatum en de duur.
4. De werknemer dient aan de werkgever een document te overhandigen, waaruit de
aanvangsdatum van de adoptie of de pleegzorg blijkt.
5. De werkgever dient uiterlijk 2 weken voor de aanvang van het adoptie-en
pleegzorgverlof de uitkering bij het UWV aan te vragen. Deze uitkering wordt met
inachtneming van lid 1 van dit artikel uitgekeerd aan de werkgever.
Artikel 36
GEBOORTEVERLOF (met behoud van salaris)
1. De werknemer van wie de partner is bevallen heeft recht op 5 dagen geboorteverlof
met behoud van salaris.
2. De werknemer dient deze dagen aansluitend aan het bevallingsverlof als bedoeld in
artikel 33 van deze CAO maar uiterlijk binnen 4 weken na de bevalling op te nemen.
Artikel 37
AANVULLENDE GEBOORTEVERLOF (met behoud van salaris)
1. Met ingang van 1 juli 2020 heeft de werknemer van wie de partner is bevallen recht op
aanvullend geboorteverlof gedurende 5 keer de arbeidsduur per week met behoud
van salaris. Het aanvullend geboorteverlof dient binnen 6 maanden gerekend vanaf de
dag van de bevalling opgenomen te worden.
2. Het aanvullend geboorteverlof wordt naar de wens van de werknemer vastgesteld. De
werknemer dient die wens uiterlijk 1 maand vóór de ingangsdatum van het aanvullend
geboorteverlof bij de werkgever kenbaar te maken. De werkgever kan uitsluitend
vanwege zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang het aanvullend geboorteverlof in
overleg met de werknemer anders inroosteren.
3. De werknemer heeft krachtens de Wet invoering extra geboorteverlof recht op een
uitkering. De werkgever dient uiterlijk 2 weken vóór de ingangsdatum van het
aanvullend geboorteverlof de uitkering bij het UWV aan te vragen. Deze uitkering
vervalt met inachtneming van lid 1 van dit artikel aan de werkgever.
Artikel 38
ONBETAALD VERLOF (zonder behoud van salaris)
De mogelijkheid tot het verstrekken van onbetaald verlof is bespreekbaar onder de volgende
voorwaarden:
1. de werkgever dient te allen tijde de vrijheid te behouden de aanvraag al dan niet te
honoreren;
2. alle financiële en verzekeringstechnische gevolgen van een onbetaald verlof zijn voor
rekening van de werknemer;
3. gedurende het onbetaald verlof mag de werknemer geen betaalde arbeid verrichten,
met uitzondering van publieke functies.
Artikel 39
ORGANISATIEVERLOF (met behoud van salaris)
1. Aan een werknemer die ambassadeur is van LBV, zal vrijaf (organisatieverlof), met
behoud van salaris, worden gegeven voor het deelnemen aan vakbondsvergaderingen.
2. Een ambassadeur is een werknemer die constructief en inhoudelijk meedenkt met LBV
over het in deze CAO overeengekomen pakket salaris- en
arbeidsvoorwaardenregelingen.
3. Daarnaast onderhoudt de ambassadeur namens LBV de contacten met de leden
binnen de onderneming waarin hij werkzaam is en is vanuit die optiek tevens het
aanspreekpunt voor werknemers binnen die onderneming.
4. Per ambassadeur kunnen, indien de werkzaamheden dit naar het oordeel van de
werkgever toelaten, ten hoogste 5 dagen organisatieverlof per kalenderjaar worden
opgenomen.
5. Ambassadeurs die in aanmerking komen voor organisatieverlof, worden door LBV aan
het adres van de betrokken werkgever schriftelijk kenbaar gemaakt. Voor elke
vakbondsvergadering dient de ambassadeur een daartoe bedoelde uitnodiging aan de
werkgever te overhandigen.
6. Voor het bijwonen van vakbondsvergaderingen, kunnen werknemers die lid zijn van
LBV, indien de werkzaamheden dit naar het oordeel van de werkgever toelaten, met
een maximum van 2 halve dagen per jaar vrijaf gegeven worden. Voor elke
vakbondsvergadering dient het lid een daartoe bedoelde uitnodiging aan de werkgever
te overhandigen.
Artikel 40
UITKERING BIJ ZIEKTE
1. De werknemer die door ziekte (of ongeval) niet in staat is de bedongen arbeid te
verrichten, dient er zorg voor te dragen, dat dit ruim voor aanvang van zijn dienst
wordt gemeld aan de werkgever, tenzij dit door bijzondere omstandigheden
onmogelijk is.
2. De werknemer die door ziekte (of ongeval) niet in staat is de bedongen arbeid te
verrichten, dient zich voor wat betreft de melding aan de werkgever alsmede de
controle- en de re-integratievoorschriften, te houden aan de binnen de onderneming
geldende regels van de arbodienst.
3. De werknemer die door ziekte (of ongeval) niet in staat is de bedongen arbeid te
verrichten, is verplicht zich te onderwerpen aan de medische- en lekencontrole die
krachtens de sociale verzekeringswetten worden bepaald en/of uitgeoefend.
4. In geval van ziekte heeft de werknemer onder aftrek van wachtdagen recht op een
doorbetaling van het brutosalaris gedurende:
a. de 1e periode van 26 weken: 100 procent;
b. de 2e periode van 6 maanden (27e
tot en met de 52e week): 90 procent, met
inachtneming van het wettelijk minimumloon;
c. de 3e periode van 6 maanden (53e
tot en met de 78e week): 80 procent;
d. de 4e periode van 6 maanden (79e
tot en met de 104e week): 70 procent.
5. Indien de werknemer bij ziekte de arbodienst dient te bezoeken en daarvoor
reiskosten maakt, worden deze reiskosten volledig door de werkgever vergoed.
6. De werknemer die het werk gedeeltelijk dan wel op therapeutische basis hervat heeft
gedurende een periode van maximaal 104 weken over de gewerkte uren recht op 100
procent van het brutosalaris.
7. De werknemer waarvan is vastgesteld dat die geen kans heeft op geheel of gedeeltelijk
herstel heeft vanaf de eerste ziektedag gedurende een periode van maximaal 104
weken recht op 100 procent van het brutosalaris.
8. Bij de 1e en 2e
ziekmelding in hetzelfde kalenderjaar zullen geen wachtdagen in
rekening worden gebracht. Vanaf de 3e
ziekmelding in hetzelfde kalenderjaar heeft de
werkgever het recht voor elke ziekmelding 1 wachtdag in rekening te brengen met een
maximum van 6 wachtdagen.
9. Wordt de werknemer binnen 4 weken nadat hij ziek is geweest weer ziek, dan geldt de
gehele periode als een 1 ziekmelding en mag geen wachtdag in rekening worden
gebracht, tenzij het verzuim redelijkerwijs niet geacht kan worden voort te vloeien uit
dezelfde oorzaak.
10. Indien het verzuimpatroon voor de werkgever aanleiding geeft tot vermoedens van
gebruik of misbruik dan heeft de werkgever nadat uitdrukkelijk is vastgesteld dat er
sprake is van onterecht gebruik of misbruik het recht de uitkering bij ziekte te verlagen
tot 70 procent van het brutosalaris. Indien de werkgever van zijn recht gebruik maakt
dan dient hij zijn gemotiveerde beslissing schriftelijk aan de werknemer kenbaar te
maken.
Artikel 41
UITKERING BIJ OVERLIJDEN
1. Bij het overlijden van de werknemer ontvangen de in artikel 7:674, lid 3 van het
Burgerlijk Wetboek genoemde nagelaten betrekkingen over de periode vanaf de dag
na het overlijden tot en met 2 maanden na de maand van het overlijden een uitkering
van de werkgever ten bedrage van het salaris dat de werknemer laatstelijk rechtens
toekwam.
2. De uitkering als bedoeld in lid 1 van dit artikel kan worden verminderd met het bedrag
van de uitkering dat in verband met het overlijden van de werknemer toekomt aan de
nagelaten betrekkingen krachtens een wettelijk voorgeschreven ziekte of
arbeidsongeschiktheidsverzekering of Toeslagenwet.
Artikel 42
PENSIOENFONDS
1. Voor de werknemer die voldoet aan de voorwaarden voor deelneming in de Stichting
Pensioenfonds voor de Tandtechniek, geldt een (pre- en vroeg)pensioenvoorziening
overeenkomstig de statuten en het pensioenreglement van genoemd pensioenfonds.
2. De Stichting Pensioenfonds Tandtechniek is op 1 oktober 2018 overgegaan in het
Pensioenfonds Zorg & Welzijn (kortweg: PFZW).
3. De gezamenlijke OP-premie en de AP-premie tot 27 procent wordt voor 2/3 door de
werkgever afgedragen en 1/3 kan de werkgever inhouden op het loon van werknemer.
Te betalen premie’s boven 27 procent worden volgens de 50/50 regeling afgedragen.
Artikel 43
PERSONEELSVERTEGENWOORDIGING
1. Een werkgever die tussen de 10 en 50 werknemers in dienst heeft, is verplicht een PVT
in te stellen.
2. De PVT stelt zich ten doel in alle ondernemingsaangelegenheden, voor zover deze niet
door de werknemersorganisaties plegen te worden geregeld, de materiële en
immateriële belangen van de werknemer te bevorderen, zulks met inachtneming van
de belangen van de onderneming, alsmede de veiligheid, gezondheid en welzijn van de
werknemers en van de werkplek te bevorderen.
3. De werknemersorganisaties hebben het recht namens de bij haar aangesloten leden,
die in dienst zijn van de werkgever, voor de verkiezing van de PVT kandidaten te
stellen. Een gelijk recht komt toe aan de werknemers, die geen lid zijn van één van
deze werknemersorganisaties.
4. De verkiesbaarheid en de kiesbevoegdheid behoeven niet te worden toegekend aan de
werknemer, die niet gedurende het jaar aan de verkiezing voorafgaande,
onafgebroken bij de betrokken werkgever in dienst is geweest.
5. De PVT regelt, in overleg met de werkgever, haar samenstelling, taak en werkwijze.
6. Bij de werkgever die minder dan 10 kiesgerechtigde werknemers in dienst heeft,
kunnen in overleg met de werknemers 2 of meer van hen als PVT worden aangewezen.
7. Indien in een onderneming geen PVT bestaat, zal, indien in deze CAO overleg tussen de
werkgever en zijn werknemers wordt voorgeschreven, dit overleg dienen plaats te
hebben met alle werknemers die in de onderneming werkzaam zijn.
8. De bepalingen van dit artikel gelden niet voor een onderneming vanaf 50 werknemers,
waarin een ondernemingsraad bestaat. Voor dat geval zal, indien in deze CAO overleg
tussen de werkgever en de PVT wordt voorgeschreven, dit overleg gevoerd worden
met de OR.
Artikel 44
WERKGELEGENHEID
In de bedrijven zal in overleg met de OR of de PVT nagegaan worden in hoeverre
gehandicapte werknemers bij het bedrijf ingeschakeld kunnen worden. Daarbij zal worden
overlegd welke voorzieningen betreffende de inrichting van de arbeidsplaats zullen worden
getroffen.
Protocol 1
OUDERENBELEID
1. Door het verhogen van de AOW-gerechtigde leeftijd dienen werknemers langer door
te werken. Het betreft werknemers met veel kennis van zaken die soms minder
belastbaar zijn en graag gefaseerd de stap willen zetten naar hun pensionering. Het is
in het belang van deze werknemers om een instrument aan te bieden zodat zij langer,
vitaal en met plezier aan het werk kunnen blijven.
2. Partijen bij deze CAO zullen zich gedurende de looptijd van deze CAO zich maximaal
inspannen om een ouderenbeleid te realiseren waardoor het mogelijk wordt 80
procent te werken tegen 90 procent salaris en 100 procent pensioenopbouw.
Protocol 2
COLLECTIEVE PROTOCOL ONGEWENST GEDRAG
Werkgevers dienen hun werknemers (inclusief stagiaires, leerlingen) aan te melden bij het
werkgeversportaal van de Stichting Sociaal Fonds BTT en daardoor automatisch aangemeld
zijn bij het Collectieve Protocol Ongewenst Gedrag. De regeling bevat:
1. een definitie van ongewenst gedrag en de vormen waarin dat kan voorkomen;
2. een beleid gericht op het voorkomen van ongewenst gedrag;
3. een klachtenregeling alsmede een klachteninstantie;
4. een onafhankelijk vertrouwenspersoon.
BIJLAGE 1
VOORBEELDFUNCTIES EN FUNCTIEGROEPEN
1. De functie van de werknemer wordt ingedeeld in een van de functiegroepen 0 en A tot
en met H aan de hand van een vergelijking tussen de door hem uit te oefenen functie
en de hieronder opgenomen lijst van voorbeeldfuncties. In deze lijst zijn onder ‘doel
functie’ de voorbeeldfuncties beknopt omschreven.
a. De volledige omschrijvingen zijn opgenomen in de FUWA Wegwijzer
Tandtechniek 2018, die een integraal onderdeel van deze CAO uitmaakt.
b. Bij de indeling van de functie van de werknemer wordt het bepaalde in de FUWA
Wegwijzer Tandtechniek 2018, waarin tevens de werking van het
functiewaarderingsstelsel nader is aangeduid, mede in aanmerking genomen.
FG | VOORBEELDFUNCTIES | DOEL FUNCTIE |
O | ||
A | ||
B | Assistent kroon- en
brugwerk |
Verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan
kroon- en brugwerstukken. |
B | Assistent prothesen | Verrichten van eenvoudig werkzaamheden aan
prothesen. |
B | Assistent frames | Verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan
frames. |
B | Assistent orthodontie | Vervaardigen van eenvoudige orthodontische
apparatuur; verrichten van eenvoudige werkzaamheden t.b.v. de vervaardiging van gemiddelde en moeilijke apparatuur. |
B | Chauffeur | Ophalen en bezorgen van werkopdrachten en
werkstukken/apparaten bij afnemers. |
C | Administratief medewerker | Administratief verwerken van in- en uitgaande
werkopdrachten en gerede werkstukken/apparaten. Ophalen en bezorgen van werkopdrachten en werkstukken/apparaten bij afnemers. |
D | Medewerker kroon- en
brugwerk |
Vervaardigen van kroon- en brugwerkstukken van
gemiddelde moeilijkheidsgraad; verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke kroon- en brugwerkstukken. |
D | Medewerker prothesen | Vervaardigen van prothesen van gemiddelde
moeilijkheidsgraad; verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke prothesen. |
D | Medewerker frames | Vervaardigen van frames van gemiddelde
moeilijkheidsgraad; verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke frames. |
D | Medewerker orthodontie | Vervaardigen van orthodontische apparatuur van
gemiddelde moeilijkheidsgraad; verrichten van eenvoudige werkzaamheden aan moeilijke apparatuur. |
D | Medewerker
expeditie/voorraadbeheer |
Administratief verwerken van de in- en uitgaande
voorraadbeheer werkopdrachten en gerede werkstukken/apparatuur. Op peil houden van voorraden grondstoffen en materialen. |
E | ||
F | Specialist kroon- en
brugwer |
Vervaardigen alle soorten kroon- en brugwerkstukken. |
F | Specialist prothesen | Vervaardigen van alle soorten prothesen. |
F | Specialist frames | Vervaardigen van alle soorten frames. |
G | Specialist orthodontie | Vervaardigen van alle soorten orthodontische
apparatuur. |
G | Klinisch Tandtechnicus
Kroon- en brugwer |
Idem specialist + verantwoordelijk voor het verrichten
van (niet-medische) handelingen in de mond van de patiënt (taakdelegatie). |
H | Klinisch Prothese Technicus | Idem specialist + verantwoordelijk voor het verrichten
van (niet-medische) handelingen in de mond van de edentate patiënt (taakdelegatie). |
H | Groepsleider kroon- en
brugwerk |
Realiseren van de gevraagde productie van kroon- en
brugwerkstukken, conform kwaliteitseisen. |
H | Groepsleider prothesen | Realiseren van de gevraagde productie van prothesen,
conform kwaliteitseisen. |
H | Groepsleider orthodontie | Realiseren van de gevraagde productie van
orthodontische apparatuur, conform kwaliteitseisen. |
2. Werknemers die in hoofdzaak huishoudelijke werkzaamheden verrichten, worden niet
lager ingedeeld dan in functiegroep A. Niettemin kunnen deze werknemers gedurende
maximaal 1 jaar in functiegroep 0 worden ingedeeld.
3. De werknemer die (nog) niet beschikt over de kundigheden en ervaring die voor de
vervulling van de functie van assistent, medewerker of specialist zijn vereist, maar over
meer kundigheden en ervaring beschikt dan die vereist zijn als leerling-werknemer
respectievelijk assistent respectievelijk medewerker, kan al dan niet tijdelijk in de
functiegroep A respectievelijk C respectievelijk E worden ingedeeld. Het voorgaande
geldt alleen indien de werknemer die meerdere kundigheden en ervaring voor een
substantieel deel van zijn werktijd inzet in de functie van assistent respectievelijk
medewerker respectievelijk specialist.
4. De werknemer die blijk heeft gegeven als assistent, medewerker of specialist 2 of meer
vakgebieden te beheersen, en daardoor breder inzetbaar te zijn dan normaal, kan in
de functiegroep C respectievelijk E respectievelijk G worden ingedeeld. Het
voorgaande geldt alleen indien de werknemer voor een substantieel deel van zijn
werktijd werkzaam is in 2 of meer vakgebieden.
5. Indien de door de werknemer uit te oefenen functie niet gerangschikt kan worden
onder een van de voorbeeldfuncties, wordt de werknemer in onderling overleg door e
werkgever in een van de functiegroepen ingedeeld.
BIJLAGE 2
SALARISSCHALEN
(bijlage bij artikel 22 en 23 van de CAO)
Meest recente salarisschaal is altijd te downloaden via www.bvtandtechniek.nl (exclusief
voor leden). Werknemers kunnen terecht bij LBV voor de meest recente salarisschaal.
BIJLAGE 3
AUTEURSRECHT EN BELANGRIJKE ADRESSEN
AUTEURSRECHT BTT en LBV
© CAO voor leden van de Branchevereniging Tandtechniek 2019 - 2021
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze CAO mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in
een geautomatiseerd gegevensbestand en/of openbaar gemaakt in enige vorm of op enige
wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of op enig andere manier
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van BTT en LBV.
Branchevereniging Tandtechniek (BTT)
Postbus 658
3700 AR Zeist
Telefoon: 030 – 691 5754
E-mail: info@bvtandtechniek.nl
Internet: www.bvtandtechniek.nl
Landelijke Belangen Vereniging (LBV)
Strevelsweg 700/612
3083 AS Rotterdam
Telefoon: 088 – 266 3000
E-mail: lbv@lbv.nl
Internet: www.lbv.nl
CAO-secretariaat BTT
Postbus 658
3700 AR Zeist
Telefoon: 030 – 691 5754
E-mail: info@bvtandtechniek.nl
Internet: www.bvtandtechniek.nl
Sociaal Fonds BTT
Postbus 658
3700 AR Zeist
Telefoon: 030 – 691 5754
E-mail: info@bvtandtechniek.nl
Internet: www.bvtandtechiek.n