Amsterdam, 6 maart 2009
Het loon van vrouwen ligt wereldwijd gemiddeld 22,4 procent lager dan dat van mannen. Dat blijkt uit onderzoek van de internationale vakbondsorganisatie ITUC op basis van Loonwijzer-gegevens van werknemers in twintig landen. In Nederland ligt het verschil tussen mannen en vrouwen met 17,7 procent iets onder het mondiale gemiddelde. Het onderzoek, dat is gehouden in het kader van Internationale Vrouwendag op 8 maart, laat eveneens zien dat het salarisverschil tussen mannen en vrouwen groter wordt naar mate hun leeftijd toeneemt.
De grootste loonverschillen tussen vrouwen en mannen komen voor in Brazilië (38,5 procent), Mexico (36,1), Zuid-Afrika (33,5), India (29,4) en Argentinië (29,0). Nederland behoort met 17,7 procent tot de landen waar de verschillen kleiner zijn, maar moet Denemarken (12,1 procent), Zweden (12,5) en Rusland (13,8) voor laten gaan.
Verschillen naar leeftijd
Het loonverschil wordt over het
algemeen groter naar mate de leeftijd van de werknemers toeneemt. Voor
Nederland geldt dat het loonverschil bij werknemers tussen de 25 en 34
jaar ‘slechts’ 9,2 procent is, terwijl het voor de leeftijdsgroep van
35-44 met bijna 17 procent al een stuk groter is. Boven de 45 jaar
neemt het verschil toe tot 24,5 procent en bij 55-plussers krijgen
vrouwen zelfs 25,7 procent minder betaald dan hun mannelijke
leeftijdsgenoten. Een verklaring voor deze toename kan zijn dat meer
werkervaring leidt tot meer salaris. Vrouwen profiteren daar echter
minder van omdat zij over algemeen minder werkervaring opbouwen door
hun onderbreking voor de zorg van het gezin.
Loonverschil grootst in commerciële beroepen
In de private
sector zijn de verschillen over het algemeen groter dan in de publieke
sector, al is dat niet in alle landen het geval (Finland, India en
Rusland vormen een uitzondering). Voor Nederland geldt dit loonverschil
ook: in de publieke sector verdienen vrouwen 17 procent minder dan hun
mannelijke collega’s, terwijl dat in de private sector zelfs 19,5
procent is. In de not-for-profitsector is het verschil 17,4 procent.
De verschillen zijn vooral het grootst in de commerciële beroepen (22,9 procent) gevolgd door de categorie ‘handel, transport en horeca’ (21,0). In de overheidsberoepen ‘zorg en onderwijs’ liggen de verschillen opvallend hoger (20,7) dan in de ‘(land)bouw en industrie’ (16,9).
Positieve invloed van vakbond en CAO
In bedrijven met een
collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) is het loonverschil tussen mannen
en vrouwen lager dan in bedrijven die geen CAO hebben. Dit is met name
in Hongarije en Groot-Brittannië het geval, maar ook in Nederland. In
Nederlandse bedrijven met een CAO is het loonverschil 16,2 procent
terwijl het bij bedrijven zonder CAO maar liefst 24,3 procent bedraagt.
Ook is er een verband tussen het lidmaatschap van een vakbond en het
loon. Bij medewerkers die lid zijn, liggen in alle landen de
verschillen lager (met uitzondering van Finland, waar het
tegenovergestelde het geval is).
Tussen mannen en vrouwen die parttime werken is het loonverschil over het algemeen kleiner dan tussen hun collega’s die fulltime werken. Dit geldt echter vooral voor de landen waar parttime werk minder gebruikelijk is. In Nederland, Denemarken en Groot-Brittannië, waar deeltijdwerk vaker voorkomt, is het juist omgekeerd. De loonverschillen liggen hier onder deeltijdwerkers juist nog hoger.
Download het ITUC rapport Gender (in)equality in the labour market: an overview of global trends and developments (pdf 310 kB)